ECLI:NL:RBASS:2010:BO5162

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80901 / FA RK 10-1959
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van kinderbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Assen op 28 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader verzocht om aanhouding van de behandeling tot medio oktober 2010, in afwachting van een uitspraak in een omgangsprocedure. De kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende verband was tussen de twee procedures en uitstel niet in het belang van de minderjarige zou zijn.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 254, lid 1, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zijn vervuld. Het is gebleken dat andere middelen in vrijwillig kader hebben gefaald of zullen falen om te voorkomen dat de minderjarige in zijn zedelijke en geestelijke belangen of gezondheid ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter oordeelde dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.

De beslissing houdt in dat de minderjarige onder toezicht wordt gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe voor een termijn van een jaar, en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, eveneens voor een jaar. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. A.L.J.M.A. Janssens, kinderrechter, en is ondertekend door de rechter en de griffier. Er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak, dat door een advocaat moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Beschikking d.d. 28 juli 2010
Zaaknummer 80901 / FA RK 10-1959
Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren in de gemeente [plaats] op [datum],
kind van [vader], wonende te [postcode] en [plaats], [adres] en [moeder], wonende op een geheim, bij de kinderrechter bekend, adres.
Verloop van de procedure
Op 9 juli 2010 heeft de Raad voor de Kinderbescherming Regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna te noemen: RvdK), een verzoekschrift met bijlagen ingediend, daartoe strekkende dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige wordt uitgesproken. Daarbij is onder meer een indicatiebesluit overgelegd.
Op 28 juli 2010 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn: [moeder] (de moeder), bijgestaan door haar raadsvrouwe
mr. A.H. Noorman, [vader] (de vader), mw. B. Tuitman (namens de RvdK) en
mw. J. Staal (namens Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe).
Van het dossier maakt deel uit een op 27 juli 2010 bij de griffie van de Rechtbank binnenkomen telefax-bericht afkomstig van [X] van AdjustConsultancy te Emmen. Blijkens deze fax neemt [X] de advocate van de vader gedurende haar vakantie waar, doch uitsluitend “qua postbehandeling”. Voornoemde [X]verzoekt de kinderrechter een nieuwe zittingsdatum te bepalen opdat de advocate van de vader hem ter zitting kan bijstaan.
De kinderrechter zal het verzoek niet honoreren, nu niet of onvoldoende is gebleken dat [X] in de onderhavige procedure de vader op diens verzoek bijstaat als bedoeld is in art. 280 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering jo art. 80 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daar komt bij dat blijkens voormeld schrijven van [X], het er niet voor moet worden gehouden dat de vervangingsregeling die de advocate van de vader en [X] kennelijk zijn overeengekomen, zich tevens uitstrekt over het verlenen van bijstand aan de vader, meer in het bijzonder over het doen van verzoeken als in casu door [X] aan de kinderrechter is gedaan. De kinderrechter merkt overigens op dat de vader ter zitting in de gelegenheid is gesteld, zijn zienswijze op de verzoeken van RvdK te verwoorden.
De vader heeft ter zitting verzocht de behandeling van de zaak aan te houden tot medio oktober 2010. Als redenen hiervoor heeft de vader aangevoerd dat, naar zijn zeggen, medio oktober 2010 de rechterlijke uitspraak in de omgangsprocedure wordt verwacht, hetwelk in zijn visie van betekenis is voor het antwoord op de vraag of [de minderjarige] al dan niet onder toezicht moet worden gesteld en uit huis moet worden geplaatst.
De kinderrechter besluit de zaak niet aan te houden en tot de behandeling ervan over te gaan. Hiertoe overweegt de kinderrechter dat er tussen de niet afgeronde procedure over de omgangsregeling na de echtscheiding tussen de moeder en de vader enerzijds en de onderhavige procedure anderzijds wellicht enig verband is, maar onvoldoende verband om beide procedures gelijktijdig te behandelen dan wel aan te nemen dat de uitkomst van de omgangsprocedure van invloed zal zijn op de uitkomst van de onderhavige procedure. In de onderhavige procedure naar aanleiding van de verzoeken van de RvdK dient de vraag beantwoord te worden of de hier bedoelde kinderbeschermingmaatregelen noodzakelijk zijn om de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van [de minderjarige] af te wenden, respectievelijk in het belang van de verzorging en opvoeding dan wel tot onderzoek dienen van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van [de minderjarige] zijn. Daar komt bij dat uitstel van de behandeling van deze verzoeken niet in het belang van [de minderjarige] is.
Gronden van de beslissing
Uit de overgelegde bescheiden en uit de verklaringen van de gehoorde personen blijkt naar het oordeel van de kinderrechter, dat de voorwaarde, in artikel 254, lid 1, Boek 1, Burgerlijk Wetboek, voor ondertoezichtstelling gesteld, is vervuld.
Vast is komen te staan dat andere middelen in vrijwillig kader hebben gefaald of zullen falen om te voorkomen dat de minderjarige in zijn zedelijke en geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig wordt bedreigd.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat op grond van de verkregen informatie voormelde machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht in een AWBZ-voorziening noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Beslissing
De kinderrechter:
stelt de minderjarige, voornoemd, onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe, Postbus 263, 9400 AG Assen, met ingang van heden, voor een termijn van een jaar;
verleent, conform en ter effectuering van het indicatiebesluit machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht van de minderjarige, voornoemd, met ingang van heden tot voor een termijn van een jaar;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2010, in tegenwoordigheid van D.L. Boer, griffier, en door de rechter en de griffier ondertekend.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingesteld.