ECLI:NL:RBASS:2009:BI4918

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
24 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830046-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling met schadevergoeding aan slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 24 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met zijn zoon betrokken was bij een gewelddadig voorval. De zoon van de verdachte verklaarde dat hij de [slachtoffer] in elkaar wilde slaan, wat leidde tot de beschuldiging van poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat de verdachte wel schuldig was aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 16 februari 2009 in Meppel, waar de verdachte en zijn zoon de [slachtoffer] aanvielen en hem meermalen hard tegen het gezicht sloegen. De rechtbank achtte de verdachte aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit was toegebracht aan de [slachtoffer].

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 30 uur. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 500,-- aan de [slachtoffer] te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf was veroordeeld en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de [slachtoffer]. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de verdachte en zijn advocaat, mr. H.W. Knottenbelt, en de officier van justitie, mr. Kromdijk. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/830046-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 april 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 10 april 2009.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 16 februari 2009, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade en/of na kalm beraad en rustig overleg aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (hard) tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 16 februari 2009, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade en/of na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (tegen het hoofd/gezicht) heeft geslagen en/of gestompt en/of (tegen het lichaam) geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsconstructie
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 6 februari 2009, te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen hard tegen het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht voorbedachte raad niet wettig bewezen.
De zoon van verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij [slachtoffer] in elkaar wilde slaan en dat hij dat nu gedaan heeft. De rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot het bewijs van voorbedachte raad, kalm beraad en rustig overleg van verdachte tezamen en in vereniging met zijn zoon zoals de tenlastelegging impliceert. Dat verdachte tegen de wijkagent heeft verklaard dat hij [slachtoffer] iets zou aandoen maakt dit oordeel niet anders nu deze uitlating al weer geruime tijd geleden, meer dan een jaar, is gedaan.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie mr. Kromdijk, luidende: 120 dagen gevangenisstraf onder aftrek van voorarrest, waarvan 99 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hoofdelijke toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 500,--, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, onder niet-ontvankelijk verklaring van [slachtoffer] in het overige gevorderde, en opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis, het pleidooi van de raadsman van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 februari 2009 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
Op 16 februari 2009 ziet [zoon van verdachte] zijn zusje [zusje] samen met [slachtoffer] in het zwembad te Meppel. [zoon verdachte] is, evenals zijn vader, fel tegen die relatie. [zoon verdachte] gaat daarop naar de woning van zijn vader en samen gaan zij naar het zwembad. Bij de uitgang wachten zij [slachtoffer] op. Als [slachtoffer] naar buiten komt slaan beiden op hem in. [slachtoffer] wordt meermalen in het gezicht gestompt en loopt diverse bloeduitstortingen in zijn gezicht op.
Naar het oordeel van de rechtbank is het opzet van verdachte en zijn zoon erop gericht geweest [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ze hebben meedogenloos hard op [slachtoffer] ingeslagen. Gelukkig is zwaar lichamelijk letsel uitgebleven.
De rechtbank acht voor dit ernstige feit een korte onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aangewezen, gelijk aan de in voorlopige hechtenis doorgebrachte periode, en zal de eis van de officier van justitie dan ook volgen.
Maar de rechtbank zal hier niet mee volstaan. Verdachte heeft immers twee weken korter in voorlopige hechtenis gezeten dan zijn zoon, terwijl beiden in dezelfde mate schuldig zijn aan de mishandeling van [slachtoffer] en de aantasting van diens lichamelijke integriteit.
Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij zijn zoon niet tot kalmte heeft gemaand toen die bij hem kwam om te vertellen dat [dochter van verdachte] en [slachtoffer] samen in het zwembad waren en dat verdachte zelf het initiatief heeft genomen naar het zwembad te gaan, waar de situatie ernstig is geëscaleerd.
Daarom zal de rechtbank aan verdachte, naast de al genoemde vrijheidsstraf, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen aantal uren opleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige, de kosten van eigen risico zorgverzekering ten bedrage van € 155,--, acht de rechtbank de vordering onvoldoende onderbouwd. Het kan namelijk zijn dat dit eigen risico reeds geheel of gedeeltelijk is opgesoupeerd; de benadeelde partij heeft de rechtbank daarover geen informatie verschaft. Voor dit deel kan de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het primair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan een gedeelte groot honderd dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en
een taakstraf bestaande uit dertig uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, Regio Noord Nederland, Arrondissement Assen, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 500,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 500,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door tien dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, is de verdachte in zoverre bevrijd.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. B.I. Klaassens en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 april 2009. Mr. Van der Sluijs is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.