ECLI:NL:RBASS:2008:BF4890

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/505 BESLU
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening evenementenvergunning Stichting Zomeractiviteiten Westerbork

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen op 25 juni 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een evenementenvergunning die was verleend aan de Stichting Zomeractiviteiten Westerbork. De aanvraag voor de evenementenvergunning was ingediend op 4 maart 2008 en betrof diverse evenementen in 2008 in Westerbork. De vergunning was verleend op 19 mei 2008, maar verzoeker, een inwoner van Westerbork, maakte bezwaar tegen deze vergunning, stellende dat de evenementen in strijd waren met de uitgangspunten van het Tebodinrapport en dat de geluidsnormen niet werden nageleefd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunning was verleend op basis van de Festiviteiten- en evenementenverordening van de gemeente Midden-Drenthe. De rechter heeft de argumenten van verzoeker en verweerder tegen elkaar afgewogen. Verzoeker stelde dat de evenementen als B-evenementen moesten worden aangemerkt vanwege de geluidsproductie, terwijl verweerder deze als C-evenementen had geclassificeerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder in redelijkheid de evenementen als C-evenementen kon aanmerken, omdat de aan de vergunning verbonden voorwaarden ervoor zorgden dat het geluidsniveau niet boven de 60 dB(A) zou komen.

De rechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de vergunningverlening op een zorgvuldige wijze had plaatsgevonden en de belangen van verzoeker niet zwaarder wogen dan die van de vergunninghouder. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Läkamp, in aanwezigheid van griffier mr. H.L.A. van Kats.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Bestuursrecht
Kenmerk: 08/505 BESLU
Uitspraak van de voorzieningenrechter op de voet van het bepaalde in titel 3 van hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) d.d. 25 juni 2008
in het geding tussen:
[verzoeker], [woonplaats]
en
De Burgemeester van de gemeente Midden-Drenthe, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2008 heeft verweerder vergunning verleend op grond van artikel 7 van de Festiviteiten- en evenementenverordening gemeente Midden-Drenthe (hierna: de Verordening) aan de Stichting Zomeractiviteiten Westerbork voor diverse evenementen/ activiteiten in 2008 in Westerbork.
Verzoeker heeft bij brief van 2 juni 2008 tegen dit besluit bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij brief van 3 juni 2008 heeft verzoeker aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft bij brief van 12 juni 2008 de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweerschrift ingezonden. Verzoeker heeft hiervan een afschrift ontvangen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank op 24 juni 2008, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde D. Reitsma.
Namens vergunninghouders is verschenen [belanghebbende].
II. Motivering
Algemeen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de recht¬bank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Ook overigens is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
Feiten en omstandigheden
Bij haar oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.
Namens de Stichting Zomeractiviteiten Westerbork (hierna: de Stichting) heeft [de man] bij brief van 4 maart 2008 een verzoek om een evenementenvergunning voor diverse evenementen/ festiviteiten in 2008 bij verweerder ingediend.
Namens de Stichting heeft [de man] bij brief van 10 maart 2008 het verzoek om een evenementenvergunning aangevuld voor wat betreft wegafsluitingen in verband met het organiseren van diverse evenementen/festiviteiten.
Namens de Stichting heeft [de man] bij brief van 24 april 2008 enige wijzigingen in de aanvraag om evenementenvergunning aan verweerder doorgegeven.
Bij primair besluit van 19 mei 2008 heeft verweerder evenementenvergunning onder voorwaarden verleend voor de aangevraagde, diverse evenementen/festiviteiten in 2008.
Verzoeker heeft bij brief van 2 juni 2008 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Standpunten partijen
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de verleende vergunning in strijd is met de uitgangspunten van het rapport van Tebodin. In dit verband wijst verzoeker erop dat de vergunde C-evenementen op het Van Weezel-plein door verweerder in het licht van de voornoemde rapportage ten onrechte niet zijn aangemerkt als een B-evenement. Voorts is verzoeker van mening dat de B-evenementen aan de Kerkhoflaan half binnen en half over de scheidslijn van de A-locatie vallen en om die reden niet passen in het stramien van de voornoemde rapportage.
