RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605172-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 05 november 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[Verdachte],
[geboortedatum] 1970,
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas, advocaat te Groningen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2006 tot en met 13 februari 2008 te Assen, althans in
Nederland, (telkens) met [slachtoffer], [geboortedatum] 1992, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt een of
meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande in het
ontuchtig
- betasten van/wrijven over de (blote) buik van [slachtoffer] en/of
- zoenen en/of likken van de (blote) buik van [slachtoffer] en/of
- bijten in en/of likken aan een oor van [slachtoffer] en/of
- betasten/aanraken van de billen van [slachtoffer] en/of
- duwen van zijn (stijve) penis, althans zijn onderlichaam, tegen het lichaam
van [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2006 tot en met 13 februari 2008 te Assen, althans in
Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of
opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], [geboortedatum] 1992, aan wie verdachte (telkens) een luisterend oor bood in
haar verdriet en/of haar neerslachtigheid en/of die hij liet oppassen op zijn
kinderen,
bestaande dat plegen van ontucht (telkens) in het ontuchtig
- betasten van/wrijven over de (blote) buik van [slachtoffer] en/of
- zoenen en/of likken van de (blote) buik van [slachtoffer] en/of
- bijten in en/of likken aan een oor van [slachtoffer] en/of
- betasten/aanraken van de billen van [slachtoffer] en/of
- duwen van zijn (stijve) penis, althans zijn onderlichaam, tegen het lichaam
van [slachtoffer];
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 14 februari 2008 tot en met 5 oktober 2008 te Assen, althans in
Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of
opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], [geboortedatum] 1992, aan wie verdachte (telkens) een luisterend oor bood in
haar verdriet en/of haar neerslachtigheid en/of die hij liet oppassen op zijn
kinderen,
bestaande dat plegen van ontucht (telkens) in het ontuchtig
- betasten van/wrijven over de (blote) buik van [slachtoffer] en/of
- zoenen en/of likken van de (blote) buik van [slachtoffer] en/of
- bijten in en/of likken aan een oor van [slachtoffer] en/of
- betasten/aanraken van de billen van [slachtoffer] en/of
- duwen van zijn (stijve) penis, althans zijn onderlichaam, tegen het lichaam
van [slachtoffer];
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen 1 primair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2
jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede een ambulante
behandeling bij het AFPN inhoudt;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], ten bedrage van
€ 1563,95;
* oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten bedrage van € 1563,95, subsidiair 25
dagen hechtenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de raadsvrouw van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen, dat er bij verdachte een hoedanigheid bestond, die een min of meer grote mate van afhankelijkheid van verdachte meebracht, en dat verdachte daardoor een zeker overwicht tegenover het minderjarig slachtoffer had.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verbalisant [verbalisant]1;
- de aangifte van [aangeefster]2;
- een tweetal brieven3;
- de verklaring van verdachte4;
- mail- en MSN-berichten5;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 13 februari 2008 te Assen, met [slachtoffer], [geboortedatum] 1992, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- betasten van/wrijven over de blote buik van [slachtoffer] en
- zoenen en likken van de blote buik van [slachtoffer] en
- bijten in en likken aan een oor van [slachtoffer] en
- betasten/aanraken van de billen van [slachtoffer] en
- duwen van zijn stijve penis, tegen het lichaam van [slachtoffer].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De rechtbank heeft ook de handelingen die zijn beschreven in de twee laatste (bovenstaande) gedachtenstreepjes bewezen verklaard, nu de rechtbank de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en consistent acht en verdachte bedoelde handelingen niet heeft
ontkend. De verdachte zal van het onder 1 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte - waaronder de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 06 oktober 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en de reclasseringsrapportage-, de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij gedurende ruim een half jaar, vorenomschreven ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer. Deze handelingen vonden zowel bij verdachte als bij het slachtoffer thuis plaats. Tussen verdachte en het slachtoffer bestond een groot leeftijdsverschil. De ontuchtige handelingen hebben grote gevolgen (gehad) voor het slachtoffer, zoals ook blijkt uit haar bij het proces-verbaal bevindende brieven en de schriftelijke slachtofferverklaring.
De officier van justitie heeft oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd met als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel, reclasseringstoezicht mede inhoudende een behandeling bij de AFPN.
De raadsvrouw van verdachte heeft geconcludeerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht inhoudende een behandeling.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijk taakstraf (in de vorm van een werkstraf), recht doen aan de strafbare feiten. De rechtbank heeft met name in de keuze van de strafsoort en -maat laten meewegen, dat het vrij oude en in de mate van ernst relatief lichte feiten betreffen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, ter beteugeling van het recidiverisico, de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, inhoudende een behandeling bij de AFPN, verbinden.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag, zijnde de immateriële schade, voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige, de materiële schade (kosten nieuwe telefoon), acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, wegens het ontbreken van het causale verband tussen de feiten en de schade. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de onder 1 primair bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten zijn toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, hetgeen mede inhoudt dat verdachte zich ambulant laat behandelen door de AFPN, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
- een taakstraf bestaande uit 150 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 1500,--, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 1500,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en
mr. J.M.M. van Woensel, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 05 november 2010.
1 Op pagina 24 van het proces-verbaal van politie Drenthe, dossiernr: PL031E/09-500989 (het PV)
2 Op pagina 15ev van het PV
3 Op pagina 13 en 14 van het PV
4 Op pagina 32 van het PV
5 Op pagina 45ev van het PV;
Parketnummer: 19.605172-10
Uitspraak d.d.: 05 november 2010 7