RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605011-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum]1983,
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 05 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van der Veen, advocaat te Drachten.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 25 september 2009, te Nijeveen, althans in de gemeente Meppel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nijeveense Bovenboer, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend de kruising van de Nijeveense Bovenboer met de Burgemeester Slompweg en de Schuurmansweg te naderen en/of op te rijden,
- terwijl ter plaatse het uitzicht op de Schuurmansweg door een heg werd verminderd/belemmerd en/of
- terwijl verdachte de snelheid van haar voertuig, gelet op het verminderde/belemmerde zicht, onvoldoende had aangepast,
waarna verdachte (vervolgens) in botsing is gekomen met een op de Schuurmansweg rijdende bromfietser, aan welke bromfietser verdachte voorrang diende te verlenen,
tengevolge waarvan [slachtoffer], bestuurder van genoemde bromfiets, zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het linker bovenbeen en/of een gebroken rechterpols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
zij op of omstreeks 25 september 2009, te Nijeveen, althans in de gemeente Meppel, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Nijeveense Bovenboer,
- terwijl ter plaatse het uitzicht op de Schuurmansweg door een heg werd verminderd/belemmerd en/of
- terwijl verdachte de snelheid van haar voertuig, gelet op het verminderde/belemmerde zicht, onvoldoende had aangepast,
in botsing is gekomen met een op de Schuurmansweg rijdende bromfietser, aan welke bromfietser verdachte voorrang diende te verlenen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
? een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis;
? 2 maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, geheel
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte als bestuurder van een personenauto bij de onderhavige kruising naar rechts heeft gekeken, maar de van rechtskomende (en voorranghebbende) bromfietser niet heeft opgemerkt. Verdachte is de kruising opgereden en de bromfietser kwam in botsing met de personenauto van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat -in casu- de door verdachte gemaakte voorrangsfout geen schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
- een proces-verbaal Verkeersongevalanalyse politie van de politie Frysân, nr. 250909.0900.2543;
- de verklaring van [slachtoffer] (op pagina 9ev van het proces-verbaal van de politie Drenthe, registratienummer: 2009043115);
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 25 september 2009, te Nijeveen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Nijeveense Bovenboer,
- terwijl ter plaatse het uitzicht op de Schuurmansweg door een heg werd verminderd
in botsing is gekomen met een op de Schuurmansweg rijdende bromfietser, aan welke bromfietser verdachte voorrang diende te verlenen,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd,
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 september 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, voormelde eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte inhoudende een referte met betrekking tot de strafmaat.
Verdachte heeft door het niet verlenen van voorrang een botsing veroorzaakt tussen de door haar bestuurde personenauto en een van rechtskomende bromfietser. De bromfietser raakte daarbij gewond. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer en de verklaring van verdachte (ter terechtzitting) is gebleken dat deze botsing voor beiden een grote impact heeft gehad.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals door de officier van justitie is gevorderd recht doet aan het strafbare feit. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een geldboete ten bedrage van € 500,--, met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mr. C.P. van Gastel en mr. E.C.M. Wolfert, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 oktober 2010.
RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605011-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum]1983,
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 05 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van der Veen, advocaat te Drachten.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 25 september 2009, te Nijeveen, althans in de gemeente Meppel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nijeveense Bovenboer, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend de kruising van de Nijeveense Bovenboer met de Burgemeester Slompweg en de Schuurmansweg te naderen en/of op te rijden,
- terwijl ter plaatse het uitzicht op de Schuurmansweg door een heg werd verminderd/belemmerd en/of
- terwijl verdachte de snelheid van haar voertuig, gelet op het verminderde/belemmerde zicht, onvoldoende had aangepast,
waarna verdachte (vervolgens) in botsing is gekomen met een op de Schuurmansweg rijdende bromfietser, aan welke bromfietser verdachte voorrang diende te verlenen,
tengevolge waarvan [slachtoffer], bestuurder van genoemde bromfiets, zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het linker bovenbeen en/of een gebroken rechterpols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
zij op of omstreeks 25 september 2009, te Nijeveen, althans in de gemeente Meppel, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Nijeveense Bovenboer,
- terwijl ter plaatse het uitzicht op de Schuurmansweg door een heg werd verminderd/belemmerd en/of
- terwijl verdachte de snelheid van haar voertuig, gelet op het verminderde/belemmerde zicht, onvoldoende had aangepast,
in botsing is gekomen met een op de Schuurmansweg rijdende bromfietser, aan welke bromfietser verdachte voorrang diende te verlenen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
? een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis;
? 2 maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, geheel
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte als bestuurder van een personenauto bij de onderhavige kruising naar rechts heeft gekeken, maar de van rechtskomende (en voorranghebbende) bromfietser niet heeft opgemerkt. Verdachte is de kruising opgereden en de bromfietser kwam in botsing met de personenauto van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat -in casu- de door verdachte gemaakte voorrangsfout geen schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
- een proces-verbaal Verkeersongevalanalyse politie van de politie Frysân, nr. 250909.0900.2543;
- de verklaring van [slachtoffer] (op pagina 9ev van het proces-verbaal van de politie Drenthe, registratienummer: 2009043115);
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 25 september 2009, te Nijeveen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Nijeveense Bovenboer,
- terwijl ter plaatse het uitzicht op de Schuurmansweg door een heg werd verminderd
in botsing is gekomen met een op de Schuurmansweg rijdende bromfietser, aan welke bromfietser verdachte voorrang diende te verlenen,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd,
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 september 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, voormelde eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte inhoudende een referte met betrekking tot de strafmaat.
Verdachte heeft door het niet verlenen van voorrang een botsing veroorzaakt tussen de door haar bestuurde personenauto en een van rechtskomende bromfietser. De bromfietser raakte daarbij gewond. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer en de verklaring van verdachte (ter terechtzitting) is gebleken dat deze botsing voor beiden een grote impact heeft gehad.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals door de officier van justitie is gevorderd recht doet aan het strafbare feit. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een geldboete ten bedrage van € 500,--, met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mr. C.P. van Gastel en mr. E.C.M. Wolfert, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 oktober 2010.