Voorts stelt verzoeker zich op het standpunt dat de vergunde evenementen, gelet op het bepaalde in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (Wm), onder deze wet vallen.
Verzoeker is van mening dat de verleende vergunning niet voldoet aan de in de handreiking ‘Industrielawaai en vergunningverlening’ genoemde twaalf geluiddagen. Gelet op het jaarlijks terugkerende karakter van dezelfde evenementen op dezelfde plaatsen in het centrum van Westerbork dient de verleende vergunning in de visie van verzoeker getoetst te worden aan de Wm en niet aan de Verordening. Voor 95% vinden de vergunde evenementen in de drie zomermaanden plaats. Naar de mening van verzoeker blijkt uit de voornoemde handreiking dat deze dagen niet in een zomerseizoen “gepropt” mogen worden.
Verweerder merkt op dat het Tebodin-rapport richtinggevend is bij de vergunningverlening voor de evenementen in Westerbork. Verweerder geeft aan dat de Stichting bij de vergunningaanvraag voor het seizoen 2008 uitdrukkelijk verzocht heeft om voor een twaalftal zogenaamde C-evenementen (maximale geluidsbelasting 60 dB(A) een geluidsinstallatie te mogen gebruiken voor het omroepen van mededelingen en om zachte achtergrondmuziek te mogen produceren. In het bestreden besluit is als voorwaarde opgenomen dat gedurende het evenement maximaal vijf minuten gebruik mag worden gemaakt van een geluidsinstallatie. Het maken van muziek is uitdrukkelijk uitgesloten. Verweerder is van mening dat het acceptabel is dat er bij aanvang van een evenement een versterkte afkondiging wordt gedaan en eventueel bij het afsluiten van een evenement een versterkte afkondiging wordt gedaan. Gedurende de rest van het evenement (afhankelijk van het soort evenement 4 tot 7 uur) moet voldaan worden aan de norm van 60 dB(A). In dat licht bezien is het gebruik van een geluidsinstallatie zo kortdurend in vergelijking met de duur van het evenement dat er in de visie van verweerder nauwelijks gesproken kan worden van een negatieve invloed op de directe omgeving.
Voorts wijst verweerder erop dat een aantal C-evenementen op een andere locatie, namelijk de Kerkhoflaan (deellocatie C) wordt gehouden dan het Van Weezelplein (deellocatie A), waar de woning van verzoeker is gelegen. Het geluid vanaf de Kerkhoflaan wordt naar de mening van verweerder afgeschermd door tussenliggende bebouwing als een kerk en een restaurant. Dat betekent in de visie van verweerder dan ook dat een eventueel B-evenement op deellocatie C qua geluidbelasting kan doorwerken als C-evenement op deellocatie A.
Toepasselijke regelgeving
In artikel 7, eerste lid, van de Verordening is bepaald dat het verboden is zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Onder een evenement wordt blijkens artikel 1, onder f, verstaan: elk voor het publiek buiten de daartoe ingerichte toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optochten, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten met uitzondering van:
- markten als bedoeld in de Gemeentewet,
- kansspelen als bedoeld in de Wet op Kansspelen en
- betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Een vergunning kan, blijkens artikel 7, tweede lid, van de Verordening worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of de gezondheid.
