RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605044-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 juni 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 mei 2010.
De verdachte is verschenen. Hij werd bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
De officier van justitie, mr. S.M. von Bartheld, acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van zestig uren subsidiair dertig dagen hechtenis en zes maanden voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 17 november 2009 in de gemeente Aa en Hunze als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N34, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien hij (onder meer) toen een of meer vóór hem in dezelfde richting als hij over die weg rijdende auto('s) tot stilstand was/waren of werd(en) gebracht, althans langzaam reed/reden, dat door hem bestuurde motorrijtuig niet (tijdig) tot stilstand heeft gebracht, maar daarmee is gebotst en/of aangereden tegen (een van) die auto's, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 17 november 2009 in de gemeente Aa en Hunze als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig), daarmee rijdende op de weg, de N34, toen een of meer vóór hem in dezelfde richting als hij over die weg rijdende auto('s) tot stilstand was/waren of werd(en) gebracht, althans langzaam reed/reden, dat door hem bestuurde motorrijtuig niet (tijdig) tot stilstand heeft gebracht, maar daarmee is gebotst en/of aangereden tegen (een van) die auto's, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
verdachte komt op 17 november 2009 vanuit Emmen. Hij heeft gewerkt en is onderweg naar huis. Voor vertrek drinkt hij wat frisdrank en eet hij een sinaasappeltje. Als hij vertrekt voelt hij zich goed en uitgerust. Onderweg krijgt hij echter moeite om wakker te blijven. Hij overweegt te stoppen om een dutje te doen maar rijdt niettemin door omdat het wel weer gaat en hij toch bijna thuis is. Plotseling voelt hij een klap. Hij is tegen de voor hem stilstaande auto aangereden en concludeert dat hij toch is weggesuft.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van grove schuld aan het verkeersongeval. De rechtbank overweegt daarbij dat de gemaakte verkeersovertreding zo ernstig moet zijn dat een redelijk verkeersdeelnemer deze overtreding in beginsel niet had kunnen maken (normatieve component).
Verdachte heeft weliswaar een verkeersovertreding begaan maar de aard en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dragen dat sprake is geweest van grove schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daaraan doet niet af dat door de begane verkeersovertreding aan een ander, te weten mevrouw [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Uit een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie Drenthe blijkt dat zich op 17 november 2009 om 17.15 uur op autoweg N34 te Anloo in de gemeente Aa en Hunze een verkeersongeval heeft voorgedaan. Verdachte reed over de N34. Voor hem in dezelfde richting reed [slachtoffer]. [slachtoffer] minderde vaart voor het langzaam rijdend verkeer voor haar en bracht haar voertuig tot stilstand. Verdachte, die achter haar reed, was niet in staat zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Hierdoor botste hij tegen het voor hem rijdende voertuig.
Mevrouw [slachtoffer] verklaart dat zij op 17 november 2009 omstreeks 17.15 uur met haar personenauto over de N34 nabij Gieten reed. Zij naderde een rotonde. Er was een file. Zij remde af en kwam tot stilstand. Ze zag in haar achteruitkijkspiegel een auto komen aanrijden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 17 november 2009 te 17.15 uur als bestuurder van een personenauto over de rechter rijbaan van de N34 in de gemeente Aa en Hunze reed. Hij voelde een klap. Hij was tegen de voor hem rijdende auto gebotst.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 17 november 2009 in de gemeente Aa en Hunze als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig), daarmee rijdende op de weg, de N34, toen vóór hem in dezelfde richting als hij over die weg rijdende auto's tot stilstand waren gebracht, dat door hem bestuurde motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht, maar daarmee is gebotst tegen een van die auto's, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen geachte levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 7 mei 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geldboete ten bedrage van € 500,--, met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.M.J. Rooijakkers, voorzitter, en mr H.T. van Voorst en mr. H.R. Bracht, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 juni 2010.