zaaknummer / rolnummer: 76097 / KG ZA 09-240
Vonnis in kort geding van 10 december 2009
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. D.W.H.M. Wolters,
MR. PAULUS JOSEPH VAN STEEN Q.Q., in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsanering van de personen die genoemd worden in de lijsten gehecht aan het vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 13 mei 2009 (productie 1 bij de dagvaarding),
kantoorhoudende te Hoogeveen,
gedaagde,
advocaat: mr. P.J. van Steen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Mr. van Steen q.q. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 november 2009;
- de mondelinge behandeling op 26 november 2009;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van Mr. van Steen q.q..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft in het kader van een tussen hen bestaande affectieve relatie samengewoond met [partner van eiser].
2.2. [partner van eiser] drijft een eenmanszaak onder (onder meer) de naam [bedrijf van de partner van eiser]. [eiser] heeft in dit bedrijf ook meegewerkt.
2.3. [partner van eiser] werd door de rechtbanken Assen en Groningen op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen benoemd tot bewindvoerder in een aantal schuldsaneringzaken.
2.4. [eiser] heeft in de periode vanaf 30 mei 2008 tot en met 10 juni 2008 tijdens het gezamenlijk verblijf van [eiser] en [partner van eiser] in Turkije - met gebruikmaking van de pincode en pinpas van [partner van eiser] - van een zestigtal door [partner van eiser] als bewindvoerder beheerde boedelrekeningen voor een totaalbedrag van € 328.790,00 gelden overgeboekt naar een op zijn naam staande rekening bij de Turkse bank Turkiye is Bankasi. [eiser] heeft dit totaalbedrag vervolgens in contanten opgenomen.
2.5. In verband met deze onrechtmatige overboekingen van de gelden van de boedelrekeningen is mr. Van Steen q.q. bij beschikking van 27 juni 2008 van de rechtbank Assen en bij beschikking van 30 juni 2008 van de rechtbank Groningen tot medebewindvoerder benoemd in de schuldsaneringzaken waarin [partner van eiser] door deze rechtbanken tot bewindvoerder was benoemd.
2.6. Op 16 maart 2009 heeft het Openbaar Ministerie onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen GAK, hierna te noemen: UWV GAK, conservatoir derdenbeslag ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering gelegd op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser].
2.7. [eiser] is in de periode van 18 maart 2009 tot en met 23 maart 2009 in verband met de onrechtmatige overboekingen van de door [partner van eiser] beheerde boedelrekeningen door de politie verhoord als verdachte, van welke verhoren proces-verbaal is opgemaakt.
2.8. De rechtbank Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van de rechtbank Assen, heeft bij vonnis van 13 mei 2009 [eiser] veroordeeld om aan mr. Van Steen q.q. te betalen een bedrag van € 329.352,85, vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 1 juni 2008 tot de dag van volledige betaling, tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
alsmede in de proceskosten begroot op € 7.023,98.
2.9. Het Openbaar Ministerie heeft het hiervoor in r.o. 2.6 genoemde beslag begin juli 2009 doen opheffen.
2.10. Mr. Van Steen q.q. heeft vervolgens op 9 juli 2009 uit krachte van voormeld vonnis van 13 mei 2009 executoriaal derdenbeslag doen leggen onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen GAK op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser] en onder de Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V., hierna ook te noemen: de deurwaarder, op de reeds ten behoeve van het Openbaar Ministerie geïncasseerde geldsom.
2.11. Bij de door mr. Van Steen q.q. gelegde beslagen is geen rekening gehouden met de beslagvrije voet van artikel 475b Wetboek van Rechtsvordering (Rv).
2.12. Bij brief van 27 oktober 2009 heeft de deurwaarder het volgende aan mr. Van Steen q.q. bericht:
"stand der zaak:
Derdenbeslag, wij ontvangen maandelijks inhoudingen. M.b.t. de info GBA merken wij het navolgende op. Er is destijds in het onderhavige dossier geen nieuwe GBA gevraagd omdat uit een andere zaak bij ons bekend was dat het adres al sinds 17 november 2008 in onderzoek stond. Van de advocaat van [eiser] hoorden we overigens dat hij inderdaad niet meer aan de [adres en woonplaats]woonachtig was. De advocaat beschikt over een ander adres, maar wilde dat zonder toestemming van [eiser] niet aan ons geven."