In artikel 8 van de Verordening is bepaald welke gegevens bij een vergunningaanvraag verstrekt dienen te worden. Dit betreft onder meer de data waarop de evenementen worden georganiseerd, een omschrijving van de beoogde activiteiten, een schatting van het aantal te verwachten bezoekers en een situatieschets met daarop aangegeven de ten behoeve van het evenement af te sluiten wegen, de inrichting van de eventueel te plaatsen feesttenten en/of enig ander tijdelijk bouwsel, de plaats van podia, tribunes, tijdelijke terrassen, parkeervoorzieningen etc. en de overige voor de beoordeling van de mogelijk c.q. vanwege het evenement veroorzaakte hinder/overlast en (brand)veiligheid benodigde gegevens. Ingevolge het tweede lid van artikel 8 van de Verordening dient de aanvraag te worden ingediend binnen een termijn van tenminste 12 weken voor aanvang van grootschalige evenementen waarbij de inzet van ambtenaren van de gemeente, de politie en/of de brandweer is gewenst en 8 weken voor evenementen waar dit niet noodzakelijk is. In artikel 8, vierde en vijfde lid, van de Verordening wordt de beslissing op de aanvraag binnen een termijn van vier weken aan de aanvrager van de vergunning bekend gemaakt, behoudens de mogelijkheid van een verdaging indien de aard en omvang van het te organiseren evenement hiertoe aanleiding geeft.
In artikel 9 van de Verordening is, voor zover hier van belang, bepaald dat een vergunning voor het organiseren van een evenement wordt geweigerd indien:
- de vergunningaanvraag voor het organiseren van een evenement als bedoeld in artikel 7 niet tijdig is gedaan (onderdeel a);
- ter plaatse in de avonduren (19.00 - 23.00 uur) reeds meer dan het in tabel 1 aangegeven aantal dagen per jaar evenementen met een aanmerkelijke geluidsproductie [geluidniveau hoger dan 60 dB(A) ter plaatse van de meest nabijgelegen woning] hebben plaatsgevonden (onderdeel c);
- ter plaatse in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur) reeds meer dan het in tabel 2 aangegeven aantal evenementen per jaar hebben plaatsgevonden (onderdeel d);
- de burgemeester van mening is dat de woon en/of leefomgeving in de directe omgeving van de locatie waar het evenement wordt georganiseerd en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed (onderdeel f).
Gelet op het bepaalde in tabel 1 en 2 zijn voor deellocatie A, waartoe de dorpskern van Westerbork behoort en waarbinnen verzoeker woonachtig is, in de avondperiode 12 en in de dagperiode 25 evenementen toegestaan.
In artikel 10, zesde lid, van de Verordening is vervolgens bepaald dat voor evenementen die voortduren of plaatsvinden na 19.00 uur ontheffing vereist is. Voorts zijn geluidsvoorschrift-en vastgesteld in artikel 10, tiende en elfde lid, van de Verordening, met de mogelijkheid op grond van het twaalfde lid ontheffing van het elfde lid te verlenen.
Beoordeling
Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Gelet op het feit dat het eerste evenement binnen afzienbare tijd plaats zal vinden, acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang in het onderhavige geval gegeven.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verzoek om voorlopige voorziening slechts betrekking heeft op de verleende evenementenvergunning aan de Stichting.
Ter beoordeling van de voorzieningenrechter ligt een primair besluit van verweerder voor, inhoudende dat een evenementenvergunning is verleend voor diverse evenementen/ activiteiten in het centrum van Westerbork.
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of verweerder op grond van de Verordening bevoegd was tot het verlenen van de aan de orde zijnde vergunning en, zo ja, of verweerder van die bevoegdheid in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de vergunde activiteiten met zich meebrengen dat de woon en/of leefomgeving in de directe omgeving van de locatie waar zij worden georganiseerd en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat in het kader van een objectivering van het door verzoeker ingeroepen belang op 30 oktober 2002 het bij partijen en de vergunninghouder bekende rapport van Tebodin Consultants & Engineers (hierna: Tebodin) is opgesteld. In dit rapport zijn de kaders aangegeven voor de categorisering van de evenementen ten behoeve waarvan de vergunninghouder om een vergunning heeft verzocht, en voor de frequentie waarmee deze evenementen mogen plaatsvinden.
