RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830241-09; 19.620161-09
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 07 september 2010 in de ter terechtzitting gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
geboren te Ferizaj (voormalig Joegoslavië) op [geboortedatum] 1976,
wonende [adres]
verblijvende in P.I. Overijssel, locatie PPC Zwolle te Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgehad op 24 augustus 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat
1. zij op of omstreeks 19 oktober 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het hoofd heeft gestoken/geraakt,
- die [slachtoffer], tegen het (achter)hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- (meermalen) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft geroepen/gezegd dat verdachte die [slachtoffer] dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
zij op of omstreeks 19 oktober 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het hoofd heeft gestoken/geraakt,
- die [slachtoffer] tegen het (achter)hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- (meermalen) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft geroepen/gezegd dat verdachte die [slachtoffer] dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
zij op of omstreeks 19 oktober 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer], zwaar lichamelijk toe te brengen om met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het hoofd heeft gestoken/geraakt,
- die [slachtoffer] tegen het (achter)hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- (meermalen) dreigend tegen die[slachtoffer] heeft geroepen/gezegd dat verdachte die [slachtoffer] dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
zij op of omstreeks 19 oktober 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het hoofd heeft gestoken/geraakt,
- die [slachtoffer] tegen het (achter)hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- (meermalen) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft geroepen/gezegd dat verdachte die [slachtoffer] dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. zij op of omstreeks 31 mei 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in haar pols(en) en/of hand(en) en/of borst(en) heeft gestoken/geraakt en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- met die schroevendraaier/dat voorwerp naar de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- die [slachtoffer] met die schroevendraaier/dat voorwerp in het hoofd heeft gestoken/geraakt en/of (intussen) (meermalen) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft geroepen/gezegd dat verdachte die [slachtoffer] dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
A.
zij op of omstreeks 31 mei 2009 te Rotterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (meermalen) tegen die [slachtoffer] geroepen/gezegd:
"Ik ga je dood maken" en/of "Ik ga je dood maken; ik ben gek in mijn hoofd", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (daarbij) met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende beweging(en) naar die [slachtoffer] gemaakt;
B. zij op of omstreeks 31 mei 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in haar pols(en) en/of hand(en) en/of borst(en) heeft gestoken/geraakt en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- met die schroevendraaier/dat voorwerp naar de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- die [slachtoffer] met die schroevendraaier/dat voorwerp in het hoofd heeft gestoken/geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
zij op of omstreeks 31 mei 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] - met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar pols(en) en/of hand(en) en/of borst(en) heeft gestoken/geraakt en/of - in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of - met die schroevendraaier/dat voorwerp in het hoofd heeft gestoken/geraakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
1. verdachte op of omstreeks 10 februari 2009, te Assen, althans in de gemeente Assen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, staande voor de kapperszaak van die [slachtoffer] en/of zich bevindende op enige/korte afstand van die [slachtoffer], opzettelijk dreigend tegen deze heeft gezegd: "ik steek je dood met dit mes", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (daarbij) die [slachtoffer] opzettelijk dreigend een mes heeft getoond en/of met een/dat mes op de/een ruit van de kapperszaak heeft geslagen en/of de ruit heeft vernield en/of met dat mes zwaaiende /stekende bewegingen heeft gemaakt;
2. verdachte op of omstreeks 10 februari 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand (kapperszaak) aan de Rolderstraat 16 en/of een spiegel en/of een droogkap en/of andere goederen uit/in genoemde kapperszaak, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in ieder geval aan een ander of anderen dan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Het tenlastegelegde met betrekking tot parketnummer 19.830241-09 zal hierna worden aangeduid met zaak A.
Het tenlastegelegde met betrekking tot parketnummer 19.620161-09 zal hierna worden aangeduid met zaak B.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* ter beschikkingstelling van de regering met verpleging van overheidswege;
* 18 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest;
* toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel zonder oplegging van de vervangende hechtenis;
* verbeurdverklaring van het beslag.
Bijzondere bewijsoverweging ten aanzien van de tenlastegelegde feiten
De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1 en 2 in zaak A aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Dat geldt eveneens voor de in die feiten opgenomen bestanddelen opzet en opzettelijk.
