ECLI:NL:RBASS:2009:BH8604
Rechtbank Assen
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid voorzieningenrechter in kort geding bij opheffing strafrechtelijk conservatoir beslag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de Staat der Nederlanden. De eiser vorderde de opheffing van een op 8 juli 2004 gelegd conservatoir beslag op een onroerende zaak, dat was gelegd door de officier van justitie van het functioneel parket. De eiser stelde dat het beslag onterecht was en dat de voorzieningenrechter bevoegd was om hierover te oordelen. De Staat der Nederlanden voerde echter aan dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat er een andere rechtsgang openstond voor de eiser om zijn klacht in te dienen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een andere rechtsgang beschikbaar was voor de eiser, namelijk de mogelijkheid om een klaagschrift in te dienen bij de raadkamer van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat deze rechtsgang onvoldoende rechtsbescherming bood aan de eiser. Daarom verklaarde de voorzieningenrechter zich niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
In de uitspraak werd ook bepaald dat de eiser, omdat hij in het ongelijk werd gesteld, werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment waren begroot op € 262,-- aan verschotten. Het vonnis is uitgesproken door mr. B.R. Tromp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. E.M. Harbers.