In dit rapport wordt uitgegaan van 2 categorieën evenementen, gerelateerd aan de geluidsniveaus die deze evenementen produceren: een A-categorie voor evenementen met geluidsniveaus tussen de 75 en 85 dB(A) en een B-categorie voor evenementen met geluidsniveaus tussen de 60 en 75 dB(A). Bij evenementen met geluidsniveaus lager dan 60 dB(A) wordt in woningen geen geluidshinder ervaren.
Door verweerder zelf is deze laatste categorie als een C-evenement gecategoriseerd.
De mate van omgevingshinder bij de verschillende categorieën heeft Tebodin tevens gekoppeld aan de frequentie waarmee de evenementen plaatsvinden. Zo dient ter voorkoming van een cumulatie-effect bij twee opeenvolgende evenementen uit de A-categorie een rustpauze van twee weken met daarin 2 weekends te worden ingelast. Bij opeenvolgende evenementen in de categorieën A en B dient een rustperiode van tenminste 1 week met daarin 1 weekend te worden gehanteerd. Bij 2 opeenvolgende evenementen van de B-categorie is dit 5 dagen.
Evenementenvolgorde Rustperiode
A-A minimaal 2 weken met daarin 2 weekenden
A-B/B-A minimaal 1 week met daarin 1 weekend
B-B 5 dagen
A-C/C-A n.v.t.
B-C/C-B n.v.t.
Aan voornoemd rapport ontleent de voorzieningenrechter voorts de volgende passages:
“Indien er activiteiten op of rond het B.G. van Weezelplein zijn, waarbij een omroepinstallatie, versterkte muziek, een muziekkorps of livemuziek aanwezig is, treedt een geluidsniveau bij nabijgelegen woningen op van meer dan 60 dB(A).”
“In de categorie B vallen evenementen waarbij licht versterkte muziek ten gehore wordt gebracht, situaties waarbij omroepinstallaties gebruikt worden, kleine zangkoren en kleine orkesten.”
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de door Tebodin gestelde normen ter voorkoming of beperking van geluidshinder bij de beoordeling van het onderhavige verzoek niet (langer) als uitgangspunt te nemen, en overweegt in aansluiting daarop als volgt.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de jaarlijks terugkerende evenementen in het centrum van Westerbork voor veel overlast zorgen, zowel qua bereikbaarheid van de woning als qua geluidsoverlast. De evenementen vinden bovendien in een zeer korte periode plaats, zodat de leefomgeving ontoelaatbaar wordt aangetast. De verleende vergunningen komen in strijd met het bestemmingsplan en zijn strijdig met het rapport Tebodin en met de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening’. Daarnaast is de aanduiding als B dan wel als C evenement in de vergunningverlening onjuist, gelet op de Tebodinnormen. In dit verband is ook de tijdspanne tussen de verschillende evenementen onjuist.
Zoals hiervoor reeds is overwogen zijn deze normen tot stand gekomen naar aanleiding van een eerder door verzoeker gevoerde procedure en zijn deze normen sindsdien uitgangspunt geweest voor de beoordeling van de aanvraag tot vergunningverlening. Hierdoor is een andere situatie aan de orde dan in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle van 20 mei 1999 (LJN AA3615) en is er geen aanleiding om, zoals eiser betoogt, de besluiten te toetsen aan de in de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening’ gestelde normen.
