ECLI:NL:RBASS:2008:BD7245

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830277-07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een jong meisje

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 15 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een 14-jarig meisje. De feiten vonden plaats op 4 oktober 2007 in de gemeenten Borger-Odoorn en Stadskanaal. De verdachte heeft het slachtoffer van haar fiets getrokken, haar bedreigd met een mes en haar gedwongen in zijn auto te stappen. Vervolgens heeft hij haar naar een afgelegen plek gebracht waar hij seksuele handelingen met haar heeft verricht. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten in Duitsland, volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar en heeft tevens een schadevergoeding van € 3007,07 aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hebben voor het slachtoffer en de maatschappij, en dat de verdachte zijn lustgevoelens op grove wijze heeft gevolgd ten koste van een weerloos slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830277-07
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 15 juli 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorte datum en plaats verdachte] 1953,
wonende te [woonplaats en adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 1 juli 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
De tenlastelegging
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007 in de gemeenten Borger-Odoorn, althans in het arrondissement Assen, en/of Stadskanaal, althans in het arrondissement Groningen, althans in Nederland, opzettelijk een persoon, genaamd [naam slachtoffer], wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte
- haar te of nabij Exloo, gemeente Borger-Odoorn, terwijl zij daar fietste, doen stilstaan en/of haar bij de arm vastgepakt en/of haar van de fiets getrokken,
- haar aldaar, na een worsteling gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem bestuurde auto, en/of haar een mes op haar keel gezet, althans een mes dreigend voorhanden gehad en haar (mede) zo gedwongen op die achterbank te blijven,
- het portier van de auto, welke was voorzien van kindersloten, gesloten en/of (vervolgens) de portieren op slot gedaan,
- (vervolgens) met haar weggereden naar Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, en heeft hij aldaar seksuele handelingen met haar verricht,
- (uiteindelijk) met haar van Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, naar Exloo, gemeente Borger-Odoorn, gereden;
en/of haar aldus belet in vrijheid haars weegs te gaan;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en/of gehouden,
- meermalen zijn tong in haar mond gebracht en/of gehouden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- haar te of nabij Exloo, gemeente Borger-Odoorn, van de fiets heeft getrokken,
- haar aldaar, na een worsteling heeft gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem bestuurde auto, en/of haar een mes op de keel heeft gezet, althans een mes dreigend voorhanden heeft gehad en haar (mede) zo heeft gedwongen op die achterbank te blijven en/of (vervolgens) met haar is weggereden naar Musselkanaal, gemeente Stadskanaal,
- haar heeft gesommeerd voor in de auto te komen zitten en/of (vervolgens) (gedeeltelijk) haar kleding uit te trekken en/of (vervolgens) haar benen tegen het dashboard aan te zetten,
- met onbloot onderlichaam op haar is gaan liggen,
en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 04 oktober 2007 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en/of gehouden,
- meermalen zijn tong in haar mond gebracht en/of gehouden;
art. 245 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen onder 1 en onder 2 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht; alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het bewijs
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven:
De aangifte van [naam slachtoffer]d.d. 5 oktober 2007 (pagina 168 e.v. van het proces-verbaal met dossiernummer PL032E/07-182622 van de Politie Drenthe, District Zuidoost, Recherche Zuidoost) inhoudende:
Verbalisant (V): Je rijdt de Oude Dijk op. Wat gebeurt er dan?
Antwoord aangeefster (A): Dan kom ik voorbij een aantal bossen/struiken. Dan kom ik bijna bij de ingang van de Boermastreek. Die zit aan de rechterkant van de weg. Dan zie ik een man zijn behoefte doen. Hij staat te plassen.
V: Wat gebeurt er dan?
A: Hij deed snel zijn gulp dicht en gaat op het fietspad staan. Ik ben dan twee meter bij hem vandaan en ik fiets op het fietspad. Ik rem af. Ik sta nog niet stil en dan pakt hij mij beet. Hij pakt mij beet bij mijn rechter onderarm.
V: Hoe staat hij op het fietspad?
A: Met zijn armen wijd. Hij staat met zijn gezicht naar mij toe.
V: Hoe pakt hij jouw arm vast?
A: Met twee handen.
V: Wat doe jij?
A: Ik schreeuw en verzet mij. Ik schreeuw help. Ik wil dit niet. En laat mij los.
V: Hoe ben je op dat moment?
A: Onrustig en heel erg bang.
V: Wat doet hij dan?
A: Hij probeert mij in de auto te duwen.
V: Hoe kom je van die fiets af?
A: Hij trekt mij van de fiets af en mijn fiets komt daardoor te vallen. Ik struikel maar blijf wel op de been. En dan ontstaat er een worsteling. Ik heb geschopt en geslagen. Ik schreeuw dan help en laat me los en ik wil weg.
