ECLI:NL:RBASS:2009:BJ8756

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830147-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld en bedreiging binnen een problematische relatie met recidive

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 29 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten en bedreigingen. De verdachte, geboren in 1978, had een problematische relatie met zijn toenmalige vriendin, aangeduid als [slachtoffer 1]. Ondanks eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven, bleef de verdachte de aangeefster opzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 februari 2008 en 8 juni 2009 meermalen zijn levensgezel heeft mishandeld, wat resulteerde in letsel en pijn voor de aangeefster. Daarnaast heeft hij de aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en haar bedreigd met geweld. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verdachte op 29 januari 2009 een opsporingsambtenaar heeft bedreigd en op 2 maart 2009 een gerechtsdeurwaarder met de dood heeft bedreigd. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de relevante recidive van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden passend is, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen, waarbij de proeftijd is verlengd en een gedeelte van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is ten uitvoer gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19.830147-09
19.810278-06 (vord. na vv) en 19.830192-07 (vord. na vv)
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 29 september 2009 in de zaken van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende [adres], thans verblijvende in P.I. [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 september 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door Mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
(parketnummer 19/830147-09)
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 februari 2008 tot en met 8 juni 2009, te Uffelte, althans in de
gemeente Westerveld, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [slachtoffer 1], (telkens) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt, waardoor die [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens)
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(parketnummer 19/830147-09)
hij in of omstreeks de maand juni 2008, te Uffelte, althans in de gemeente
Westerveld, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet die
[slachtoffer 1] meegenomen naar zijn woning/woonwagen aan de [adres]
en/of zich ten opzichte van die [slachtoffer 1] bedreigend uitgelaten in de zin dat
verdachte die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat hij haar kop er af zou snijden als
die [slachtoffer 1] die woning/woonwagen zou verlaten en/of (daarbij) die [slachtoffer 1]
(dreigend) een mes getoond, althans door zijn fysieke en/of psychische druk op
die [slachtoffer 1] heeft voorkomen dat die [slachtoffer 1] kon vluchten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(parketnummer 19/830147-09)
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 8 juni 2009, te
Uffelte, althans in de gemeente Westerveld, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte (telkens) zijn verdachte's penis, in de vagina en/of de
anus en/of de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] heeft opgesloten (gehouden) in zijn, verdachte's
woning/woonwagen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft opgedragen/bevolen zich te onderwerpen aan de sexuele
handelingen door verdachte gepleegd en/of
- zich agressief naar die [slachtoffer 1] heeft opgesteld en/of gebruik heeft
gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en (aldus) het verzet van
die [slachtoffer 1] heeft gebroken, althans het mogelijke verzet van die [slachtoffer 1]
heeft voorkomen
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
4.
(parketnummer 19/830065-09)
hij op of omstreeks 29 januari 2009, te Uffelte, althans in de gemeente
Westerveld, [opsporingsambtenaar], opsporingsambtenaar van de Regiopolitie Drenthe heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [opsporingsambtenaar] dreigend de woorden toegevoegd: "ik trek je de ogen uit de kop" en/of "ik ga naar binnen
om een ding te halen om te schieten", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(parketnummer 19/830065-09)
hij op of omstreeks 2 maart 2009, te Uffelte, althans in de gemeente
Westerveld, [gerechtsdeurwaarder], gerechtsdeurwaarder, heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [gerechtsdeurwaarder] (middels de telefoon/voicemail)
dreigend de woorden toegevoegd: "kom er niet aan ja, want je sterft, echt
waar, je verkankert" en/of "sterf en bederf, kankerlijer", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen onder 1, 4 en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
* toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling, onder parketnummer 19.810278-06;
* toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling, onder parketnummer 19.830192-07.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 2 en 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de officier van justitie en (de raadsman van) verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 2 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) onvoldoende wettig bewijs aanwezig, nu er alleen een aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] bij de stukken aanwezig is, terwijl verdachte het feit ontkent. Ten aanzien van feit 3 (verkrachting) acht de rechtbank met name niet bewezen dat het voor verdachte kenbaar was of kenbaar moest zijn dat de seksuele handelingen tegen de zin van aangeefster werden gepleegd.
