RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830038-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 08 juni 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te Emmen op [geboortedatum] 1972,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 mei 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 18 augustus 2008, te Emmen in de gemeente Emmen en/of in de gemeente Meppel, met [slachtoffer], geboren op 7 februari 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande (telkens) in het ontuchtig betasten/aanraken van de/een borst(en) en/of het achterwerk van die [slachtoffer].
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 60 uren werkstraf subsidiair 30 dagen hechtenis;
* 3 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering en behandeling bij de AFPN of een soortgelijke instelling.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe d.d. 24 oktober 2008 1, met bijlagen, inhoudende de verklaring van [naam moeder], moeder van [slachtoffer];
2. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe d.d. 26 oktober 2008 2, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
3. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 25 mei 2010.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 18 augustus 2008, te Emmen in de gemeente Emmen met [slachtoffer], geboren op 7 februari 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, tweemaal ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig aanraken van de borsten en het achterwerk van die [slachtoffer];
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dat is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 07 mei 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport d.d. 19 mei 2010 dat de Reclassering Nederland over verdachte heeft opgesteld.
De rechtbank neemt in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte het slachtoffer op twee data ontuchtig heeft aangeraakt. De eerste maal was dat op de dag dat verdachte aan het slachtoffer zijn bedrijf liet zien. Verdachte heeft in die situatie de blote borst van het slachtoffer aangeraakt.
De tweede maal was bij verdachte thuis toen het slachtoffer verdachte meehielp om zijn kinderen naar bed te brengen. Het slachtoffer heeft op die avond de zoon en de dochter van verdachte voorgelezen. Tijdens het voorlezen van de dochter stak verdachte zijn hand achter in de broek van het slachtoffer. Bij het voorlezen van de zoon ging verdachte met zijn hand bij het shirt van het slachtoffer in en heeft hij haar borst betast.
Uit het dossier komt naar voren dat het slachtoffer regelmatig tot veelvuldig op de kinderen van verdachte paste. Op die wijze ontstond er een vertrouwensband tussen het slachtoffer en haar familie en het gezin van verdachte. In die vertrouwenssituatie heeft verdachte het slachtoffer ontuchtig aangeraakt. Daarmee heeft hij niet alleen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden maar heeft hij ook het vertrouwen dat in hem werd gesteld in ernstige mate geschonden.
Anderzijds is de rechtbank voldoende gebleken van de oprechte spijt van verdachte. Ook de omstandigheid dat verdachte vrijwel direct na de aangifte hulp heeft gezocht voor zijn problematiek spreekt in zijn voordeel. Verdachte is er voldoende van doordrongen dat het door hem vertoonde gedrag ontoelaatbaar is en dat hij in zijn algemeenheid in zijn gedrag ten opzichte van anderen minder vrijelijk moet zijn.
De rechtbank acht voorts van belang dat tussen de aangifte en de behandeling van de zaak 19 maanden zijn verstreken. In die periode is niet gebleken van nieuwe incidenten.
Gelet op voormelde omstandigheden acht de rechtbank de kans op recidive dusdanig klein dat kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van enige vorm van toezicht of verplichte behandeling omdat de verdachte voldoende inzicht in zijn gedrag heeft getoond en er van doordrongen is dat hij zijn gedrag moet aanpassen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* een taakstraf bestaande uit 60 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.M.J Rooijakkers, voorzitter en mr. H.T. van Voorst en mr. H.R. Bracht, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 08 juni 2010.
1 dossierpagina 18-25
2 dossierpagina 55-60
??
Parketnummer: 19.830038-10
Uitspraak d.d.: 08 juni 2010 4