V: Hoe probeert hij jou de auto in te krijgen?
A: Hij heeft mij met twee handen vast bij mijn armen en trekt aan mij. Hij trekt mij naar de rechterkant van de auto. Hij opent het achterportier en trekt mij naar de achterbank.
Als ik op de achterbank word geduwd dan zegt hij in het Duits iets van : "Liggen blijven". Als ik op de achterbank lig kom ik steeds weer overeind. Ik word telkens door hem teruggeduwd. Maar dan zie ik een mes. Dit mes duwt hij tegen mijn keel aan. En dan blijf ik wel liggen. Ik weet niet waar hij het mes vandaan heeft gehaald. Ik weet wel hoe het mes er uit ziet. Het mes was inklapbaar en het handvat was zilver. Het was een vies mes. Het was geen nieuw mes. Hij was gebruikt. Ik denk dat het mes uitgeklapt zo'n twintig centimeter was.
V: Wat zegt hij tegen jou als het mes op je keel wordt gezet?
A: Nog iets in de trant van liggen blijven. Als ik dat mes zie blijf ik wel liggen.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Hij sluit het achterportier. Loopt dan voor de auto langs en stapt in.
V: Waar ben je overeind gekomen?
A: Meteen toen hij wegreed. Ik ben vaak overeind gekomen. De man duwde mij dan terug. Op een gegeven moment mocht ik voorin komen zitten.
V: Wat doet hij dan?
A: Hij stopt. Hij zet de motor uit door de sleutels om te draaien.
Hij zegt helemaal niets.
Ik dacht dit is niet goed. Ik kon niet uit de auto, want de deur zat op slot. Ik wist dat omdat de deur niet open wilde. Ik begon aan de handel te trekken.
V: Hoe reageerde hij daarop?
A: Hij moest lachen.
V: Wat deed hij toen?
A: Hij deed de passagiersstoel achteruit.
Hij zei dat ik mijn kleren uit moest doen.
V: Wat heb jij toen gezegd?
A: Ik heb van alles geschreeuwd, maar dat weet ik niet meer. Ik was doodsbang.
V: Waar is hij als hij op jouw broek wijst?
A: Dan zit hij op zijn stoel. En hij trekt zijn schoenen en zijn broek uit.
V: Wat doet hij dan?
A: Dan stapt hij over naar mijn kant.
Dan zet hij mijn voeten op het dashboard.
Dan doet hij zijn onderbroek naar beneden.
Hij buigt zich over mij heen.
Hij wrijft zich tegen mij aan met zijn geslachtsdeel. Hij wrijft tegen mijn geslachtsdeel.
Hij gaat met zijn vinger naar binnen in mijn geslachtsdeel.
V: Wat voel je dan?
A: Pijn.
V: Wat denk je dan?
A: Dat ik het niet overleef.
V: Hij gaat met zijn vinger bij jou naar binnen. Wat doet hij dan?
A: Hij gaat heen en weer. En haalt zijn vinger er weer uit. Dan gaat hij met zijn geslachtsdeel bij mij naar binnen.
V: Wat kan je vertellen over wat je voelde?
A: Pijn.
V: Wat doet hij met zijn geslachtsdeel als hij in jouw geslachtsdeel is?
A: Hij gaat heen en weer. Dit duurt niet lang. Een minuut denk ik.
V: Wat doet hij nog meer?
A: Hij heeft mij ook nog gezoend. Dat doet hij als zijn geslachtsdeel bij mij naar binnen is. Hij heeft mij getongzoend.
Hij schuift mijn t-shirt naar boven. Hij zuigt aan mijn borsten.
V: Waar?
A: Tepels.
De verklaringen van de verdachte op respectievelijk 4, 8, 9, 17 en 27 oktober 2007 (pagina 81 e.v. van het proces-verbaal met dossiernummer PL032E/07-182622 van de Politie Drenthe, District Zuidoost, Recherche Zuidoost) inhoudende:
V: Ben je met je vingers ook in haar geweest?
A: Ja een keer. Toen heb ik hem er ook meteen weer uitgedaan, ze had pijn en toen ben ik meteen gestopt. Ze zei ik ben nog maagd en ik heb gezegd je bent veel te jong. (pag.114)
V: De reden op de vingers terug te trekken was omdat ze pijn had?
A: Ja, ze zei ik ben maar 14. (pag. 115)
(...)
V: Wat gebeurt er als het meisje er aan komt?
A: Ik geloof dat ik haar heb meegenomen. (pag. 136)
Toen zei zij me dat zij bang was. Ik geloof dat zij eerst achterin zat.
V: Hoe is zij van de fiets gekomen?
