RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830283-09
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te Buzau op [geboortedatum] 1990,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Zaandam.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2009 tot en met 04 december 2009 te Exloo, gemeente Borger-Odoorn, althans in het arrondissement Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer valse of vervalste betaalpassen, waardekaarten of enige andere voor het publiek beschikbare kaarten,
bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties
langs geautomatiseerde weg, heeft/hebben afgeleverd, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben ontvangen, zich heeft/hebben verschaft, heeft/hebben vervoerd, heeft/hebben verkocht of heeft/hebben overgedragen, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die pas of kaart bestemd was voor gebruik als ware deze echt en onvervalst;
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 4 december 2009
te Exloo, althans in de gemeente Borger-Odoorn, althans in Nederland heeft
deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk het in georganiseerd verband en/of met behulp van elektronische/
digitale hulpmiddelen verkrijgen van elektronische/digitale gegevens en/of
pincodes van (eigenaren/houders van) bankpassen en/of creditcards en/of het
(vervolgens) vervaardigen van (valse/ vervalste) bankpassen en/of creditcards,
teneinde hiermee/op deze wijze te kunnen beschikken over de financiële
tegoeden van bedoelde eigenaren/houders.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie G. Wilbrink acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
Ten aanzien van feit 1, waar het gaat om de vraag of er sprake is van medeplegen, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte is aangetroffen op de bijrijdersstoel van de auto waarin een hoeveelheid geld en valse betaalpassen is aangetroffen. Verdachte heeft erkend dat hij met een valse betaalpas geld heeft opgenomen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij bevriend is met de dochter van medeverdachte [naam medeverdachte 1]. Deze [naam medeverdachte 1] heeft de auto waarin verdachte is aangetroffen uitgeleend aan verdachte op diens verzoek. Medeverdachte [naam medeverdachte 2] was de bestuurder van die auto. Ook [naam medeverdachte 2] heeft geld gepind met valse betaalpassen zo blijkt uit zijn verklaring.
[naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van verdachte een Roemeense jongen naar Emmen moest brengen. De dag ervoor heeft [naam medeverdachte 1] zijn Tomtom aan verdachte uitgeleend. Als [naam medeverdachte 1] de Roemeense jongen heeft opgepikt blijkt deze in het bezit te zijn van zijn Tomtom. Via Exloo komt [naam medeverdachte 1] in Emmen en treft daar verdachte met nog een Roemeense man, dat blijkt later [naam medeverdachte 2] te zijn. Verdachte is daarna weggegaan in de auto van [naam medeverdachte 1] samen met [naam medeverdachte 2].
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking zodat kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd met anderen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit niet kan worden bewezen. Volgens de verdediging kan gesproken worden van een criminele organisatie indien er sprake is van een zekere structuur, duur-zaamheid en hiërarchie in die organisatie. Dat daarvan sprake zou zijn, blijkt niet uit het dossier, daartoe zijn onvoldoende aanknopingspunten. Bovendien heeft het handelen van verdachte niet bijgedragen aan het vermeende criminele oogmerk.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De officier van justitie voert daartoe aan dat op 03 december 2009 bankgegevens zijn geskimd in Vianen. De volgende dag is er door verdachte en [naam medeverdachte 2] in Exloo met de passen met daarop de geskimde gegevens, geld gepind. De door verdachte gepleegde delicten kunnen in de optiek van de officier van justitie gezien deze omstandigheden niet anders dan zijn gepleegd in gezamenlijk crimineel verband.
De rechtbank overweegt dat gesproken kan worden van deelname door verdachte aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, indien er sprake is van deelname aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Iemand kan als deelnemer aan een criminele organisatie worden aangemerkt, als hij tenminste een aandeel heeft dan wel ondersteuning verleent aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie, in casu het valselijk opmaken van waardekaarten en het voorhanden hebben van deze waarde-kaarten, het plegen van diefstal van geld met deze waardekaarten en het voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen die bestemd zijn voor het plegen van enig in artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
Met de officier van justitie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op 03 december 2009 is in Vianen skimapparatuur geplaatst. Deze apparatuur is op 04 december 2009 weer verwijderd. Met de geskimde betalingsgegevens is door verdachte op 04 december 2009 geld opgenomen bij een pinautomaat in Exloo. Verdachte en [naam medeverdachte 2] zijn naar Emmen gereisd om daar de auto van [naam medeverdachte 1] in ontvangst te nemen om vervolgens naar Exloo te rijden om daar met de valse passen geld te pinnen.
