ECLI:NL:RBASS:2009:BJ9607

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
22 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/810117-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en levering van heroïne en cocaïne met vrijspraak voor deelname aan criminele organisatie en heling van laptops

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 22 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van heroïne en cocaïne in de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 mei 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende deze periode schuldig heeft gemaakt aan het handelen in harddrugs, wat een ernstige inbreuk op de volksgezondheid en de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. De verdachte heeft zich laten leiden door financieel gewin en heeft de maatschappij bewust blootgesteld aan de risico's van drugshandel.

De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie, zoals ten laste gelegd onder feit 2. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerde organisatie die zich bezighield met drugshandel. Evenzo werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit 3, dat betrekking had op de heling van laptops, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de verwerving van deze goederen.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voor het bewezen verklaarde feit van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens is er een verbeurdverklaring uitgesproken voor de in beslag genomen voorwerpen die gebruikt zijn bij het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810117-09
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 22 september 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –land] op [geboortedatum] 1974,
verblijvende [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 8 september 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding ten laste gelegd, dat
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 mei 2009 te Assen en/of Hoogeveen althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 mei 2009 te Assen en/of Hoogeveen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2009 tot en met 12 juli 2009 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer laptops te weten
- een laptop merk Medion (aangever [aangever 1]) en/of
- een laptop (merk Acer) (aangever [aangever 2]) en/of
- een laptop merk Toshiba (aangever [aangever 3]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem ten laste gelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. C. Westerling, acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 8 maanden gevangenisstraf. De officier vordert voorts een beslissing ten aanzien van het beslag; de officier van justitie vordert de verbeurdverklaring van een drietal mobiele telefoons alsmede de onttrekking aan het verkeer van een waterpijp.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij zelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak feit 2 en feit 3
De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Uit de stukken in het dossier is niet af te leiden dat is voldaan aan de eisen die worden gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van enige vorm van organisatie, maar de rechtbank benadrukt dat niet elke vorm van medeplegen aangemerkt kan worden als een criminele organisatie in de zin van voornoemd artikel. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake is van een duidelijke aansturing van bovenaf. Uit het dossier blijkt ook niet op welke wijze de drugs werden geleverd aan de medeverdachte van wie de verdachte deze (via aan andere medeverdachte) kocht en van waar deze drugs afkomstig waren. Het enkele feit dat de medeverdachte van wie de drugs afkomstig waren, de mobiele telefoons kocht die vervolgens ook door de verdachte en de andere medeverdachten werden gebruikt is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. In casu is slechts sprake van een min of meer toevallig samenwerkingsverband tussen drugsdealers die voornamelijk voor zichzelf handelden. Een dergelijk samenwerkings-verband kan niet aangemerkt worden als een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd onder 3. De rechtbank kan uit de stukken uit het dossier slechts afleiden dat de verdachte bemoeienis heeft gehad met een aantal laptops. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende dat deze bemoeienis betrekking had op de in de tenlastelegging opgenomen laptops.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder 2 en 3 is ten laste gelegd.
Bewijsmiddelen feit 1
Aan de verdachte is ten laste gelegd de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 mei 2009. De rechtbank is van oordeel dat slechts bewezen kan worden de periode van 1 februari 2009 tot en met 4 mei 2009, de datum waarop de verdachte zijn mobiele telefoon inleverde. Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Drenthe met dossiernummer 09-502028 en proces-verbaalnummer 09-020021, inhoudende diverse afzonderlijk opgemaakte processen-verbaal;
2. de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2009.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 februari 2009 tot en met 4 mei 2009 te Assen en Hoogeveen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 2 van de Opiumwet.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De verdachte heeft zich gedurende een periode van 3 maanden schuldig gemaakt aan het verkopen, afleveren, en vervoeren van heroïne en cocaïne. Hij kocht de drugs van één van zijn medeverdachten.
Van heroïne en cocaïne is algemeen bekend dat deze drugs verslavend werken en gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers hiervan. Bovendien is de handel in, en het gebruik van heroïne en cocaïne bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de hiermee gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen de maatschappij bewust aan deze risico's blootgesteld, en zich daarbij laten leiden door het financiële gewin, wat de rechtbank hem zwaar aanrekent.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de nader te noemen straf voorts rekening met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting ten aanzien van het dealen van harddrugs. Ook neemt de rechtbank in aanmerking het feit dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld, zij het voor relatief geringe feiten.
De rechtbank houdt tot slot rekening met de eis van de officier van justitie alsmede het pleidooi van de raadsman van de verdachte. Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring is gekomen ten aan zien van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie en de ten laste gelegde heling van de laptops, zal de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf komen dan werd geëist door de officier van justitie.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is.
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit is gepleegd:
1. GSM merk Nokia (kleur blauw-grijs);
2. GSM merk Samsung (kleur rood);
3. GSM merk Samsung (kleur paars).
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en onder 3 is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 ten laste gelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
1. GSM merk Nokia (kleur blauw-grijs);
2. GSM merk Samsung (kleur rood);
3. GSM merk Samsung (kleur paars).
De rechtbank gelast de teruggave aan de beslagene van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- Waterpijp (kleur zwart met cannabisopdruk).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. H.T. van Voorst, rechters in tegenwoordigheid van mr. L.J.A.M. van den Muijsenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 september 2009.