Verdachte lijdt aan wanen en gecombineerd met alcoholgebruik was zij in die omstandigheden zo onder invloed dat niet gesproken kan worden van normaal denken en overleg bij verdachte. Zij heeft zich laten leiden door de wanen en heeft vanuit die wanen gehandeld. De geestestoestand van verdachte was daardoor zo verstoord dat geen sprake kan zijn geweest van kalm beraad en rustig overleg.
Omdat verdachte op de momenten van haar handelen een niet rationeel denkend persoon was kan op die momenten de verweten opzet niet worden aangenomen.
Een zelfde redenering gaat naar het standpunt van de raadsman op voor de tenlastegelegde pogingsvarianten. Door haar geestestoestand kan niet worden bewezen dat verdachte het voornemen heeft gehad haar slachtoffers iets aan te doen.
Daar komt bij dat verdachte steeds heeft verklaard dat zij haar slachtoffers wilde prikken. Gelet hierop is er onvoldoende bewijs dat verdachte haar slachtoffers van het leven wilde beroven of hen zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen.
Standpunt officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de rapporten van de deskundigen de stelling van de raadsman met betrekking tot opzet en voorbedachte rade niet onderbouwen. Hoewel het handelen van verdachte zijn oorzaak vindt in de bij haar aanwezig geachte wanen, blijkt uit die rapporten niet dat verdachte op de momenten dat zij verwijtbaar handelde geen enkel inzicht had in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.
De raadsman heeft kanttekeningen gemaakt bij het rapport d.d. 19 augustus 2010 van de gedragsdeskundigen J. Krakeel en A. Warnaar, respectievelijk psychiater en psycholoog van de FPK te Assen, en met name over de mate van toerekenbaarheid van de verdachte met betrekking tot de haar verweten feiten.
De rechtbank acht die opmerkingen niet dusdanig onderbouwd dat daardoor de conclusies in het rapport op het punt van de toerekenbaarheid terzijde moet worden geschoven.
De conclusies vermeld in voornoemd rapport houden het volgende in:
" verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholmisbruik (in remissie in detentie) en aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en (vermoedelijk) zwakbe-gaafdheid. Daarnaast is er sprake van waanachtige denkbeelden. Hiervan was ook sprake ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
Op basis van haar persoonlijkheidsstoornis en sterke ambivalenties over haar relatie, ontwikkelde verdachte waanachtige denkbeelden, waarbij zij haar eigen seksuele en agressieve impulsen lijkt te zijn gaan projecteren of bij anderen is gaan induceren en waar ze zich vervolgens tegen te weer moest gaan stellen, dan wel verhaal ging halen.
Verdachte werd weliswaar erg in beslag genomen door haar projecties en kan daar geen afstand van nemen; dat ze daardoor tot actie over moet gaan is begrijpelijk, maar de vorm van die acties, het zich moeten wreken dan wel verhaal halen, is tenminste ten dele gepland en daarin lijkt wel enige zelfcontrole mogelijk te zijn geweest. Verdachte wordt daarom sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht".
De rechtbank onderschrijft die conclusies en is van oordeel dat de feiten verdachte in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is -gelet op voormelde conclusies van de deskundigen- van oordeel dat de stoornis van verdachte aan een bewezenverklaring van de opzet niet in de weg staat.
Op grond van voormeld rapport noch anderszins, is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat bij verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Eenzelfde redenering geldt met betrekking tot het bewijs van de voorbedachte rade.
Het gevoerde verweer wordt door de rechtbank verworpen.
Met betrekking tot die voorbedachte rade merkt de rechtbank nog het volgende op.
Uit de verklaring van verdachte die zij bij de politie heeft afgelegd blijkt dat zij voornemens was het slachtoffer van het leven te beroven. Zij wilde wraak nemen en heeft voor haar actie een scherpe schroevendraaier uitgezocht en is vervolgens rennend naar de woning van het slachtoffer gegaan. Verdachte werd door het slachtoffer binnengelaten en toen het slachtoffer in de keuken was en verdachte achter hem stond heeft zij de schroevendraaier gepakt en vervolgens het slachtoffer met die schroevendraaier in het hoofd gestoken.
Gelet hierop zijn er voor verdachte voldoende momenten geweest om van haar voornemen af te zien. Het handelen van verdachte was geëigend om het slachtoffer van het leven te beroven. Verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Ook met betrekking tot het in zaak A onder 2 tenlastegelegde komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Het handelen van verdachte was gericht op het steken met een schroevendraaier in de keel van het slachtoffer. Verdachte riep daarbij zelfs de woorden 'ik ga je dood maken'.