Op dezelfde dag is met dezelfde geskimde gegevens ook geld gepind in Roemenie, Italië en Groot-Brittannië. Ook elders in Nederland is op dezelfde dag geld opgenomen. Dit betekent dat er meerdere kopieën van de geskimde gegevens moeten zijn gemaakt en verspreid. Dit kan niet anders dan in georganiseerd verband door meerdere personen zijn gedaan, waarbij onderlinge afspraken zijn gemaakt.
De rechtbank is op basis van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat er sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, mede gezien de voorbereidingen die moeten zijn getroffen voor het plaatsen en weghalen van de skimapparatuur, het kopiëren en aanmaken van de pasjes in het buitenland. Ook dat verdachte met anderen afspraken heeft gemaakt over het vervoer naar Exloo en over het pinnen van het geld in Exloo.
De rechtbank concludeert dan ook dat er gelet op het aantal aangetroffen bankpassen in de auto in Exloo op grote schaal valse waardekaarten zijn opgemaakt met de bedoeling om daarmee geld op te nemen. De rechtbank overweegt dat het op deze grote schaal opzettelijk valselijk opmaken van waardekaarten waarmee geld wordt opgenomen in binnen- en buitenland, niet zonder de structuur van een criminele organisatie kan plaatsvinden.
Mede gelet op de hoeveelheid aangetroffen betaalpassen en bankbiljetten kon verdachte vermoeden dat het beschikbaar stellen en gebruik van die betaalpassen alleen in georganiseerd verband is te realiseren. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het criminele oogmerk van de organisatie.
Gelet op de rol van verdachte acht de rechtbank voorts bewezen dat hij niet alleen een aandeel had in de gedragingen verband houdend met het oogmerk van deze organisatie, doch ook behoorde tot deze organisatie. Immers nadat vanuit de organisatie het plan werd opgevat om op 4 december grootschalig te gaan pinnen met op 3 december geskimde betaalpasgegevens, vertrok verdachte op 4 december naar Exloo om aldaar te gaan pinnen. Daaraan voorafgaand, op donderdagavond 3 december, was het verdachte die regelde dat een medeverdachte op 4 december naar de plaats waar zou worden gepind, werd vervoerd. Blijkens de verklaring van [naam medeverdachte 1] regelde verdachte vervolgens dat met de auto van [naam medeverdachte 1] naar Exloo werd gereden. Verdachte was bovendien blijkens de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 2] degene die wist waar er gepind moest worden.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 december 2009 te Exloo, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk valse betaalpassen, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, voorhanden heeft gehad, heeft vervoerd, zulks terwijl hij, verdachte en zijn medeverdachten wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die pas of kaart bestemd was voor gebruik als ware deze echt en onvervalst;
hij in de periode van 3 december 2009 tot en met 4 december 2009 te Exloo, heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het in georganiseerd verband en met behulp van elektronische/digitale hulpmiddelen verkrijgen van elektronische/digitale gegevens en pincodes van eigenaren/houders van bankpassen en het vervolgens vervaardigen van valse bankpassen, teneinde hiermee te kunnen beschikken over de financiële tegoeden van bedoelde eigenaren/houders.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: medeplegen van opzettelijk een valse betaalpas, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, voorhanden hebben en vervoeren, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de pas bestemd is voor zodanig gebruik, als ware deze echt en onvervalst,
strafbaar gesteld bij artikel 232 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 11 mei 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van valse betaalpassen, waarmee hij geld heeft opgenomen bij de Rabobank in Exloo van rekeningen van mensen waarvan de gegevens geskimd waren. Op dezelfde dag werden met valse kopieën van dezelfde betaalpassen opnamen gedaan in Roemenië, Italië en Groot-Brittannië. Dit is gebeurd in georganiseerd verband, waarvan verdachte deel heeft uitgemaakt.
Het elektronische betalingsverkeer is gebaseerd op vertrouwen. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat is vereist voor het goed functioneren van dit betalingsverkeer. Het kost de banken jaarlijks onnoemelijk veel geld om de schade van hun klanten als gevolg van skimmen te vergoeden. Daarbij komt dat het skimmen veel overlast voor rekeninghouders oplevert. De rechtbank overweegt dat verdachte kennelijk puur uit geldelijk gewin heeft gehandeld en daarbij geen enkele notie heeft genomen van de gevolgen van zijn handelen voor het elektronische betalingsverkeer en de belangen van rekeninghouders. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval
een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG MAANDEN waarvan een gedeelte groot ZES MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 oktober 2010.
Parketnummer: 19.830283-09
Uitspraak d.d.: 15 oktober 2010 6