Bewijsconstructie
Feit 1:
Verbalisante [verbalisante] verklaart dat zij en haar collega’s verbalisanten [verbalisanten] op 8 juni 2009 op het woonwagenkamp te Uffelte waren. Zij werden aangesproken door de broer van [verdachte] en diens vrouw en de moeder van [verdachte]. Zij hoorde hen zeggen dat [slachtoffer 1] continu mishandeld werd door [verdachte].
Verbalisant [verbalisant verklaart dat hij en zijn collega’s op het kampje te Uffelte waren en dat de ouders, broer en schoonzus van [verdachte] riepen dat [verdachte] [slachtoffer 1] bont en blauw sloeg.
Verbalisante [verbalisante] verklaart dat zij en haar collega’s op het woonwagenkampje te Uffelte waren en dat er twee vrouwen en een man, zijnde de ouders en schoonzus van [verdachte], naar hen toe kwamen lopen. De vrouwen zeiden: “dit is niet normaal meer, hij slaat haar nog dood als het zo door gaat. Dit kan niet langer zo.” De ouders en schoonzus van [verdachte] zeiden dat ze bang waren dat [verdachte] [slachtoffer 1] dood zou slaan als het door ging. Er werden blauwe plekken op de armen en een bloedvlekje op de wang en hand van [slachtoffer 1] waargenomen. De moeder van [verdachte] verklaarde dat het niet normaal is hoe erg hij haar geslagen heeft. De schoonzus van [verdachte] zei: “hij slaat haar helemaal in elkaar.”
Verbalisanten [verbalisanten] hoorden van de schoonzuster van [verdachte] dat zij op 8 juni 2009 de politie had gebeld omdat zij gezien had dat [verdachte] [slachtoffer 1] in het gezicht had geslagen. Zij vond dat het niet langer op deze manier kon doorgaan.
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart heel vaak te zijn geslagen en geschopt door haar vriend [verdachte]. In april 2009 is [slachtoffer 1] weer meegegaan naar Uffelte. [verdachte] begon haar weer te slaan en te schoppen. Op 7 juni 2009 sloeg hij haar. Op 8 juni 2009 sloeg [verdachte] haar in de woonkamer van de woonwagen. [slachtoffer 1] had pijn en letsel aan haar benen, gezicht en hand.
Uit letselrapportage van de GGD Drenthe blijkt dat bij onderzoek op 9 juni 2009 bij aangeefster op tal van lichaamsdelen bloeduitstortingen (een uiting van kneuzing) zijn geconstateerd. Deze kunnen zijn ontstaan door stomp mechanisch geweld zoals stoten, slaan, stompen, knijpen en schoppen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] en hij op 8 juni 2009 ruzie kregen. Zij zijn elkaar aangevlogen en gaven elkaar een drukker. Hij heeft haar teruggedrukt.
Feit 4:
Aangever [opsporingsambtenaar] verklaart dat hij op 29 januari 2009 samen met zijn collega, [collega], op het terrein van het woonwagenkamp te Uffelte was. Drie mannen liepen hun kant op. Man 2, met een tatoeage in de nek, riep met luide stem: “Ik trek je ogen eruit.” [opsporingsambtenaar] heeft zich gelegitimeerd als politieman. [opsporingsambtenaar] voelde zich erg bedreigd. Aan de hand van een politiefoto herkende [opsporingsambtenaar] [verdachte] direct als zijnde de man (man 2) die hem had bedreigd.
Getuige [getuige en collega] verklaart dat hij met zijn collega, [opsporingsambtenaar], brigadier van de regiopolitie Drenthe, op het woonwagenkamp te Uffelte was. Er kwamen drie mannen aan. Man 2 had een tatoeage in zijn nek. [getuige en collega] en [opsporingsambtenaar] hebben hun politiepasjes getoond. Man 2 ging heel dicht bij [opsporingsambtenaar] staan. Hij zei tegen [opsporingsambtenaar]: “Wegwezen jullie en anders trek je beide ogen uit je kop!” Man 2 bleef doorgaan met het uiten van dreigende taal.
Verdachte verklaart dat er collega’s van verbalisanten op het kamp te Uffelte kwamen. Zij lieten hun politiepas zien. Verdachte was aldaar met zijn broer en nog iemand. Verdachte was kwaad en heeft gevloekt. Hij was aangebrand. Hij heeft gescholden. Verdachte kan zich voorstellen dat de collega’s van verbalisanten zich bedreigde voelden.
