ECLI:NL:RBASS:2009:BJ9416

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
21 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74875 / HA RK 09-68
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 21 augustus 2009 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door vier verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaten. De verzoekers wilden de rechter-commissaris in hun strafzaak wraken, omdat zij van mening waren dat deze rechter-commissaris partijdig was. De wraking was gebaseerd op het feit dat de rechter-commissaris geen bezwaar had gemaakt tegen het horen van een getuige door de verbalisant, terwijl de raadslieden van de verzoekers niet aanwezig waren bij dit verhoor. De verzoekers stelden dat de rechter-commissaris hierdoor de schijn van partijdigheid had gewekt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de taak van de rechter-commissaris in deze strafzaken beperkt is tot het horen van getuigen en het opmaken van een proces-verbaal. De rechter-commissaris maakt geen deel uit van de meervoudige strafkamer die de inhoudelijke beoordeling van de strafzaken uitvoert. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de rechter-commissaris geen bezwaar had gemaakt tegen het horen van de getuige door de verbalisant, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid.

De rechtbank concludeerde dat de door de verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden geen uitzonderlijke situatie opleverden die de vrees voor onpartijdigheid van de rechter-commissaris rechtvaardigde. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de procedure in de strafzaken voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters A. van der Meer, J.J. Schoemaker en H. Wolthuis, bijgestaan door griffier H. Takens.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK
Sector civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: 74875/HA RK09-68
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering van 21 augustus 2009
in de zaken van
1. [VERZOEKER SUB 1],
verblijvende in [verblijfplaats],
verzoeker,
raadsman mr. P.J. Silvis te Rotterdam;
2. [VERZOEKER SUB 2],
verblijvende in [verblijfplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M. Vos te Utrecht,
3. [VERZOEKER SUB 3],
verblijvende in [verblijfplaats],
verzoeker,
advocaat mr. A.S. van der Biezen te ’s-Hertogenbosch, en
4. [VERZOEKER SUB 4],
verblijvende in [verblijfplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M. Ketting te Amsterdam.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van wraking d.d. 21 augustus 2009, waaruit blijkt dat verzoekers de rechter-commissaris in strafzaken [de rechter-commissaris], die het getuigenverhoor in een tegen verzoekers aanhangige strafzaak dient uit te voeren, wensen te wraken;
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 21 augustus 2009.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Het standpunt van verzoekers
De raadslieden van verzoekers hebben - ieder voor zich en zakelijk weergegeven- onder meer aangevoerd dat in de tegen verzoekers aanhangige strafzaak op 12 augustus 2009 een getuigenverhoor was gepland van [de getuige] ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken [de rechter-commissaris]. [de getuige] is niet verschenen. Als nieuwe datum van verhoor is 21 augustus 2009 gepland. De officier van justitie heeft vervolgens op basis van door de verbalisant [verbalisant] verstrekte informatie dat [de getuige] bepaalde uitlatingen zou hebben gedaan er voor gekozen de getuige [de getuige] te laten horen door de verbalisant. De officier van justitie heeft de rechter-commissaris in strafzaken daarvan mededeling gedaan. Naar de mening van de raadslieden had de rechter-commissaris daartegen bezwaar moeten maken nu het horen van de getuige [de getuige] buiten de aanwezigheid van hen zou plaatsvinden. De aanwezigheid van de raadslieden had voor de rechter-commissaris in strafzaken een zwaar punt moeten zijn en hij had moeten zeggen dat het horen buiten aanwezigheid van de raadslieden niet toegestaan was. Door geen bezwaar te maken heeft de rechter-commissaris in strafzaken naar objectieve maatstaven de gerechtvaardigde schijn van partijdigheid gewekt en kan daarom niet meer als onpartijdige rechter worden aangemerkt.
2. Het standpunt van [de rechter-commissaris]
[de rechter-commissaris] heeft in zijn proces-verbaal van 21 augustus 2009 verklaard dat de officier van justitie een eigen bevoegdheid heeft en dat het zuiver is de rechter-commissaris daarover te informeren. De rechter-commissaris stelt dat hij zijn goedkeuring aan de werkwijze van de officier van justitie op goede gronden heeft gegeven en wenst niet te berusten in de wraking. De rechter-commissaris heeft aangegeven niet ter zitting te willen worden gehoord.
3. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De Officier van Justitie heeft ter zitting aangevoerd dat zij heeft gehandeld zoals in haar processen-verbaal is vermeld opdat alle betrokkenen over dezelfde informatie zouden beschikken.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. De door of namens verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 1 weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de gewraakte rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekende partij de schijn van partijdigheid gewekt.
4.3. Het enkele feit dat de rechter-commissaris na de mededeling van de officier van justitie omtrent het horen door de verbalisant [verbalisant] van de getuige [de getuige] geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit verhoor rechtvaardigt geenszins de conclusie dat hij daarmee de gerechtvaardigde schijn van partijdigheid heeft gewekt. Immers de taak van de rechter-commissaris in de onderhavige strafzaken beperkt zich tot het horen van onder meer de getuige [de getuige]. De taak van de rechter-commissaris is in de onderhavige strafzaken beperkt en houdt in dat hij zorg dient te dragen voor een juiste weergave in een door hem op te maken proces-verbaal van de beantwoording van door hem, de officier van justitie en de raadslieden aan die getuige gestelde vragen. Deze rechter-commissaris maakt geen deel uit van de meervoudige strafkamer die de strafzaken inhoudelijk beoordeelt zodat van enige inhoudelijke beoordeling door de rechter-commissaris dan ook geen sprake is.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door verzoeker gestelde geen aanleiding geeft om te veronderstellen dat er sprake is van feiten en/of omstandigheden zodanig dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5. Slotsom
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer van de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de zaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan de raadslieden van verzoekers, de rechter-commissaris [de rechter-commissaris] en het Openbaar Ministerie.
Deze beschikking is gegeven door A. van der Meer, J.J. Schoemaker en H. Wolthuis, bijgestaan door H. Takens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2009.