ECLI:NL:RBASS:2010:BO0535

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.605618-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens psychose na poging tot doodslag en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 15 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en diefstal. De verdachte heeft op 18 juni 2009 in Emmen geprobeerd een vrouw, geboren in 1941, van het leven te beroven door haar met kracht te duwen en meermalen te schoppen terwijl zij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waaronder ADHD en een acute psychotische episode. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was voor zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging voor het feit van poging tot doodslag.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een diefstal van een fiets op 30 april 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dit feit wel toerekenbaar was, ondanks dat hij onder invloed van alcohol was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een voorwaardelijke straf van 20 dagen hechtenis bij niet-naleving, en een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 117,75 te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor het eerste feit van alle rechtsvervolging is ontslagen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer, die tot aan haar overlijden in maart 2010 met de gevolgen van de mishandeling heeft moeten leven. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling van zijn psychiatrische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605618-09
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1980,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 18 juni 2009 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1941), met kracht, die [slachtoffer] heeft geduwd (waardoor zij is gevallen) en/of terwijl zij op de grond ligt, meermalen, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 18 juni 2009 in de gemeente Emmen aan een persoon genaamd [slachtoffer], (geboren [geboortedatum] 1941) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk, met kracht, tegen het lichaam te duwen (waardoor zij is
gevallen) en/of, terwijl zij op de grond ligt, meermalen, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te trappen/schoppen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 18 juni 2009 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1941), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met kracht, die [slachtoffer] heeft geduwd (waardoor zij is gevallen) en/of terwijl zij op de
grond ligt, meermalen, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op of omstreeks 30 april 2009 in de gemeente Emmen met het oogmerk van weder-rechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, merk Batavus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 30 april 2009 in de gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, merk Batavus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Tengevolge van een kennelijke vergissing ontbreekt in de tenlastelegging onder feit 1 primair in de tweede zin na het woord 'opzettelijk' de naam van het slachtoffer [slachtoffer]. De rechtbank herstelt deze vergissing door de naam van het slachtoffer in te lezen. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie G. Wilbrink acht hetgeen onder 1 primair en 2 primair is tenlastege-legd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* ontslag van alle rechtsvervolging met betrekking tot feit 1 primair;
* 40 uren werkstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, en diagnose en behandeling bij de AFPN;
* toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bewijsmotivering
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten gaat de rechtbank van de volgende bewijsmiddelen uit.
Ten aanzien van feit 1.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 19 juni 2009 1, dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Aangeefster is op 18 juni 2009 in Emmen op weg naar haar auto en wordt gepasseerd door 2 mannen en een vrouw. De langste van die twee mannen komt op aangeefster af en vraagt of hij haar mag helpen. Aangeefster antwoordt dat dit niet nodig is en loopt verder naar haar auto. Op het moment dat zij in haar auto wil stappen wordt zij door diezelfde man bij haar heupen vastgepakt en opgetild. Aangeefster wordt op de grond gegooid en komt op haar buik terecht. Als aangeefster op wil staan wordt zij door die persoon hard in het gezicht gestompt. Als aangeefster opnieuw wil opstaan wordt zij hard in haar buik geschopt. Aangeefster voelt pijn aan haar ribben en elleboog. Aangeefster kan zich niet meer herinneren dat zij in haar gezicht is geschopt.
Aangeefster is naar het ziekenhuis gebracht en daar wordt geconstateerd dat zij kneuzingen heeft aan gezicht, elleboog, ribben en knie. Verder zijn haar tong en lippen kapot. Aangeefster heeft pijn in haar hele lichaam.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige] d.d. 19 juni 2009 2, dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Getuige verklaart dat verdachte al enige tijd gespannen was en dat hij, zijn stiefdochter Kim Hulst en verdachte de ochtend van 18 juni 2009 bij de zus van getuige zijn geweest voor een behandeling. De zus van getuige is magnetiseur.
Getuige, [naam getuige]en verdachte waren op weg naar de auto. Buiten ziet getuige een vrouw een trapje afkomen en dat zij moeilijk liep. Verdachte ziet die vrouw ook en loopt op haar af om zijn hulp aan te bieden. Getuige merkt aan de vrouw dat zij zich niet helemaal op haar gemak voelde.
Als getuige met zijn auto bezig is gebeurt het gewoon. Getuige ziet dat verdachte die vrouw vastpakt en er wordt geduwd en getrokken. Getuige ziet dat de vrouw op haar zij valt en dat het niet om struikelen ging. Verdachte moet haar geduwd hebben. Als de vrouw op de grond ligt wordt zij uitgescholden door verdachte. Daarna ziet de getuige dat verdachte de vrouw twee maal hard tegen haar hoofd schopt. Ook schopt hij de vrouw met kracht in haar ribben.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige] d.d. 19 juni 2009 3, dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Getuige geeft aan dat verdachte al de hele week onrustig was en niet kon slapen.
Op 18 juni 2009 is getuige met haar stiefvader en verdachte bij een tante geweest voor een behandeling.