Feit 5
Aangever [gerechtsdeurwaarder], belastingdeurwaarder, verklaart dat hij op 2 maart 2009 aan de Ruiterweg te Uffelte was om beslag op een auto te leggen bij [verdachte]. Later die dag luisterde hij zijn voicemailbericht af. Hij hoorde een mannenstem en wist dat het [verdachte] moest zijn. [gerechtsdeurwaarder] hoorde hem zeggen: “Als je aan mijn auto komt dan sterf je.” en “sterf en bederf, kankerlijer”. Aangever voelde zich bedreigd.
Opmerking verbalisant in het proces-verbaal: de tekst van het afgespeelde voicemailbericht luidt: “ja … met … van [verdachte]. Je hebt bij mij een auto inbeslag, (….) Bij deze wil ik u mededelen dat kom er niet aan ja, want je sterft, echt waar, je verkankerd… (…..) En voor de rest he sterf en bederf kankerlijer. (...)”
Verdachte verklaart contact met een deurwaarder te hebben gehad die zijn auto inbeslag had genomen. Hij werd hier kwaad over. Hij heeft met [gerechtsdeurwaarder] gebeld en heeft diens voicemail ingesproken. Verdachte heeft iets gezegd in de trant van sterf maar af. Krijg de kanker en je sterft kankerlijer.
Bewijsmotivering feit 4
De rechtbank is op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen - anders dan verdachte en diens raadsman- van oordeel, dat de heer [opsporingsambtenaar] (feit 4), zich door de uitlatingen van verdachte bedreigd heeft kunnen voelen. De bedreiging met zware mishandeling is van dien aard en is onder zodanige omstandigheden geschied, dat bij de heer [opsporingsambtenaar] redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel kon bekomen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2009 tot en met 8 juni 2009, te Uffelte, telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 29 januari 2009, te Uffelte, [opsporingsambtenaar], opsporingsambtenaar van de Regiopolitie Drenthe heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [opsporingsambtenaar] dreigend de woorden toegevoegd: "ik trek je de ogen uit de kop";
5.
hij op 2 maart 2009, te Uffelte, [gerechtsdeurwaarder], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [gerechtsdeurwaarder] middels de voicemail dreigend de woorden toegevoegd: "kom er niet aan ja, want je sterft, echt waar, je verkankert" en "sterf en bederf, kankerlijer".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 300 in verbinding met artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
onder 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan,
hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 augustus 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van geweldsmisdrijven tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld.
Verdachte heeft zich, na een eerdere veroordeling, wederom schuldig gemaakt aan geweld tegen zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1]. De relatie tussen beiden kan als zeer problematisch worden aangemerkt. Aangeefster en verdachte bleven elkaar desondanks opzoeken. Verdachte heeft aangegeven dat de relatie thans definitief is verbroken.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een deurwaarder met een misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging van een opsporingsambtenaar met zware mishandeling.
De rechtbank houdt bij de strafbepaling uitdrukkelijk rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting ter zake van eenvoudige mishandeling en betrekt hierin dat verdachte relevante recidive heeft, de mishandelingen meermalen hebben plaatsgevonden en waren gericht tegen zijn levensgezel, hetgeen gekwalificeerde eenvoudige mishandeling oplevert (art. 304 van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14f, 14h, 14j, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.810278-06
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen. De rechtbank zal de bij vonnis van de politierechter te Assen d.d. 12 december 2007 opgelegde proeftijd met 1 jaar verlengen, nu de rechtbank ten uitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, gelet op de aard en omvang van de bewezenverklaarde feiten, niet opportuun vindt.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830192-07
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van een gedeelte, groot 1 maand, van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Assen d.d. 27 november 2007 opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gelasten, nu verdachte zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Een volledige tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, acht de rechtbank, gelet op de aard en omvang van de bewezenverklaarde feiten, niet opportuun. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de zwaarte van voornoemde straf destijds met name gerelateerd is aan misdrijven uit de Wet wapens en munitie, feiten waaraan verdachte zich sindsdien niet meer schuldig heeft gemaakt.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het 1, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte 1, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 05 oktober 2009.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/810278-06
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
De rechtbank verlengt de bij vonnis van de politierechter te Assen d.d. 12 december 2007 bepaalde proeftijd met 1 jaar.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830192-07
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte, groot 1 maand, van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Assen d.d. 27 november 2007 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. J.G. de Bock en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 september 2009.