Uitspraak
RECHTBANK Assen
[J.J.F.] ,voorheen wonende te [adres] , thans zonder bekende woon of verblijfplaats,
2 [C.C.F.] , wonende te [adres] ,
3 [O.J.F.] , wonende te [adres]
1.De procedures
- de dagvaarding van 20 januari 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident van 22 juni 2010;
- het vonnis in het incident van 31 augustus 2010, waarbij de procedure tegen [K] ex artikel 220 lid 5 Rv is gevoegd met de procedure van Actium tegen [F] c.s.;
- de conclusie van antwoord
- de nadere toelichtingen van partijen.
- de dagvaarding van 20 januari 2010, met de incidentele vordering tot voeging;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het tussenvonnis van de sector civiel van deze rechtbank van 14 juli 2010;
- de incidentele conclusie tot voldoening aan exhibitieplicht (843a Rv) zijdens [F] c.s.;
- de conclusie van antwoord in het incident zijdens Actium;
- het tussenvonnis van 21 december 2011;
- de conclusie van antwoord;
- de nadere toelichtingen van partijen.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering van Actium en het verweer van [K]
- ter zake huurfraude en verkoopfraude, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
- en € 25.745,75 aan buitengerechtelijke kosten ter zake huurfraude respectievelijk verkoopfraude;
- de kosten van deze procedure;
- de kosten van de ten laste van [K] gelegde conservatoire beslagen en de nakosten ten belope van € 131,00, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.De vordering van Actium en het verweer van [F] c.s.
- [F] veroordeelt tot betaling van € 383.263,66;
- [C] veroordeelt tot betaling van € 176.562,22; en
- [O] veroordeelt tot betaling van € 151.779,95.
primair als subsidiairte vermeerderen met de kosten van het geding, de kosten van het gelegde conservatoir beslag, de nakosten (primair € 393,00 en subsidiair € 131,.000 per gedaagde), te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
5.De beoordeling
- gelet op het bepaalde in artikel 6:119 lid 2 BW geen wettelijke rente zal worden toegewezen over het tot de dagvaarding gevorderde rentebedrag;
- ten aanzien van het verkoopfraudebedrag ad € 643.351,37 en de buitengerechtelijke kosten ad € 25.745,75 (zoals hiervoor reeds overwogen) slechts een hoofdelijke veroordeling zal worden uitgesproken.