ECLI:NL:RBASS:2010:BM0702

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78254 / HA RK 10-17
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak met betrekking tot de onpartijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 16 maart 2010 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die de politierechter wenste te wraken. Verzoeker stelde dat de rechter hem niet de gelegenheid gaf om te spreken over de gebeurtenissen die voorafgingen aan zijn aanhouding op 11 december 2009. Hij was van mening dat de beslissing op het wrakingsverzoek door de Hoge Raad moest worden genomen, maar deze stelling werd door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd beschouwd.

De procedure begon met een proces-verbaal van wraking op 22 februari 2010, waarin verzoeker zijn bezwaren tegen de politierechter uiteenzette. De rechter gaf in zijn schriftelijke reactie aan dat hij niet berustte in de wraking en niet ter zitting aanwezig kon zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2010 werd het standpunt van verzoeker verder toegelicht, maar de Officier van Justitie zag geen aanleiding om het verzoek te honoreren, aangezien de onpartijdigheid van de rechter niet in het geding was.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden werden niet als zodanig beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt toe te lichten en dat de rechter zijn regiefunctie op correcte wijze had uitgeoefend. De rechtbank besloot het wrakingsverzoek af te wijzen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 78254 / HA RK 10-17
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering van 16 maart 2010
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
verschenen in persoon,
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van wraking d.d. 22 februari 2010, waaruit blijkt dat verzoeker de politierechter die de strafzaak van verzoeker behandelt, [de rechter], wenst te wraken;
- de schriftelijke reactie van [de rechter], waaruit blijkt dat hij niet berust in de wraking en niet ter zitting aanwezig kan zijn;
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 2 maart 2010.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft de politierechter gewraakt omdat deze hem niet de gelegenheid gaf te praten over wat er aan de gebeurtenissen op 11 december 2009 is voorafgegaan. Verzoeker heeft aangegeven dat de beslissing op het wrakingsverzoek dient te worden genomen door de Hoge Raad in Den Haag.
3. Het standpunt van [de rechter]
[de rechter] geeft in zijn reactie aan dat nadat hij met verzoeker had doorgenomen wat er op 11 december 2009 was gebeurd, verzoeker heeft verteld wat hem in hetzelfde verband in oktober 2009 ook was overkomen en dat hij hiervan aangifte had willen doen bij de politie, ook over de behandeling bij zijn aanhouding op 11 december 2009.
Toen hij wilde gaan vertellen wat er in 2003 was gebeurd en dat hij op 9 november 2009 aangifte had willen doen van georganiseerde misdaad door de overheid heeft [de rechter] zijn verhaal onderbroken en gezegd dat het die dag ging over wat er op 11 december 2009 zou zijn gebeurd. Daarop is hij gewraakt.
4. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De Officier van Justitie heeft ter zitting aangegeven geen aanleiding te zien om het verzoek tot wraking te honoreren. De onpartijdigheid van de rechter is niet in het geding.
5. De beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
5.2. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 2 weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de gewraakte rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekende partij de schijn van partijdigheid gewekt.
5.3. De wrakingskamer is van oordeel dat uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad zijn standpunt en de achtergronden daarvan toe te lichten. Dat [de rechter], na hem kort de gelegenheid te hebben gegeven te praten over gebeurtenissen voorafgaand aan 11 december 2009, het daarheen trachtte te leiden de behandeling ter terechtzitting te richten op 11 december 2009 stond hem, gelet op de regiefunctie van de rechter ter zitting, vrij. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan hieruit geenszins enige partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid.
5.4. Met betrekking tot de stelling van verzoeker dat de beslissing op zijn wrakingsverzoek dient te worden genomen door de Hoge Raad is de wrakingskamer van oordeel dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is. Op grond van art. 515 Wetboek van Strafvordering wordt het verzoek tot wraking behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter wiens wraking is verzocht geen zitting heeft. Uit het Wrakingsprotocol gerechthoven en rechtbanken blijkt dat het verzoek wordt behandeld door een meervoudige kamer van het gerecht in kwestie.
6. Slotsom
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer van de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, [de rechter] en het Openbaar Ministerie.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Läkamp, mr. J.J. Schoemaker en mr. K. Wentholt, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2010 en door mr. E. Läkamp en de griffier ondertekend.