ECLI:NL:RBASS:2009:BJ8758

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830141-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes en internetoplichtingen door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 29 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op 5 juni 2009 in Assen een willekeurige voorbijganger met een mes heeft bedreigd. Dit feit heeft grote impact op de slachtoffers en vergroot het gevoel van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft de verdachte als bestuurder van een auto doorgereden na een aanrijding met een fietser, die daarbij gewond raakte. De verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan drie internetoplichtingen, waarbij hij slachtoffers heeft benadeeld voor eigen financieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor hen. Deze handelingen schaden het vertrouwen in het handelsverkeer via internet aanzienlijk.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830141-09
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 29 september 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende [adres], thans verblijvende in P.I. [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 september 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 05 juni 2009 te Assen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, een of meer stekende en/of zwaaiende beweging(en) naar die
[slachtoffer 1] gemaakt en/of (daarbij) dreigend tegen deze gezegd: "Zal ik je
eens neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 december 2008 te Assen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te
beroven, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto, waarvan de
achterruit (nagenoeg) ondoorzichtig was (geworden) (met hoge snelheid)
achteruit tegen die [slachtoffer 2], die daar fietste, aan is gereden, zulks
terwijl verdachte niet in het bezit was (of ooit was geweest) van een
rijbewijs, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 31 december 2008 te Assen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door verdachte
bestuurde auto, waarvan de achterruit (nagenoeg) ondoorzichtig was (geworden)
(met hoge snelheid) achteruit tegen die [slachtoffer 2], die daar fietste, aan is
gereden, zulks terwijl verdachte niet in het bezit was (of ooit was geweest)
van een rijbewijs, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 januari 2009 in de gemeente(n) Groningen en/of Assen,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot
de afgifte van een geldbedrag (van eur 500,--), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] of aan een derde,
via internet/msn dreigend aan die [slachtoffer 3] heeft geschreven:
- "je kan wel gek gaan doen kk ventje maar je hebt met de verkeerde te maken
vriend brand bom in je woning geen probleem" en/of
- "trek je kanker kop eraf je gaat mij 500 betalen anders brand bom in je
huis" en/of
- "mij aangeven bij de politie komt je duur te staan",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 27 januari 2009 in de gemeente(n) Groningen en/of Assen,
althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend via internet/msn aan die [slachtoffer 3]
geschreven:
- "je kan wel gek gaan doen kk ventje maar je hebt met de verkeerde te maken
vriend brand bom in je woning geen probleem" en/of
- "trek je kanker kop eraf je gaat mij 500 betalen anders brand bom in je
huis" en/of
- "mij aangeven bij de politie komt je duur te staan",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
(parketnummer 19.605522.08)
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2007 tot en met 7 juli 2007, in de
gemeente(n) Bergen (Limburg) en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [slachtoffer 4], heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen
van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of
door een of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat
verdachte en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk,
listiglijk en/of in strijd met de waarheid,
via het internet (een) goed(eren), te weten een digitale fotocamera, te koop
hebben/heeft aangeboden en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te
willen kopen, die persoon hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die
goed(eren) over te maken op een ten name van verdachte en/of die mededader(s)
gestelde bankrekening, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon
hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren),
waardoor die persoon werd bewogen tot vorenomschreven afgifte,
zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet
kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(parketnummer 19.605522.08)
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2007 tot en met 27 juni 2007, in de
gemeente(n) Dronten en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [slachtoffer 5], heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een
valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een
of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte
en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in
strijd met de waarheid,
via het internet (een) goed(eren), te weten een I-pod, te koop hebben/heeft
aangeboden en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die
persoon hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over
te maken op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde
bankrekening, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft
voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren),
waardoor die persoon werd bewogen tot vorenomschreven afgifte,
zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet
kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
art 326 Wetboek van strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. C.C. Westerling-Diderich acht hetgeen onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van
Strafrecht, waarbij tevens rekening is gehouden met de ad informandum gevoegde
feiten 1, 2, 3 en 5;
* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1],
groot € 125,--, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], groot € 220,--,
alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de heer [slachtoffer 2] of op het hem toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte is als bestuurder in een personenauto, met een geblindeerde en bevroren achterruit, achteruit gaan rijden op een straat. Verdachte had daardoor geen zicht op de zich op die straat bevindende verkeersdeelnemers. Verdachte is door dit roekeloos rijgedrag tegen de heer [slachtoffer 2], die op een fiets op dezelfde straat reed, aangereden. De heer [slachtoffer 2] is ten val gekomen en raakte gewond. Verdachte verklaart dat hij voordat hij wegreed geen mensen op de betrokken straat heeft gezien. Uit de feitelijke omstandigheden en handelingen, zoals hierboven omschreven, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood van [slachtoffer 2] of op het aan [slachtoffer 2] toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] ten gevolge van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden of dat hem zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijspraak van feit 3 dat uit de aangifte van [slachtoffer 3] en het daarbij gevoegde schriftelijk bescheid (waarin de inhoud van een conversatie wordt weergegeven), niet kan worden afgeleid wanneer wat is gezegd. Daarbij komt dat de inhoud van dit bescheid niet compleet lijkt te zijn. Het bescheid wijkt namelijk af van de andere zich in het dossier bevindende bescheiden, waarin data en tijdstippen van berichten worden vermeld. Verdachte ontkent het feit en verder (steun)bewijs is niet voorhanden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijspraak van de feiten 4 en 5 dat er zich in het dossier weliswaar aangiftes bevinden van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en een belastende verklaring van [getuige], maar dat verdachte elke betrokkenheid bij de internetoplichtingen ontkent. Uit het dossier zijn verder geen aanwijzingen te vinden, in de vorm van naam, adressen, bankrekening- of telefoonnummers, die wijzen op betrokkenheid van verdachte bij deze oplichtingen.
Bewijsmotivering
Feit 1:
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 5 juni 2009 in het tunneltje van het station te Assen met een mes was bedreigd. Een jongen pakte een mes uit zijn broekzak en maakte daarmee zwaaiende/stekende bewegingen in zijn richting.
Getuige [getuige 1] verklaart dat zij op 5 juni 2009 met [verdachte] in het tunneltje van het station van Assen was. Er kwam een jongen aanlopen. [verdachte] maakte stekende bewegingen met zijn mes in de richting van die jongen.
Verdachte verklaart dat hij op het station in Assen was en dat het wel kan kloppen dat hij een mes in handen had. Hij heeft daarmee een jongen lopen bedreigen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 05 juni 2009 te Assen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, een stekende beweging naar die [slachtoffer 1] gemaakt.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
onder 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 augustus 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en de ter zitting gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan de op de dagvaarding ad-informandum gevoegde feiten onder de nummers 1, 2, 3 en 5 heeft schuldig gemaakt, welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een willekeurige voorbijganger zonder aanleiding met een mes heeft bedreigd. Dergelijke bedreigingen hebben grote impact op slachtoffers en vergroten het gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast is verdachte als bestuurder van een personenauto doorgereden na een aanrijding met een fietser, die daarbij gewond is geraakt. Tenslotte heeft verdachte erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan een drietal internetoplichtingen. Deze oplichtingen werden gepleegd voor eigen financieel gewin, zonder dat verdachte zich over de gevolgen voor de slachtoffers bekommerde. Door deze handelwijze van verdachte wordt het vertrouwen in het handelsverkeer via internet in hoge mate geschaad.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur geboden is.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. J.G. de Bock en
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 september 2009.