RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830077-08
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 24 maart 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 10 maart 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2007 tot en met 8 november 2007 te Assen, althans in
Nederland, (telkens) met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer]
aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn
geestvermogens leed dat die [slachtoffer] (telkens) niet of onvolkomen in staat was
zijn wil daaromtrent te bepalen en/of kenbaar te maken en/of daartegen
weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- het door die [slachtoffer] laten vastpakken van verdachtes penis en/of
- het aftrekken van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken van de penis van die [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. H.Louwes acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Bewijsmiddelen en -motivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2009, inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij blijft bij de verklaringen zoals hij die heeft afgelegd bij de politie. Verdachte heeft desgevraagd voorts verklaard dat hij zich door [slachtoffer] heeft laten aftrekken, dat hij [slachtoffer] heeft afgetrokken, dat zij beiden een spermalozing hebben gehad, dat dit meermalen is gebeurd en dat hij weet dat [slachtoffer] verstandelijk en lichamelijk gehandicapt is.
De verklaring van de verdachte [verdachte] d.d. 19 maart 2008 (pag. 13 e.v. van het procesverbaal van de Politie Drenthe, District Noord, Recherche Noord, met nummer PL031E/07-192779) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte bekent tijdens voornoemd verhoor dat hij het ten laste gelegde heeft begaan. Het is twee of drie keer gebeurd in verschillende weekends. Verdachte bracht [slachtoffer] naar bed en ging dan naast hem liggen en zat aan de piemel van [slachtoffer]. Hij heeft [slachtoffer] gevraagd om zijn piemel te pakken en hem af te trekken. Dat deed [slachtoffer] dan.
Een procesverbaal van aangifte d.d. 13 november 2007 gedaan door [betrokkene], teamleidster bij Stichting van Boeijen (pag. 7 e.v. van het procesverbaal van de Politie Drenthe, District Noord, Recherche Noord, met nummer PL031E/07-192779) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangeefster verklaart dat [slachtoffer] aan [naam persoonlijk begeleidster], de persoonlijk begeleidster van [slachtoffer], heeft verteld dat hij in het weekend van 3 op 4 november 2009 bij zijn oom [verdachte] heeft gelogeerd en dat deze oom ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd. [slachtoffer] heeft met de piemel van oom [verdachte] gespeeld. Ook aan een andere collega, [naam collega], heeft [slachtoffer] verteld dat hij seksuele handelingen heeft gepleegd bij zijn oom. De handelingen bestonden er -kort gezegd- in dat [slachtoffer] zijn oom heeft afgetrokken en dat zijn oom daarbij is klaargekomen.
Een verklaring van de getuige [naam getuige], werkzaam bij de Stichting Van Boeijen en persoonlijk begeleidster van [slachtoffer] d.d. 19 november 2007 (pag. 10 e.v. van het procesverbaal van de Politie Drenthe, District Noord, Recherche Noord, met nummer PL031E/07-192779) inhoudende, zakelijk weergegeven:
De getuige verklaart dat [slachtoffer] haar heeft verteld dat hij bij zijn oom [verdachte] in bed heeft gelegen en dat hij met zijn piemel heeft gespeeld.
Een verklaring van de getuige [naam getuige], werkzaam bij de Stichting Van Boeijen d.d. 15 november 2007 (pag. 11 e.v. van het procesverbaal van de Politie Drenthe, District Noord, Recherche Noord, met nummer PL031E/07-192779) inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] heeft aan getuige verteld dat hij het weekend van 3 op 4 november 2007 bij zijn oom [verdachte] is geweest, dat oom [verdachte] naakt door het huis liep, dat oom [verdachte] samen met hem douchte, dat hij zijn oom heeft geholpen (hij maakte daarbij aftrekbewegingen) en dat de piemel van zijn oom heeft “gespuugd”.
Een verklaring van [slachtoffer] d.d. 24 respectievelijk 31 januari 2008 (pag. 8 en 9 van het procesverbaal van de Politie Drenthe, District Noord, Recherche Noord, met nummer PL031E/07-192779) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het slachtoffer verklaart dat oom [verdachte] zijn piemel heeft gewassen en maakt daarbij een heen en weer gaande aftrekkende beweging.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 8 november 2007 te Assen, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] (telkens) niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en
- het door die [slachtoffer] laten vastpakken van verdachtes penis en
- het aftrekken van die [slachtoffer] en
- het vastpakken van de penis van die [slachtoffer].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 januari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon die vanwege zijn gebrekkige geestelijke vermogens niet in staat was zich tegen verdachte te verweren. De toch al kwetsbare [slachtoffer] werd door verdachte, zijn oom, op wie hij bovendien, zo blijkt uit de stukken, erg was gesteld, misbruikt ter bevrediging van verdachtes eigen (lust-)gevoelens. Het behoeft geen betoog dat zulk gedrag uiterst verwerpelijk is. Verdachte heeft aangegeven dat hij het zelf ook verschrikkelijk vindt wat er is gebeurd en dat hij niet kan verklaren waarom het is gebeurd. Verdachte heeft ook aangegeven dat hij zich realiseert dat hij zich voor deze gedragingen wellicht onder behandeling moet laten stellen en dat hij daarvoor graag hulp van de reclassering wil.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een forse onvoorwaardelijke werkstraf alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mrs. A.M.A.M. Kager en J.G. de Bock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 maart 2009.