A: Ik zal haar gestopt hebben. Het meisje kan er niets aan doen. Ik schaam mij. Het kind kan er niets aan doen. Toen ik tot bezinning kwam heb ik haar teruggebracht. (pag. 137)
V: Hoe komt zij in de auto?
A: Ik heb haar meegenomen.
Ik denk dat ik de deur van de auto heb opengemaakt. Ik geloof niet dat zij vrijwillig is meegegaan. (pag. 138)
V: Heeft u haar bedreigd:
A: Dat zou kunnen.
V: Waarmee?
A: Dat weet ik niet.
V: Hoe is het gelukt haar in de auto te houden?
A: Ze kon er niet meer uit. Het portier achter de bestuurder heb ik altijd op slot. Ik denk dat ik het andere portier dichtgedaan heb. De auto heeft kindersloten. Dan kan je de portieren niet van binnen openen. De ramen zijn elektrisch. Het is mogelijk dat het kinderslot van het portier achter de passagierszijde ook was ingeschakeld. Zij kon er niet uit. Ik denk dat zij het wel heeft geprobeerd. (pag. 140)
(...)
V: We gaan terug naar het verhaal van vanmorgen. U zegt op een gegeven moment dat het meisje voorin de auto mag zitten. Waarom mag zij voorin?
A: Omdat zij bang was. (pag. 147)
V: Wat is er toen gebeurd?
A: Ik ben toen het meisje toegetreden. Ik wilde haar kussen maar dat wilde zij niet. Ik wilde haar strelen maar dat wilde zij ook niet. Het was op een gegeven moment dat ik tegen haar heb gezegd dat ik met haar wilde slapen en haar wilde aanraken. Seksueel slapen kan ik niet. Ik heb toen haar borst gepakt geloof ik. Ik heb mijzelf voorgesteld dat het de dochter van [naam persoon] was. Ik wilde haar bang maken. Dat zij het aan vader zou vertellen. Ik heb haar toen ook gezegd dat zij haar broek uit moest doen. Ik wilde haar alleen maar aanraken. Ik heb haar toen tussen de benen gegrepen. (pag. 148)
V: Waar was ze bang voor?
A: Dat ik haar pijn zou doen.
V: Hoe ging dat dan?
A: Ik heb met mijn linkerhand haar rechterborst vastgepakt. Ik heb haar gestreeld. Dat was onder de BH op haar huid. Ik heb toen haar borst gekust.
V: Hoe reageerde zij daarop?
A: Zij heeft het over zich heen laten komen.
V: Waar was zij?
A: Op de bijrijders stoel en ik was op mijn eigen stoel. Haar stoel was naar beneden.
V: Wat is er verder gebeurd?
A: Ik heb geloof ik tegen haar gezegd dat zij haar broek uit moest doen.
V: Hoe reageerde zij?
A: Zij was bang.
V: U zegt dat zij haar broek uit moet doen. Doet zij dat ook?
A: Ja, maar niet graag.
V: Hoe zat het met haar bovenkleding?
A: Die had zij aan.
V: Hoe kon je dan bij haar borst komen?
A: Ik heb dat naar boven geschoven.
V: Hoe zat het met uw kleding?
A: Ik had mijn broek open gemaakt.
V: Wat wilde u dan?
A: Ik wilde alleen intimideren. (pag. 149)
V: U heeft uw broek open en zij ligt daar. Wat doet u dan?
A: Ik ben er toen op gaan liggen. Zij zei toen dat zij maagd was en dat zij pas veertien was. Ik ben er toen afgegaan en heb haar tussen de benen gegrepen. Ik weet de details niet helemaal meer. Ze had een panische angst.
V: U heeft uw broek los. U wilt haar intimideren. U wilt dan doen of u seks met haar heeft. Wat deed u?
A: Ik ben op haar gaan liggen. Zij lag op de stoel.
V: Waar was uw geslachtsdeel?
A: Die hing beneden.
V: Was uw geslachtsdeel uit uw broek?
A: Ja, ik had mijn broek uit.
V: U lag op het meisje en waar was dan uw geslachtsdeel?
A: Ik kan er niets mee. Ik lag op het meisje. Ik heb alleen met de vinger...
V: Wat heeft u met de vinger gedaan?
A: Ik heb haar bij haar geslachtsdeel gepakt. Ik wilde naar binnen, niet al te ver. Ik wilde haar geen pijn doen. Ik denk dat ik met mijn middelvinger in haar geslachtsdeel ben gegaan. Mijn vinger is ongeveer 3 cm naar binnen gegaan. Daarna heb ik haar geslachtsdeel gestreeld.
V: Toen de vinger in haar geslachtsdeel was, heeft u toen nog bewegingen met de vinger gemaakt?
A: Dat zou kunnen.
