ECLI:NL:RBASS:2008:BG9650

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830218/08
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 28 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan. De brand vond plaats op 30 augustus 2008 te Ellertshaar, gemeente Borger-Odoorn, en leidde tot gevaar voor omliggende tenten en de levens van de aanwezige personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vlam van een aansteker bij een gordijn in de caravan heeft gehouden, waardoor de caravan volledig is verbrand. De getuige, de bevelvoerder van de brandweer, verklaarde dat vliegvuur op kunststoftenten direct kan leiden tot brand, wat de rechtbank als een reëel gevaar voor de nabijgelegen tenten en de mensen daarin beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. De officier van justitie had 15 maanden gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op van 5 maanden gevangenisstraf en 240 uur werkstraf, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn spijtbetuigingen. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen, met specifieke bedragen die hij aan hen moest betalen. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd om deze bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers, met vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830218-08
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 28 november 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende [adres],
verblijvende in P.I. [plaats van detentie]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 november 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Ellertshaar, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk brand heeft gesticht door een caravan in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker bij een in die caravan hangend gordijn gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een gordijn/hoeveelheid stof, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde caravan geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de nabijgelegen tenten en/of de inboedel van die caravan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die tenten slapende/aanwezige personen (te weten [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3]), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Ellertshaar, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een caravan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door die caravan in brand te steken.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie Drenthe met dossiernummer PL032R/08-166641 (p. 20) d.d. 31 augustus 2008, inhoudende de verklaring van aangever [aangever/benadeelde 1];
2. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie Drenthe met dossiernummer PL032R/08-166641 (p. 5) d.d. 19 september 2008, inhoudende de verklaring van [betrokkene] (bevelvoerder Brandweer);
3. de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 november 2008.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft onder meer als zijn uitdrukkelijk standpunt aangevoerd dat ten aanzien van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geen levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, omdat hun tenten te ver van de caravan hebben afgestaan. De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
De rechtbank kan zich niet met dit standpunt verenigen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de tenten van [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] (betrokkenen) in een rij stonden. De eerste tent (de tent van [benadeelde 3]) stond op ongeveer 2 meter van de caravan. De andere twee tenten stonden in een rij met de eerste tent, de meest verafgelegen tent op ongeveer 5 meter van de caravan.
Uit de bovengenoemde verklaring van [bevelvoerder Brandweer] blijkt dat op het moment dat vliegvuur op kunststoftenten terechtkomt, dit er direct doorheen brandt. Er bestaat dan een kans dat de gehele tent in brand vliegt. Kunststofrook is bovendien giftig, zo verklaart [bevelvoerder Brandweer].
De tent die het dichtst bij de caravan stond was aangestraald en beschadigd door de hitte van het vuur, ondanks het feit dat betrokkenen deze niet lang na de ontdekking van de brand hebben weggesleept. Aangezien de tenten zo dicht bij elkaar stonden en mede gelet op de aard van de brand (de gehele caravan is afgebrand) acht de rechtbank aannemelijk dat alle tenten (ook die van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]) vlam zouden kunnen vatten door vliegvuur. Dat dit niet gebeurd is, schrijft de rechtbank toe aan het feit dat betrokkenen gezamenlijk de tenten van de brandende caravan hebben weggesleept.
De rechtbank is van oordeel dat, wanneer geen van betrokkenen wakker zou zijn geworden vanwege het geluid van de brand (hetgeen niet ondenkbaar zou zijn geweest, gelet op de hoeveelheid alcohol die betrokkenen genuttigd hadden), er voor allen levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2008 te Ellertshaar, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk brand heeft gesticht door een caravan in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker bij een in die caravan hangend gordijn gehouden, ten gevolge waarvan voornoemde caravan geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de nabijgelegen tenten en de inboedel van die caravan en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die tenten slapende/aanwezige personen (te weten persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3]) te duchten was.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, met de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 september 2008 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank houdt tevens rekening met de eis van de officier van justitie mr. J. Hoekman. De officier van justitie heeft het feit wettig en overtuigend bewezen geacht en heeft gevorderd dat de rechtbank de volgende straf zal opleggen:
- 15 maanden gevangenisstraf;
- beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte een caravan in brand heeft gestoken en dat daarvan gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest.
De caravan die door de brand verwoest is stond op een camping, op korte afstand van de daarnaast geplaatste tenten en op korte afstand van de straat. De getuige [bevelvoerder Brandweer] - ten tijde van de brand ter plaatse bevelvoerder van de brandweer - heeft verklaard dat op het moment dat er vliegvuur op kunststoftenten terechtkomt, dit er direct doorheen brandt. Er bestaat dan een kans dat de gehele tent in brand vliegt. Kunststofrook is bovendien giftig.
De rechtbank acht aannemelijk dat omliggende bomen, struiken, tenten en andere caravans door het vliegvuur in brand zouden kunnen vliegen, met alle gevolgen van dien. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat tenten en caravans op campings dicht bij elkaar staan. Daarnaast is algemeen bekend dat de kunststofmaterialen waarvan tenten en caravans gemaakt zijn, snel branden of zelfs smelten. Het feit dat de tent die het dichtst bij de caravan stond al was aangestraald en beschadigd terwijl deze niet lang na de ontdekking van de brand is weggesleept, duidt hier reeds op. Daarbij komt dat de brand midden in de nacht is ontstaan, op een tijdstip dat de meeste mensen op de camping in een diepe slaap zijn. Zij hadden dus in hun slaap door het vuur of de giftige rook overvallen kunnen worden, ware het niet dat één van betrokkenen in de naastgelegen tent wakker is geworden en de brandweer heeft gebeld. De rechtbank acht het aannemelijk dat wanneer deze persoon niet wakker zou zijn geworden, hij en zijn vrienden dit met hun leven hadden moeten bekopen.
Betrokkenen hebben als gevolg van de brand schade geleden en hen is grote overlast bezorgd.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet beoogd heeft dat er een brand zou ontstaan van een omvang, als waarvan hier sprake is geweest. Verdachte is nog jong en uit zijn houding ter terechtzitting blijkt dat hij geleerd heeft van wat er gebeurd is. Verdachte heeft ter terechtzitting meermalen spijt betuigd en heeft aangegeven de schade van de gedupeerden te willen vergoeden, ongeacht of hun vorderingen al dan niet ontvankelijk of gegrond zijn.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats is, met daarnaast het maximaal op te leggen aantal uren werkstraf.
Rechtmatigheid aanhouding verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de aanhouding van verdachte, die zonder toestemming van de officier van justitie is geschied, onrechtmatig is geweest. Dit kan echter zonder gevolgen blijven, nu verdachte direct is voorgeleid aan de hulpofficier van justitie en door deze in verzekering is gesteld.
Benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De gevorderde bedragen acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vorderingen zijn dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
* gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 27 januari 2009.
* een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van de som van € 814,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van de som van € 100,90 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van de som van € 568,73 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], een bedrag van € 814,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], een bedrag van € 100,90 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], een bedrag van € 568,73 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. J.G. de Bock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. de Greef, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 november 2008.