RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830198-09
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 27 oktober 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 oktober 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C. Post, advocaat te Hoogeveen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 31 juli 2009, te Hoogeveen, althans in de gemeente
Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een laptop en/of een telefoon en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn medeverdachte die [benadeelde] hebben/heeft geduwd en/of geslagen en/of
gestompt en/of getrapt en/of geschopt;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie B.D. van der Burg acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede kan inhouden behandeling van verdachte in een verslavingskliniek of soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De raadsman heeft onder meer als zijn uitdrukkelijk standpunt aangevoerd dat het door medeverdachte [medeverdachte] jegens [benadeelde] gepleegde geweld niet aan hem kan worden toegerekend nu hij zelf niet heeft geslagen/gestompt of geschopt/getrapt en hij [medeverdachte] niet kon tegenhouden. De rechtbank kan zich niet met dit standpunt verenigen omdat de voor medeplegen vereiste gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit niet inhoudt dat de medeplegers allen eigenhandig aan de uitvoering van de delictshandeling deelnemen. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte wel aan [benadeelde] heeft staan duwen en trekken, dat hij zich niet aan het stompen en trappen heeft ontrokken, dat hij [medeverdachte] niet heeft weerhouden om geweld uit te oefenen op [benadeelde] en dat verdachtes aanwezigheid ter plaatse heeft bijgedragen aan de voor [benadeelde] bedreigende situatie. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat verdachte als medepleger van het geweld moet worden aangemerkt.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte van [benadeelde], pag. 49 van het proces-verbaal van de Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Midden-Drenthe/Hoogeveen Oost, met registratienummer 2009031199-1, waarin hij aangifte doet van mishandeling en diefstal van een laptop, een Nokia telefoon en 25 euro, gepleegd door [medeverdachte] en [verdachte];
- de verklaring van de getuige [getuige 1], pag. 57 ev van voornoemd proces-verbaal;
- de verklaring van de getuige [getuige 2], pag. 61 ev van voornoemd proces-verbaal;
- de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], pag. 68 ev van voornoemd proces-verbaal;
- de bekennende verklaringen van de verdachte [verdachte], pag. 71 ev en 75 ev van voornoemd proces-verbaal, alsmede de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2009 dat het gegaan is zoals door aangever [benadeelde] is verklaard.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2009, te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop en een telefoon en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn medeverdachte die [benadeelde] hebben geduwd en/of gestompt en/of getrapt;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer [benadeelde] in zijn woning overvallen en hem daarbij met gebruik van geweld goederen afhandig gemaakt. Verdachte was de initiator, hij had immers nog geld tegoed van het slachtoffer en was al eerder -tevergeefs- bij [benadeelde] aan de deur geweest.
Een beroving maakt een enorme indruk op het directe slachtoffer, zeker als dit plaats vindt in een woonhuis, de plaats bij uitstek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast versterken dergelijke berovingen de heersende gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Bovendien kunnen zij voor de direct betrokkenen bijzonder traumatiserend zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan leiden. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich aan dit alles niets gelegen laten liggen en waren slechts uit op een financiële afrekening. Dat verdachte meende dat hij in zijn recht stond omdat hij geld tegoed had van het slachtoffer doet, wat hier verder ook van zij, naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst van de zaak.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 september 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld; alsmede op het door rapporteur [rapporteur] van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 6 oktober 2009. Rapporteur adviseert een verplicht reclasseringstoezicht met ambulante behandeling bij de afdeling Hulpverlening van de VNN te Hoogeveen. Bij een terugval in middelengebruik wordt een klinische behandeling geadviseerd. Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting aangegeven dat hij zich in dit advies kan vinden.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede kan inhouden dat de verdachte zich zal laten opnemen en zal laten behandelen in een verslavingskliniek indien een ambulante (verslavings-)behandeling niet toereikend mocht blijken.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.M.J. Rooijakkers, voorzitter en mrs. H. de Wit en C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 oktober 2009.