3.1. [eiser] vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, mr. Van Steen q.q. zal veroordelen:
de gelegde executoriale beslagen op te heffen, dan wel de beslagen op te heffen voor zover geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet en al hetgeen mr. Van Steen q.q. tot de dag van de uitspraak ten gevolge van dat beslag dientengevolge ten onrechte heeft geïncasseerd, althans door het UWV GAK en/of de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. ten onrechte niet ten gevolge van de beslagen aan [eiser] is uitgekeerd,
uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] op de door hem aan te geven wijze uit te betalen, dan wel daartoe opdracht te geven, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat het bedrag aan [eiser] had behoren te worden uitbetaald,
zulks op straffe van een dwangsom ad € 250,00 per dag dat mr. Van Steen q.q. in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen,
dan wel een beslissing te nemen die de voorzieningenrechter geraden voorkomt,
een en ander met veroordeling van mr. Van Steen q.q. in de kosten van dit geding zulks met bepaling dat daarover na veertien dagen na de datum van dit vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
3.2. Mr. van Steen q.q. voert verweer. Voorts verzoekt hij [eiser] te veroordelen in de kosten van dit kort geding, de advocaatkosten daaronder begrepen en de uitspraak op dit onderdeel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren met bepaling dat over de kosten vanaf veertien dagen na betekening de wettelijke rente verschuldigd is.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De gewijzigde eis
4.1. Mr. Van Steen q.q. heeft geen bezwaren aangedragen tegen de door [eiser] gedane wijziging van eis, zodat voor de beoordeling zal worden uitgegaan van deze gewijzigde eis.
4.2. [eiser] heeft in de dagvaarding gesteld dat de beslagen tot op heden niet in persoon aan hem zijn betekend, terwijl hij sinds 4 september 2007 ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [gemeente].
4.3. Blijkens het door hem als productie 4 bij de dagvaarding overgelegde exploit zijn de beslagen echter wel degelijk, zij het niet in persoon, aan hem betekend. Bovendien wordt overwogen dat [eiser] zijn vordering tot opheffing van de gelegde beslagen niet heeft gebaseerd op niet betekening.
De (grondslag van de) vordering
4.4. [eiser] vordert (gedeeltelijke) opheffing van de door mr. Van Steen q.q. gelegde beslagen. Hij voert daartoe aan dat deze beslagen niet geldig zijn, voor zover deze de beslagvrije voet, waarmee volgens hem wel degelijk rekening moet worden gehouden, overtreffen.
4.5. Mr. Van Steen q.q. heeft executoriaal derdenbeslag laten leggen onder het UWV GAK op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser], alsmede onder de deurwaarder op het reeds in het kader van het hiervoor in r.o. 2.6 genoemde beslag ten behoeve van het Openbaar Ministerie geïncasseerde geldbedrag.
De beslagvrije voet van artikel 475c Rv
4.6. Voorlopig is de voorzieningenrechter met mr. Van Steen q.q. van oordeel dat voor het onder de deurwaarder gelegde beslag op de gelden die reeds in opdracht van het Openbaar Ministerie uit de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser] waren geïncasseerd geen beslagvrije voet geldt. Dit beslag ziet immers op de vordering van [eiser] op de deurwaarder tot uitbetaling van het onder zijn berusting zijnde bedrag en daarmee niet op een vordering tot periodieke betaling waaraan artikel 475c Rv een beslagvrije voet verbindt.
4.7. Het onder het UWV GAK gelegde beslag is gelegd op de (periodieke) arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser], zodat op grond van artikel 475c Rv daarvoor in beginsel een beslagvrije voet geldt.
Uitzondering beslagvrije voet op grond van artikel 475 e Rv
4.8. Artikel 475e Rv bepaalt dat voor het onder het UWV GAK op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser] gelegde beslag geen beslagvrije voet geldt in het geval dat [eiser] niet in Nederland woont of vast verblijft.
4.9. Volgens [eiser] was ten tijde van de betekening van dit beslag wel degelijk een woon- of verblijfplaats van hem bekend bij mr. Van Steen q.q. en de in diens opdracht opererende deurwaarder. Zijn adres, [adres en woonplaats], is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie en was bekend bij het Openbaar Ministerie in wiens opdracht dezelfde deurwaarder eerder dit jaar conservatoir derdenbeslag heeft gelegd.
4.10. Mr. Van Steen q.q. voert aan dat, gelet op de informatie die de deurwaarder van de advocaat van [eiser] heeft gekregen, die is weergegeven in de in r.o. 2.12 weergegeven brief van de deurwaarder van 27 oktober 2009, niet vast staat dat [eiser] hier ook daadwerkelijk woont of een vaste verblijfplaats heeft.