Als men na de behandeling buiten lopen ziet getuige dat verdachte een vrouw wil helpen die dat eigenlijk niet wil. Getuige ziet dat verdachte die vrouw een duw geeft en dat zij daardoor op de grond valt.
Getuige ziet dat verdachte die vrouw in het gezicht trapt en dat hij haar uitscheldt.
- een geneeskundige verklaring 4 d.d. 26 juni 2009 opgemaakt door de KNO-arts dr. P.S.J.Z. Mulkens, betreffende het slachtoffer [naam slachtoffer]. De verklaring houdt in -zakelijk weergegeven-:
De arts heeft het slachtoffer op 18 juni 2009 onderzocht.
Als uitwendig letsel wordt waargenomen een neusbloeding na neusletsel (L > R). Verder is er sprake van uitwendig ernstig bloedverlies.
Ten aanzien van feit 2.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 16 mei 2009 5, dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Op 30 april 2009 heeft aangever zijn fiets in het centrum van Emmen, bij de fietsenstalling bij de Hema neergezet en op slot gedaan. Als aangever tegen 03.00 uur zijn fiets wil pakken blijkt de fiets weg te zijn. Aangever gaat naar zijn fiets zoeken samen met zijn vriendin. Op een gegeven moment komt er een man naar de vriendin van aangever toe. De man stelt zich voor als [naam verdachte]. Ene [naam getuige] die daar ook bij is roept tegen de vriendin van aangever dat [naam verdachte] fietsen meeneemt en dat zij daarvoor moet oppassen.
Op een gegeven moment spreekt aangever met [naam verdachte] er over dat zijn fiets was gestolen en of [naam verdachte] die fiets had meegenomen. [naam verdachte] biedt 150 euro maar geeft dat uiteindelijk niet aan aangever. [naam verdachte] heeft zijn adres en telefoonnummer aan aangever gegeven.
[naam verdachte] was vervelend en dronken. Men gaat uit elkaar en aangever vindt zijn fiets terug bij de parkeerplaats aan de Flintstraat. De fiets is gedeeltelijk vernield en de schade bedraagt ongeveer 150 euro.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige] d.d. 01 juli 2009 6, dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Getuige verklaart dat zij de vriendin is van aangever [naam aangever].
Als getuige en aangever er achter komen dat de fiets van aangever is gestolen gaat men de fiets zoeken. Men komt dan ene [naam getuige] tegen die geïnformeerd wordt over de diefstal. Tijdens dat gesprek komt verdachte er ook bij staan en mengt zich in het gesprek. Als verdachte weer weg is vertelt [naam getuige] dat hij verdachte heeft zien lopen met een afgesloten fiets.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getugie] d.d. 30 april 2009 7, dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Getuige bevond zich op 30 april 2009, kort na middernacht in het centrum van Emmen, vlak naast de Hema. Getuige ziet een persoon een fiets wegnemen die voor de Hema stond. De persoon nam de fiets al lopend mee. Getuige denkt direct aan een fietsendiefstal en loopt achter die persoon aan. De persoon loopt met de afgesloten fiets door het centrum richting de Weerdingerstraat.
Als getuige bij de Weerdingerstraat komt gaat hij terug naar de Hema en wordt daar aangesproken door een hem bekend meisje. Zij vertelde over de diefstal van de fiets van haar vriend. Als zij de fiets beschrijft komt die beschrijving overeen met de fiets die die jongen had meegenomen.
Getuige ziet later de betreffende jongen zitten op het terras van de Brasserie.
Getuige en aangever spreken daarna nog met de betreffende persoon als deze nog op het terras van de Brasserie zit.
Getuige en aangever volgen de betreffende persoon en komen ook in de Flintstraat daar treft aangever zijn fiets aan, beschadigd. Getuige had de indruk dat die persoon behoorlijk onder invloed was.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam verdachte] d.d. 30 april 2009 8, dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Verdachte verklaart dat hij vannacht zijn herenfiets uit de fietsenrekken bij de Hema heeft gepakt en voor de Hema heeft neergezet. Verdachte heeft daarbij de fiets bij het achterwiel opgetild omdat de fiets op slot stond. Verdachte was die nacht zijn fietssleutel kwijtgeraakt en ook zijn huissleutels. Verdachte is nog door 3 personen aangesproken die hem vroegen waar hij mee bezig was.
Daarna is verdachte weer op het terras van de Brasserie gaan zitten.
Op grond van deze bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de feiten 1 primair en 2 primair heeft begaan.
Wat feit 1 betreft overweegt de rechtbank dat, door het slachtoffer een aantal malen hard tegen het hoofd te schoppen, verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van dat schoppen tegen het hoofd zou kunnen komen te overlijden. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.
Overigens is de rechtbank niet gebleken dat het bij verdachte aan elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelen heeft ontbroken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 18 juni 2009 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1941), met kracht heeft geduwd waardoor zij is gevallen en terwijl zij op de grond ligt, meermalen, in het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 30 april 2009 in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, merk Batavus, toebehorende aan [slachtoffer].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 27 mei 2010, opgemaakt door L.M.A.E. Vanvuchelen.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
" Ten tijde van de feiten leed verdachte aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er was sprake van ADHD en een slaapstoornis gevolgd door een acute psychotische episode.
