ECLI:NL:RBASS:2009:BI0686

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810314-08
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in doodslagzaak na fatale steekpartij

In de zaak van de verdachte, geboren op 1990 en thans verblijvende in detentie, heeft de rechtbank Assen op 10 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de dood van [slachtoffer]. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijke doodslag, waarbij hij op 27 december 2008 in Assen met een mes [slachtoffer] in de hals zou hebben gestoken. Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij [slachtoffer] niet had gestoken of gesneden. De rechtbank onderzocht de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en een pathologisch rapport van het Nederlands Forensisch Instituut. Uit deze bewijsmiddelen bleek niet dat de verdachte daadwerkelijk stekende bewegingen met het mes had gemaakt die tot de fatale verwondingen van [slachtoffer] leidden. De rechtbank concludeerde dat de mogelijkheid bestond dat [slachtoffer] in het mes was gelopen dat de verdachte vasthield, wat leidde tot zijn overlijden op 28 december 2008. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij [slachtoffer] opzettelijk had verwond. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, aangezien het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen en wees de vordering tot rapportage door het Pieter Baan Centrum af.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810314-08
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 10 april 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende [adres], thans verblijvende in [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 07 april 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 27 december 2008 te Assen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (op 28 december 2008) is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 27 december 2008 te Assen opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (op 28 december 2008) is overleden;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 27 december 2008 te Assen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel te steken en/of te snijden, terwijl het feit de dood van voornoemde [slachtoffer] (op 28 december 2008) tengevolge heeft gehad;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen
De rechtbank overweegt met betrekking tot de toedracht van het tenlastegelegde feit het volgende.
Op 27 december 2008 waren [slachtoffer], getuige 1], [getuige 2] en verdachte [verdachte] in de woning van laatstgenoemde aan de [adres] te Assen. Na fysieke confrontaties tussen [slachtoffer] en verdachte in achtereenvolgens de woonkamer en de keuken, stond verdachte op enig moment in het halletje. Hij stond stil, met zijn rug iets van de muur af, met zijn handen omhoog en met zijn gezicht gericht naar de keukendeur. Die deur bevond zich op korte afstand van verdachte. Verdachte hield in beide handen een mes vast. [slachtoffer] verbleef op dat moment aan de andere kant van de deur in de keuken. [getuige 1] stond bij verdachte in het halletje en drukte de keukendeur dicht door er met haar lichaam tegen aan te duwen. Op enig tijdstip ging de deur gedeeltelijk open en kwam [slachtoffer] met zijn arm, met in zijn hand een mes, door de deuropening. Hij maakte daarbij stekende bewegingen met het mes. Kort daarop kon [getuige 1] door de druk van [slachtoffer] aan de andere kant van de deur deze niet meer tegenhouden en de deur zwaaide open. [slachtoffer] belandde vanuit de keuken in het halletje en één van de messen die verdachte in zijn handen had heeft de hals van [slachtoffer] geraakt. Tengevolge van de verwonding die daardoor is ontstaan is [slachtoffer] op 28 december 2008 komen te overlijden.
De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd
-doodslag- wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest, toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], groot € 5.465,23 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft primair geconcludeerd dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken en subsidiair dat hij te dier zake moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven toedracht van het feit van oordeel dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Anders dan door de officier van justitie is betoogd kan uit de eerste verklaring van getuige [getuige 1] niet worden afgeleid dat verdachte stekende bewegingen met een mes heeft gemaakt op het moment dat [slachtoffer] in het halletje belandde en in aanraking kwam met verdachtes mes. Aanvankelijk heeft [getuige 1] tegenover de politie verklaard dat verdachte, op het moment dat [slachtoffer] stekende bewegingen door de kier van de deur maakte, ook stekende bewegingen richting [slachtoffer] maakte. [getuige 1] heeft nadien, onder andere als getuige ter terechtzitting, verklaard dat zij zich niet meer voor de geest kan halen dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt. Wel zegt [getuige 1] dat zij heeft gezien dat verdachte eerst zijn armen op het moment dat hij de messen in de hand had omlaag hield en dat hij deze op een later moment omhoog deed. Verdachte zelf herinnert zich hiervan niet anders dan dat hij toen hij in het halletje stond steeds zijn armen omhoog hield. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat zij, als gevolg van het openzwaaien van de deur in haar richting, het moment waarop [slachtoffer] en verdachte elkaar raakten niet heeft gezien. De rechtbank is van oordeel, dat uit de enkele mededeling van verdachte -direct na het voorval- tegen hulpverlener [hulpverlener] inhoudende: "ik heb hem gestoken", niet de toedracht van het letsel kan worden afgeleid, maar dat deze mededeling moet worden beschouwd als omschrijving door verdachte van het letsel van [slachtoffer] ten behoeve van de hulpverlening, gedaan tijdens zeer hectische omstandigheden.
Verdachte heeft ter terechtzitting (wederom) verklaard dat hij [slachtoffer] niet heeft gestoken of gesneden. Uit de overige bewijsmiddelen blijkt ook niet dat verdachte bewegingen met het mes heeft gemaakt, waardoor de hals/keel van [slachtoffer] werd geraakt. Ook het pathologie rapport, uitgebracht door het Nederlands Forensisch Instituut, verschaft hierover geen duidelijkheid. De mogelijkheid bestaat dat [slachtoffer] in het door verdachte vastgehouden mes is gelopen, ten gevolge waarvan hij later is komen te overlijden.
Op grond van de aanwezige bewijsmiddelen kan dan ook niet -zoals in alle varianten is tenlastegelegd- worden bewezen dat verdachte, [slachtoffer] opzettelijk met een mes in de hals/keel heeft gestoken of gesneden.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting gevorderd het onderzoek te schorsen teneinde verdachte te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum voor rapportage.
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde zal worden vrijgesproken zal deze vordering worden afgewezen.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, 10 april 2009.
De rechtbank wijst de vordering tot rapportage door het Pieter Baan Centrum te Utrecht af.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. J.G. de Bock, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken -bij vervroeging- ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 april 2009.