RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830128-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. Noord, De Grittenborgh te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 05 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 juni 2010 tot en met 27 juni 2010, te Assen, althans in de
gemeente Assen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen (telkens) een aantal scheermesjes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 28 juni 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal
scheermesjes en/of een blikje knakworst en/of twee, althans een, blikje(s)
cola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3. hij op of omstreeks 21 juni 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (accu-)
boormachine (merk: Metabo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. C.C. Westerling-Diderich acht hetgeen onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* het opleggen van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor
stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 1 en 2 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte van [aangever]1;
- de bevindingen van [verbalisant 1] 2
- de bekenende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
- [Aangever] doet3 namens [slachtoffer 2] aangifte van winkeldiefstal op 21 juni 2010 te Assen van een Metabo accuboormachine. Een man bevond zich in de gang van het elektrisch gereedschap. Hij had duidelijk zichtbaar iets onder zijn jas en ging de kassa voorbij. De man werd aangesproken, ging door het lint en klom over het hek. Van die man zijn beelden gemaakt bij zijn binnenkomst. De beelden zijn de politie gegeven.
- een beeld van een beveiligingscamera4.
- [verbalisant 2] verklaart5 dat [getuige], medewerker van [slachtoffer 2], heeft medegedeeld dat hij op 21 juni 2010 zag dat een persoon een Metabo boormachine onder zijn jas had gestopt en vervolgens de winkel wilde verlaten. De verdachte klom over het hek en verloor daarbij de accu die bij de boormachine hoorde. In de winkel werd de verpakking van deze Metabo boormachine leeg aangetroffen.
- [verbalisant 3] verklaart6 dat zij van de daderbeelden van de bewakingscamera van de diefstal bij [slachtoffer 2] te Assen op 21 juni 2010, [verdachte] voor 100% herkent.
- Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bij [slachtoffer 2] te zijn geweest. Hij is door winkelpersoneel gevraagd naar een boormachine. Hij is weggegaan door over een hek te klimmen.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 23 juni 2010 tot en met 27 juni 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telkens een aantal scheermesjes, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2. hij op 28 juni 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal scheermesjes en een blikje knakworst en twee blikjes cola, toebehorende aan [slachtoffer 1];
3. hij op 21 juni 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een accuboormachine (merk: Metabo), toebehorende aan [slachtoffer 2].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: Diefstal, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
onder 3: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij het opleggen van na te noemen maatregel in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister, d.d. 16 september 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de eis van de officier van justitie mr. C.C. Westerling-Diderich. Zij vordert dat de rechtbank de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren zal opleggen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit geen ISD-maatregel op te leggen. Zij acht de maatregel op dit moment buitenproportioneel, te meer nu er ook een ander dranghulptraject kan worden ingezet.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten en adviezen van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 10 augustus 2010 en 03 september 2010. Uit de inhoud van deze stukken en de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Het enkele argument dat verdachte niet aan de ISD-maatregel wil worden onderworpen, is geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in haar eis volgen.
Met het oog op beëindiging van de recidive van verdachte, mede om alle kansen te geven aan de oplossing van zijn problematiek, en voorts ter optimale beveiliging van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.
Tevens zal de rechtbank gelasten dat het openbaar ministerie binnen drie maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank bericht omtrent de wenselijkheid en de noodzakelijkheid van de voortzetting van de maatregel. De rechtbank kan dan worden geïnformeerd omtrent de stand van zaken omtrent het verblijfsplan van veroordeelde.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 38m, 38n, 38o en 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
De rechtbank gelast dat het openbaar ministerie binnen drie maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank bericht omtrent de wenselijkheid en de noodzakelijkheid van de voortzetting van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mr. C.P. van Gastel en mr. E.C.M. Wolfert, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 oktober 2010.