De ziekelijke stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte verkeerde in een uiterst verwarde en onrustige geestestoestand en was niet meer in staat om de situatie en omgeving adequaat in te schatten. Hij verkeerde in een waantoestand en interpreteerde woorden van een van zijn begeleiders (de stiefvader van zijn vriendin) op een psychotische wijze, vatte diens woorden letterlijk op en reageerde vervolgens alsof deze oudere dame onterecht verzet bood tegen zijn aanbod om haar te helpen en hij haar met fors geweld moest afstraffen voor haar weigering.
Verdachte kan voor de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd. Hij had geen controle meer over zijn gedrag en was zich niet bewust van zijn eigen handelingen. Hij nam het geweld waar alsof het iemand anders betrof en hij toekeek".
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van drs. J.C.J. Fischer, GZ psycholoog d.d. 28 juni 2010, waarin de rapporteur eveneens tot de conclusie komt dat verdachte voor de feiten ontoerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare.
Het rapport van de psychiater en de psycholoog zijn geschreven met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit. Rapporteurs laten feit 2 onbesproken. De mate van toerekenbaarheid heeft dan ook alleen betrekking op feit 1.
Op grond van voormelde conclusies is de rechtbank van oordeel, dat het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte voor dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Met betrekking tot feit 2 heeft verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij onder invloed van alcohol was en dat hij zich niet meer zoveel van het wegnemen van de fiets kan herinneren. Hij had ten tijde van dit feit geen bepaalde beelden zoals dat bij feit 1 het geval was.
Dat verdachte ten tijde van het plegen van feit 2 onder invloed van alcohol was, brengt niet mee dat het feit hem niet valt toe te rekenen. Voorts is niet gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van feit 2 in een waantoestand verkeerde, waardoor hij volledig ontoerekeningsvatbaar zou moeten worden geacht.
Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde kan worden toegerekend.
Strafmotivering
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het onder 2 bewezen verklaarde feit, met de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 08 september 2010 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van diefstal is veroordeeld.
Uit het rapport van psychiater Vanvuchelen komt naar voren dat niet duidelijk is of er een diagnostisch onderzoek ten grondslag heeft gelegen aan de diagnose ADHD. De ontstane slaapstoornis is nooit diagnostisch onderzocht. Ook is er geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van het ontstaan van de psychotische episode.
Om de kans op recidive zoveel mogelijk in te perken dient verdachte nader onderzocht en behandeld te worden. De op te leggen straf zal daarop gericht zijn.
Zowel Vanvuchelen als Fischer hebben aangegeven dat een opname in een psychiatrische kliniek op dit moment niet noodzakelijk is en dat kan worden volstaan met een ambulante behandeling.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een voorwaardelijke taakstraf geboden is met daaraan verbonden na te noemen voorwaarden.
Nadere motivering met betrekking tot het onder 1 primair bewezen verklaarde feit
De omstandigheid dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging voor het onder 1 primair bewezen verklaarde feit en dat hem daarvoor geen straf of maatregel wordt opgelegd, brengt mee dat een (straf)motivering op zich achterwege kan blijven. De rechtbank hecht er echter waarde aan op te merken dat sprake is geweest van een zeer ernstig geweldsdelict. Uit de verklaring die de dochter van het slachtoffer op de zitting heeft voorgelezen blijkt voldoende dat het slachtoffer tot aan haar overlijden in maart 2010 heeft moeten leven met de gevolgen van de zware mishandeling. Tevens komt daaruit naar voren dat het slachtoffer tot aan haar overlijden een zeer moeilijke periode heeft doorgemaakt met allerlei complicaties.
Anderzijds merkt de rechtbank op dat voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte lijdt onder de gedachte dat hij iemand zwaar heeft mishandeld zonder dat hij zich daar bewust van is geweest.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank ontslaat de verdachte voor het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan van alle rechtsvervolging. Omdat voor dit feit geen straf of maatregel wordt opgelegd kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in haar vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade bewezen, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde tot:
* een taakstraf bestaande uit 40 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoerge-legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte zich zal laten diagnosticeren met betrekking tot zijn psychiatrische problematiek in een door de Reclassering Nederland aan te wijzen kliniek en dat verdachte zich vervolgens zal laten behandelen bij de AFPN of soortgelijke instelling,
met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 117,75 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 117,75 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 oktober 2010.
1 dossierpagina 17 ev.
2 dossierpagina 22 ev.
3 dossierpagina 26 ev.
4 dossierpagina 39
5 dossierpagina 05 ev.
6 dossierpagina 10 ev.
7 dossierpagina 12 ev.
8 dossierpagina 14 ev.
??
??
??
??
Parketnummer: 19.605618-09
Uitspraak d.d.: 15 oktober 2010 9
vonnis