4.11. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
4.12. Uit het door [eiser] overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van 15 oktober 2009 blijkt dat [eiser] sinds 4 september 2007 is ingeschreven op het adres [adres en woonplaats]. Uit dit uittreksel blijkt niet van een aantekening in de gemeentelijke basisadministratie dat dit adres op dit moment in onderzoek is, dan wel ten tijde van de betekening van het beslag in onderzoek was, zoals door de deurwaarder in zijn voormelde brief van 27 oktober 2009 is verklaard.
4.13. Uit het door [eiser] overgelegde proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 maart 2009 met proces-verbaalnummer 20072008-V-01 blijkt dat [eiser] heeft verklaard ten tijde van het verhoor (weer) woonachtig te zijn - bij [partner van eiser]- aan de [adres en woonplaats].
4.14. In de dagvaarding van 18 maart 2009 van mr. Van Steen q.q., die heeft geresulteerd in voormeld vonnis van 13 mei 2009 (zie r.o. 2.8.), is eveneens tot uitgangspunt genomen dat [eiser] op het adres van [partner van eiser] woont. Door [eiser] is onweersproken gesteld dat dit vonnis ook in persoon aan [eiser] op dit adres is betekend.
4.15. Tot slot heeft [eiser] ter zitting verklaard sinds maart 2009 weer samen te wonen met [partner van eiser] in haar woning aan de [adres en woonplaats]. Dit is ter zitting door [partner van eiser], die daar aanwezig was, gemotiveerd bevestigd.
4.16. Gezien het vorenstaande is voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] - reeds enige tijd - bij [partner van eiser] woont aan de [adres en woonplaats] Dit betekent dat het bepaalde in artikel 475e Rv niet van toepassing is en dat voor het onder het UWV GAK gelegde beslag een beslagvrije voet dient te worden vastgesteld.
Vermindering beslagvrije voet op grond van artikel 475d lid 6 Rv
4.17. [eiser] heeft verklaard niet meer over het in r.o. 2.4. bedoelde totaalbedrag, noch over enig ander vermogen te beschikken. Enig ander inkomen dan de beslagen uitkering heeft hij niet. Het bedrijf van [partner van eiser] genereert evenmin inkomsten. Daarmee verklaart [eiser] thans in het geheel niet over een inkomen te beschikken om in zijn primaire levensbehoeften te voorzien. Hij verklaart nu te leven van hetgeen anderen hem zo nu en dan lenen of geven.
4.18. Mr. Van Steen q.q. heeft daartegen aangevoerd dat op grond van artikel 475d lid 6 Rv de beslagvrije voet moet worden verminderd met de voor beslag vatbare periodieke uitkeringen waarop geen beslag ligt. Volgens hem beschikt [eiser] nog steeds over een aanzienlijk vermogen en waarschijnlijk ook over inkomsten uit het bedrijf dat hij samen met [partner van eiser] runt in het kader van de schuldhulpverlening. Volgens mr. Van Steen q.q. kan [eiser] met het door hem in Turkije opgenomen bedrag maandelijks een inkomen genereren dat boven de beslagvrije voet uitkomt.
4.19. De voorzieningenrechter overweegt dat vaststaat dat [eiser] een bedrag van € 328.790,00 heeft laten overboeken van de boedelrekeningen van cliënten van [partner van eiser] naar zijn eigen rekening bij een Turkse bank. Voldoende vast staat ook dat dit bedrag niet meer op deze Turkse bankrekening aanwezig is en dat [eiser] zelf dit bedrag van deze bankrekening heeft opgenomen.
4.20. Ter verklaring van het niet meer (kunnen) beschikken over het door hem opgenomen bedrag van bijna € 330.000,00 heeft [eiser] een toelichting gegeven waarop hierna zal worden ingegaan.
4.21. [eiser] heeft verklaard dat hij het bedrag van bijna € 330.000,00 in deelbedragen in contanten van zijn Turkse bankrekening heeft opgenomen en dat hij vervolgens (nagenoeg) het gehele bedrag in contanten heeft overhandigd aan een man, genaamd [derde]. Desgevraagd heeft [eiser] verklaard deze man nog maar kort - ongeveer een maand - te kennen en niet meer van de man te weten dan deze, naar hem achteraf is gebleken, valse naam.