Door de afweerhandelingen van het slachtoffer is zij niet in haar keel geraakt maar in haar polsen, handen, borst en hoofd.
Het in zaak B onder 1 tenlastegelegde acht de rechtbank eveneens bewezen. Anders dan de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank daarbij ook bewezen dat verdachte de woorden 'ik steek je dood met dit mes' heeft gezegd, nu aangever daarover verklaart. In haar overtuiging wordt de rechtbank gesterkt doordat verdachte met betrekking tot de feiten in zaak A die woorden ook heeft gebezigd.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair en 2 primair en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. zij op 19 oktober 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een schroevendraaier die [slachtoffer] meermalen in het hoofd heeft gestoken/geraakt en
- die [slachtoffer], tegen het (achter)hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft geroepen/gezegd dat verdachte die [slachtoffer] dood zou maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. zij op 31 mei 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een schroevendraaier die [slachtoffer] in haar polsen en handen en borst heeft gestoken/geraakt en
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- met die schroevendraaier naar de keel van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- die [slachtoffer] met die schroevendraaier in het hoofd heeft geraakt en intussen dreigend tegen die [slachtoffer] heeft geroepen dat verdachte die [slachtoffer] dood zou maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. verdachte op 10 februari 2009, te Assen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, staande voor de kapperszaak van die [slachtoffer] en/of zich bevindende op enige afstand van die [slachtoffer], opzettelijk dreigend tegen deze heeft gezegd: "ik steek je dood met dit mes", en daarbij die [slachtoffer] opzettelijk dreigend een mes heeft getoond en met dat mes op een ruit van de kapperszaak heeft geslagen en de ruit heeft vernield;
2. verdachte op 10 februari 2010, te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand kapperszaak aan de Rolderstraat 16 en een spiegel en een droogkap en andere goederen in genoemde kapperszaak, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 289 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kunnen de feiten verdachte in sterk verminderde mate worden toegerekend.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte een tweetal personen heeft geprobeerd van het leven te beroven, alsmede dat zij een persoon heeft bedreigd en goederen van die persoon heeft vernield.
Verdachte heeft op 19 oktober 2009 geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven. Verdachte was kwaad op het slachtoffer omdat zij in de veronderstelling was dat hij haar verkracht zou hebben. Verdachte wilde wraak nemen en is met een schroevendraaier naar de woning van het slachtoffer gegaan met het doel hem te doden. In de woning heeft verdachte het slachtoffer bewogen naar de keuken te gaan en zij is toen achter hem gaan staan. Vervolgens heeft verdachte het slachteroffer in het hoofd gestoken. Het slachtoffer heeft zich kunnen verweren waardoor het handelen van verdachte tijdig kon worden gestopt.
Op 31 mei 2009 gaat verdachte met vriendinnen naar Rotterdam. In Rotterdam moeten zij overnachten in de woning van een kennis van een van de vriendinnen van verdachte.
Verdachte meende dat een van haar vriendinnen geld van haar had gestolen en zij wilde dat geld terug hebben. In de kamer waar verdachte en haar vriendinnen verblijven gaat verdachte op het slachtoffer zitten en begint met een schroevendraaier op haar in te steken omdat zij het geld terug wil hebben. Bij al die handelingen roept verdachte tegen het slachtoffer dat zij haar dood zal maken. Doordat het slachtoffer zich kan verweren, blijven de verwondingen beperkt.
Op 10 februari 2009 gaat verdachte naar de kapperszaak van het slachtoffer [slachtoffer] in Assen. Ook bij dit feit is verdachte boos op het slachtoffer, verdachte was in de veronder-stelling dat het slachtoffer haar gif wilde geven. Als verdachte bij de kapperszaak komt slaat zij met een door haar gekocht mes op de ruiten waarbij een ruit kapot gaat. Ook bij dit feit roept verdachte dat zij het slachtoffer wil doodmaken met het mes. Verdachte komt ook in de zaak en vernielt daar een aantal goederen.
Het behoeft geen betoog dat het zeer ernstige feiten betreffen die een grote impact op de slachtoffers hebben gehad. Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers. Ook de inbreuk op de levenssfeer van het slachtoffer [slachtoffer] heeft diepe sporen bij het slachtoffer achter gelaten.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 02 augustus 2010 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van geweldsdelicten met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte rapporten.
