RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830101-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 29 juni 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
Verdachte,
geboren te C op een datum in 1978,
adres,
verblijvende in Huis van Bewaring Doetinchem, Hogenslagweg 8 te Doetinchem.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 juni 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.R. Eising, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in de periode van 26 april 2010 tot en met 2 mei 2010, te U, althans in de gemeente W, althans in het arrondissement Assen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel slachtoffer S, heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of de keel/hals van die S heeft vastgepakt en/of in de keel/hals van die S heeft geknepen, waardoor die S (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. S. Kromdijk, acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert voor dit feit een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Zij vordert verder de tenuitvoerlegging van de resterende 5 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 27 november 2007.
Voorts vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter bij deze rechtbank van 12 december 2007.
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2010.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Zuidwest, basiseenheid Meppel/Westerveld, registratienummer PL033Q 2010026665-1 d.d. 18 mei 2010, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidwest, basiseenheid Meppel/Westerveld, proces-verbaalnummer PL033Q 2010026665-2, d.d. 2 mei 2010, houdende de aangifte van slachtoffer S, wonende te U (pagina's 20 t/m 22);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidwest, basiseenheid Meppel/Westerveld, proces-verbaalnummer PL033Q 2010026665-13, d.d. 17 mei 2010, houdende de verklaring van de verdachte (pagina's 30 t/m 38).
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 mei 2010 tot en met 2 mei 2010 in de gemeente W telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel slachtoffer S heeft geslagen en geschopt en de keel/hals van die S heeft vastgepakt, waardoor die S letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 300 juncto artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 28 mei 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder en ook ter zake van soortgelijke misdrijven tegen zijn levensgezel is veroordeeld.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De raadsvrouw heeft onder meer gepleit voor een lagere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat het hier ernstige feiten betreft waarbij verdachte door zijn handelen een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer S.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte, die een fors strafblad heeft, reeds bij herhaling is veroordeeld terzake van geweld (tegen zijn levensgezel S).
De rechtbank zal rekening houden rekening houden met de omstandigheid dat er kennelijk jarenlang een ambivalente verhouding tussen verdachte en zijn toenmalige vriendin, slachtoffer S, heeft bestaan, waarbij het bij onenigheden kennelijk met enige regelmaat over en weer tot een handgemeen kwam, waarbij ook zijn vriendin zich niet onbetuigd liet. Verdachte heeft ter terechtzitting benadrukt dat hij zijn relatie met S als definitief verbroken ziet en dat feiten als de onderhavige niet meer zullen voorkomen.
Gelet op genoemde omstandigheden zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht een passende bestraffing is van deze verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830192-07
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar, nu de verdachte, eerder bij vonnis van 27 november 2007 van deze rechtbank is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en hij zich tijdens de gestelde proeftijd, die door de rechtbank bij vonnis van 27 januari 2009 met een jaar werd verlengd, heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard.
Bij vonnis van deze rechtbank van 29 september 2009 werd van genoemde voorwaardelijke straf van 6 maanden reeds 1 maand tenuitvoergelegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals dat door de raadsvrouw is bepleit, de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/810278-06
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar, nu de verdachte, eerder bij vonnis van 12 december 2007 van de politierechter bij deze rechtbank is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en hij zich tijdens de gestelde proeftijd, die door de rechtbank bij vonnis van 29 september 2009 met een jaar werd verlengd, heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals dat door de raadsvrouw is bepleit, de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14f, 14g, 14h, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830192-07
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 27 november 2007 van deze rechtbank gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/810278-06
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 12 december 2007 van de politierechter bij deze rechtbank gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, en mr. C.P. van Gastel en mr. H.R. Bracht, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 juni 2010.