1 op pagina 17/18 van het proces-verbaal van Politie Drenthe, zaaknr: PL031S 2010047956 (het PV)
2 op pagina 22/23 van het PV
3 op pagina 25/26 van het PV
4 op pagina 30 van het PV
5 op pagina 35 van het PV
6 op pagina 36 van het PV
RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830128-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. Noord, De Grittenborgh te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 05 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 juni 2010 tot en met 27 juni 2010, te Assen, althans in de
gemeente Assen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen (telkens) een aantal scheermesjes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 28 juni 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal
scheermesjes en/of een blikje knakworst en/of twee, althans een, blikje(s)
cola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3. hij op of omstreeks 21 juni 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (accu-)
boormachine (merk: Metabo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. C.C. Westerling-Diderich acht hetgeen onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* het opleggen van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor
stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 1 en 2 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte van [aangever]1;
- de bevindingen van [verbalisant 1] 2
- de bekenende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
- [Aangever] doet3 namens [slachtoffer 2] aangifte van winkeldiefstal op 21 juni 2010 te Assen van een Metabo accuboormachine. Een man bevond zich in de gang van het elektrisch gereedschap. Hij had duidelijk zichtbaar iets onder zijn jas en ging de kassa voorbij. De man werd aangesproken, ging door het lint en klom over het hek. Van die man zijn beelden gemaakt bij zijn binnenkomst. De beelden zijn de politie gegeven.
- een beeld van een beveiligingscamera4.
- [verbalisant 2] verklaart5 dat [getuige], medewerker van [slachtoffer 2], heeft medegedeeld dat hij op 21 juni 2010 zag dat een persoon een Metabo boormachine onder zijn jas had gestopt en vervolgens de winkel wilde verlaten. De verdachte klom over het hek en verloor daarbij de accu die bij de boormachine hoorde. In de winkel werd de verpakking van deze Metabo boormachine leeg aangetroffen.
- [verbalisant 3] verklaart6 dat zij van de daderbeelden van de bewakingscamera van de diefstal bij [slachtoffer 2] te Assen op 21 juni 2010, [verdachte] voor 100% herkent.
- Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bij [slachtoffer 2] te zijn geweest. Hij is door winkelpersoneel gevraagd naar een boormachine. Hij is weggegaan door over een hek te klimmen.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 23 juni 2010 tot en met 27 juni 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telkens een aantal scheermesjes, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2. hij op 28 juni 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal scheermesjes en een blikje knakworst en twee blikjes cola, toebehorende aan [slachtoffer 1];
3. hij op 21 juni 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een accuboormachine (merk: Metabo), toebehorende aan [slachtoffer 2].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: Diefstal, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
onder 3: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij het opleggen van na te noemen maatregel in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister, d.d. 16 september 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de eis van de officier van justitie mr. C.C. Westerling-Diderich. Zij vordert dat de rechtbank de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren zal opleggen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit geen ISD-maatregel op te leggen. Zij acht de maatregel op dit moment buitenproportioneel, te meer nu er ook een ander dranghulptraject kan worden ingezet.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten en adviezen van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 10 augustus 2010 en 03 september 2010. Uit de inhoud van deze stukken en de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Het enkele argument dat verdachte niet aan de ISD-maatregel wil worden onderworpen, is geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in haar eis volgen.
Met het oog op beëindiging van de recidive van verdachte, mede om alle kansen te geven aan de oplossing van zijn problematiek, en voorts ter optimale beveiliging van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.
Tevens zal de rechtbank gelasten dat het openbaar ministerie binnen drie maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank bericht omtrent de wenselijkheid en de noodzakelijkheid van de voortzetting van de maatregel. De rechtbank kan dan worden geïnformeerd omtrent de stand van zaken omtrent het verblijfsplan van veroordeelde.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 38m, 38n, 38o en 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
De rechtbank gelast dat het openbaar ministerie binnen drie maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank bericht omtrent de wenselijkheid en de noodzakelijkheid van de voortzetting van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mr. C.P. van Gastel en mr. E.C.M. Wolfert, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 oktober 2010.
1 op pagina 17/18 van het proces-verbaal van Politie Drenthe, zaaknr: PL031S 2010047956 (het PV)
2 op pagina 22/23 van het PV
3 op pagina 25/26 van het PV
4 op pagina 30 van het PV
5 op pagina 35 van het PV
6 op pagina 36 van het PV