De feiten op zich rechtvaardigen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal daartoe niet overgaan gelet op de geestestoestand van verdachte zoals die bestond op het moment dat de feiten werden gepleegd. De rechtbank houdt bij de hoogte van de op te leggen straf, rekening met de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten verdachte sterk verminderd kunnen worden toegerekend. Ook acht de rechtbank hierbij van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk in een voor haar geschikte kliniek wordt opgenomen om met een behandeling te kunnen starten.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden geboden is.
Motivering maatregel van terbeschikkingstelling.
Door de gedragsdeskundigen, drs. J. Krakeel, psychiater en drs. A. Warnaar, klinisch psycholoog, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is gezamenlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht.
De conclusies in het gezamenlijk uitgebrachte advies d.d. 19 augustus 2010 luiden:
"Bij verdachte is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis waarbij de realiteitstoet-sing nu en dan verstoort raakt. Verdachte kan nog geen afstand nemen van de bij haar bestaande waanideeën. Verder bestaat er bij verdachte een sterk onvermogen om met problemen om te gaan en is er nauwelijks sprake van schuldgevoel. Alcoholmisbruik versterkt de problematiek. De recidiveprognose wordt ongunstig genoemd.
Verdachte is ingesteld op medicatie maar neemt desondanks geen afstand van haar waanideeën. Op dit gebied wordt weinig verbetering verwacht omdat de waanideeën moeilijk door medicatie verbleken.
In de behandeling zal essentieel zijn of met verdachte een behandelrelatie kan worden aangegaan, daarvoor zijn op dit moment nog geen aanwijzingen.
Verdachte heeft (nog) geen probleembesef en externaliseert en loochent sterk. Een concrete behandelfocus kon niet worden gevonden.
Verdachte zou in een langdurige, klinische zorgomgeving misschien kunnen leren zich met anderen te verhouden. Haar zelfzorg en zorg voor omgeving en andere praktische vaardig-heden zou zij kunnen leren verbeteren. Ook het alcoholmisbruik zou begrensd en behandeld kunnen worden.
Om grip te kunnen krijgen op de problematiek is derhalve een klinische behandelomgeving aangewezen. Het ontbrekend probleem- en ziektebesef maken dat van ambulante zorg en/of toezicht geen beschermende werking verwacht hoeft te worden.
Met de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan de benodigde behandeling uitgevoerd worden."
De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare.
Op grond van die conclusies en de adviezen en de rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van haar geestvermogens bestond.
De door de verdachte begane feiten in zaak A onder 1 en 2 zijn misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, bovendien is de bedreiging in Zaak B een misdrijf als genoemd in artikel 37a, lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van de begane feiten, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid voor personen en van goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege eisen.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen voorwerp vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien het een voorwerp is met betrekking tot welk het feit in zaak A onder 1 is begaan.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De vordering is niet gemotiveerd betwist, de rechtbank acht deze dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Met betrekking tot deze vordering is alleen de hoogte van de schade betwist.
Het feit waarop de vordering betrekking heeft, heeft een behoorlijke impact op het slachtoffer gehad. Het slachtoffer kan alleen slapen als hij slaapmedicatie gebruikt en durft in feite niet in meer in zijn kapsalon te werken en overweegt een ander pand te zoeken. Het slachtoffer is nog steeds angstig en voelt zich niet meer veilig. Daarmee acht de rechtbank de hoogte van de vordering voldoende onderbouwd.
De rechtbank acht de vordering gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde waar de vorderingen van de benadeelde partijen betrekking op hebben, acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.
Gelet op het bepaalde in artikel 36f lid 6 van het Wetboek van Strafrecht kan het opleggen van de vervangende hechtenis daarbij niet achterwege worden gelaten. Overigens is het aan de officier van justitie of de vervangende hechtenis ten uitvoer moet worden gelegd.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 33, 33a, 36f, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het in zaak A onder 1 primair en 2 primair en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN en beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan.
De rechtbank verklaart verbeurd het navolgende in beslag genomen voorwerp:
- een schroevendraaier met zwart handvat, ongeveer 30 centimeter lang.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 500,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 500,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 1049,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 1049,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mr. P.J. Duinkerken en mr. E.C.M. Wolfert, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 07 september 2010, zijnde mr. Wolfert buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
Parketnummer: 19.830241-09; 19.620161-09
Uitspraak d.d.: 07 september 2010 12