4.22. Het aan deze man overhandigde bedrag zou volgens de verklaring van [eiser] worden gebruikt om te investeren in een bedrijf in Turkije dat op de rand van faillissement stond. [derde] heeft volgens [eiser] aan hem meegedeeld dat dit bedrijf met dit bedrag buiten het faillissement zou kunnen worden gehouden en dat dit bedrijf vervolgens binnen afzienbare tijd, binnen één week, met een winst van 100 % zou kunnen worden doorverkocht. Desgevraagd heeft [eiser] ter zitting verklaard niet te beschikken over een naam, adres of andere concrete gegevens van het bedrijf, waarin het opgenomen bedrag zou worden geïnvesteerd. Daarbij heeft [eiser] verklaard van [derde] stukken over dit bedrijf te hebben ontvangen, maar deze stukken te hebben afgegeven bij de Turkse politie, zodat hij die niet in het geding kan brengen om zijn verhaal aannemelijk te maken. De voorzieningenrechter acht daarbij opvallend dat in de overgelegde processen-verbaal van verhoor van verdachte niet eerder sprake is geweest van deze stukken, hetgeen de geloofwaardigheid van het verhaal van [eiser] niet ten goede komt.
4.23. [eiser] heeft verklaard een bedrag van € 325.000,00 in contanten te hebben afgegeven aan [derde] in een café vlakbij het strand van Alanya. Er zijn geen stukken aanwezig waaruit blijkt dat [eiser] dit bedrag daadwerkelijk heeft afgegeven, laat staan aan [derde], hetgeen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter gezien het bedrag toch zeer voor de hand lag. [eiser] heeft niet duidelijk kunnen maken waarom hij dit bedrag niet per bank aan [derde] heeft overgeboekt dan wel waarom hij niet heeft aangedrongen op afgifte van een kwitantie. Daarbij is ook van belang dat [eiser] meewerkte in het bedrijf van [partner van eiser], zodat hij ook geacht moet worden te weten dat betalingen moeten kunnen worden aangetoond.
4.24. [eiser] heeft tijdens de verhoren in maart 2009 verklaard dat hij enkele dagen na de overboeking het geld heeft overhandigd aan [derde] en dat hij vervolgens enkele dagen daarna erachter is gekomen dat hij is opgelicht. Tijdens deze verhoren heeft hij ook verklaard dat hij "feitelijk op 10 juni 2008 wist dat hij genoeg geld had om te investeren voor het aankopen van het bedrijf". Daarnaast heeft [eiser] verklaard dat [partner van eiser] op 12 juni 2009 zonder hem is teruggegaan naar Nederland en dat hij is achtergebleven om achter het geld en [derde] aan te gaan. Deze verklaringen van [eiser] verdragen zich qua tijdslijn dan ook niet met elkaar.
4.25. Tot slot stelt [eiser] een poging tot aangifte te hebben gedaan bij de Turkse politie, maar dat deze aangifte tot niets heeft geleid omdat [derde] een niet te achterhalen persoon bleek te zijn. In dit kort geding heeft [eiser] geen stukken overgelegd, waaruit van die poging zou kunnen blijken. Verder is onaannemelijk dat de Turkse politie, wanneer zij geen heil zou zien in een aangifte tegen [derde], de hiervoor door [eiser] bedoelde stukken over het bedrijf waarin zou worden geïnvesteerd, niet zou willen retourneren aan [eiser].
4.26. Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verklaringen van [eiser] over wat hij met het door hem opgenomen bedrag van € 328.790,00 heeft gedaan zodanig ongeloofwaardig zijn, dat naar voorlopig oordeel dient te worden aangenomen dat [eiser] nog steeds over dit bedrag kan beschikken, zodat hij daarover rente kan genereren, welke rente moet worden geschat op een percentage van 4. Daarom wordt er vanuit gegaan dat [eiser] over een inkomen van 4 % van € 328.790,00: 12 maanden, ofwel een bedrag van
€ 1.095,97 per maand kan beschikken.
4.27. Ter zitting is onweersproken aan de orde geweest dat [eiser] een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt van circa € 950,00 per maand en dat de beslagvrije voet ongeveer hetzelfde bedrag beloopt. Dit betekent dat de beslagvrije voet, nadat daarop op grond van artikel 475d lid 6 Rv het door [eiser] uit zijn vermogen te genereren maandelijks inkomen van € 1.095,97 in mindering is gebracht, nihil is.
4.28. Gezien het vorenstaande dient de gevorderde opheffing van de door mr. Van Steen q.q. onder het UWV GAK en onder de deurwaarder gelegde beslagen te worden afgewezen. Het overige door mr. Van Steen q.q. aangevoerde kan daarmee buiten beschouwing blijven.
4.29. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mr. van Steen q.q. worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.078,00
Daarbij zal worden bepaald dat over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening de wettelijke rente verschuldigd is.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst het door [eiser] gevorderde af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Mr. van Steen q.q. tot op heden begroot op € 1.078,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door mr H. Wolthuis, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.W. Strijker op 10 december 2009.