Partijen worden voorts verdeeld gehouden over de rechtsvraag of verweerder een aantal evenementen in het licht van het Tebodinrapport kon aanmerken als C-evenement. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Blijkens de vergunningverlening is een aantal evenementen aangemerkt als C-evenement waarbij in de vergunningverlening zodanige voorwaarden zijn opgenomen dat, indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, er inderdaad sprake is van een C- en niet van een B-evenement. In dit verband stelt verweerder zich op het standpunt dat uit het aan de vergunning gekoppelde voorschrift 18 blijkt dat tijdens de C-evenementen gedurende (in totaal) maximaal vijf minuten gebruik mag worden gemaakt van de omroepinstallatie ten behoeve van de aankondiging en de afkondiging van het evenement en voor het doen van overige mededelingen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bestreden besluit de navolgende voorwaarde is opgenomen:
‘Voor de overige (C-)evenementen geldt:
- het op de gevels van de omliggende woningen invallende equivalente geluidsniveau mag niet meer bedragen dan 60 d(B)A;
- er mag voor de opening, het aankondigen en overige mededelingen per C-evenement maximaal 5 minuten gebruik worden gemaakt van een omroepinstallatie;
- er mag geen muziek (niet versterkt, niet onversterkt, geen korpsen of andere vormen van live-muziek, niet via geluidsdragers) ten gehore worden gebracht;
- er mogen geen dansgroepen optreden.’
Voorts dient te worden vastgesteld dat in het Tebodinrapport wordt aangegeven dat de geluidshinder tijdens evenementen met name bepaald wordt door de geluidsniveaus die in de woningen kunnen optreden. Bij regelgeving in het kader van industrielawaai en wegverkeerslawaai wordt er in het algemeen vanuit gegaan dat het geluidsniveau in de woningen niet hoger mag zijn dan 35 dB(A) etmaalwaarde, 35 dB(A) in de dag-, 30 dB(A) in de avond- en 25 dB(A) in de nachtperiode. Hierbij gaat het om geluidsniveaus die continu aanwezig kunnen zijn.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in het licht van het Tebodinrapport een aantal evenementen als C-evenementen kunnen aanmerken in het onderhavige geval. In dit verband wijst de voorzieningenrechter erop dat uit het aan het bestreden besluit verbonden voorschrift blijkt dat verweerder slechts toestaat dat tijdens deze evenementen gedurende (in totaal) maximaal vijf minuten gebruik wordt gemaakt van de omroepinstallatie ten behoeve van de aankondiging en afkondiging van het evenement, alsmede overige mededelingen in verband met organisatorische- en veiligheidsredenen. Hieruit volgt dat verweerder, anders dan door de Stichting aangevraagd, nadrukkelijk niet heeft toegestaan dat er gedurende deze C-evenementen sprake is van achtergrondmuziek, het optreden van een blaaskapel en/of een dansgroep. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat van een continu geluidsniveau van meer dan 60 dB(A) tijdens deze C-evenementen dan ook geen sprake is. Voorts kan niet worden voorbij gegaan aan het gegeven dat verweerder in het onderhavige geval in de lijn van de adviezen van het Tebodinraport door het stellen van nadere voorwarden een aantal evenementen uit de B-categorie heeft gehaald en evenementen over de verschillende deellocaties heeft verspreid. Dat de deellocatie aan de Kerkhoflaan in de nabijheid van de deellocatie aan het Van Weezelplein is gesitueerd, doet hieraan niet af, aangezien de afstand tussen de deellocatie aan de Kerkhoflaan en de woning van verzoeker onbetwist zeker 200 meter bedraagt en er alleen vanwege deze afstand al sprake is van een verminderde geluidsbelasting op de gevel van de woning van verzoeker. De grieven van verzoeker kunnen dan ook niet slagen.
Anders dan verzoeker meent, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de bepalingen van de Wm in de onderhavige procedure geen rol kunnen spelen bij vergunningverlening op grond van de Festiviteitenverordening, aangezien er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wm.
Gelet op de voorgaande overwegingen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, acht de voorzieningenrechter geen termen aanwezig.
Beslist wordt als volgt.
III. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. E. Läkamp, voorzieningenrechter en uitgesproken in het
openbaar op 25 juni 2008
door mr. E. Läkamp, in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. van Kats, griffier.
mr. H.L.A. van Kats mr. E. Läkamp
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.