V: Heeft u geprobeerd met uw geslachtsdeel in haar geslachtsdeel binnen te dringen?
A: Ja, maar dat gaat niet meer. Ik kan mijn geslachtsdeel niet meer hard krijgen. Ik heb wel met mijn geslachtsdeel tegen haar geslachtsdeel aangezeten. (pag. 150)
V: Heeft u messen?
A: Ja, in de bijrijders deur zitten tapijtmessen.
V: Andere messen?
A: Het kan zijn dat er een zakmes in de auto ligt. (pag. 152)
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wat ik bij de politie heb verklaard daar blijf ik bij. Ik kan er verder niet veel over zeggen. Het staat allemaal in mijn verklaring. Ik wil mij bij het meisje en de familie verontschuldigen. Het spijt mij. Ik weet niet waarom ik het gedaan heb. Als ik eerder gezegd heb dat het meisje gelogen heeft dan spijt mij dat.
Het deskundigenrapport opgemaakt door dr. W.M Aarts, vast gerechtelijk deskundige varbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 14 december 2007 inhoudende het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek in zaaknummer 2007.10.15.048.
Van het celmateriaal in de onderzochte bemonsteringen en van de referentiemonsters wangslijmvlies van het slachtoffer [naam slachtoffer] van de verdachte [naam verdachte] zijn DNA-profielen verkregen die met elkaar zijn vergeleken. Hieruit blijkt het volgende:
Sporenmateriaal afkomstig van bemonstering van de voorhuid van verdachte bevat celmateriaal dat afkomstig kan zijn van [naam slachtoffer];
Sporenmateriaal afkomstig van de eikel van verdachte bevat celmateriaal dat afkomstig kan zijn van [naam slachtoffer];
Sporenmateriaal afkomstig van de rechterborst van [naam slachtoffer] bevat celmateriaal dat afkomstig kan zijn van verdachte;
Sporenmateriaal afkomstig van de nagels van de linker- en rechterhand van verdachte bevat celmateriaal dat afkomstig kan zijn van [naam slachtoffer].
De berekende frequentie DNA-profiel (dit is de kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte spoor) is kleiner dan één op een miljard.
Nadere bewijsoverweging:
Namens verdachte is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij [naam slachtoffer]met een mes heeft bedreigd, nu hij dit ten stelligste ontkent en er bovendien geen mes is aangetroffen. Voorts ontkent verdachte met zijn penis in het geslachtsdeel van aangeefster te zijn geweest. Verdachte zegt daartoe lichamelijk niet in staat te zijn. Nu geen sperma is aangetroffen en overigens geen biologisch sporenonderzoek in de vagina van het slachtoffer is verricht kan, zo wordt door verdachtes raadsvrouwe betoogt, op dit punt evenmin tot een bewezenverklaring worden gekomen.
De rechtbank volgt dit betoog van de verdediging niet en overweegt dienaangaande het volgende.
Op grond van de aangifte van het slachtoffer alsmede op grond van haar spontane verhaal direct nadat zij door verbalisanten werd aangetroffen op plaats delict 1 (fietspad naast de Oude Dijk te Exloo) acht de rechtbank wél wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mes heeft gebruikt om [naam slachtoffer] te bedreigen en haar verzet te smoren. Aangeefster [naam slachtoffer] heeft een zeer gedetailleerde verklaring afgelegd over wat haar op 4 oktober 2007 is overkomen. Ook over de aanwezigheid van het mes verklaart zij zonder voorbehoud en zij weet het mes gedetailleerd te beschrijven. Verdachte heeft in eerste instantie alles ontkend, later heeft hij steeds meer bekend en zich verontschuldigd voor het feit dat hij eerder ontkende en het slachtoffer beschuldigde van liegen. Verdachte heeft tijdens de verhoren verklaard dat het meisje niet vrijwillig bij hem in de auto is gekomen en dat hij haar wel bedreigd zal hebben. Verdachte zegt dat hij zich niet kan voorstellen dat hij een mes gebruikt heeft. Verdachte verklaart ook dat er wel messen aanwezig waren in de auto: tapijtmessen en waarschijnlijk ook een zakmes. Verdachte verklaart veel problemen met zijn geheugen te hebben. Thans 'herinnert' hij zich alleen het mes niet, voor het overige komen de verklaringen van aangeefster en verdachte omtrent de feitelijke handelingen nagenoeg overeen. De rechtbank ziet geen reden aangeefster [naam slachtoffer]op dit punt niet te geloven. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en ook overtuigend bewezen dat verdachte een mes heeft gebruikt om [naam slachtoffer]te dwingen op de achterbank van de auto te blijven.
Voor het binnendringen met de penis geldt mutatis mutandis dezelfde redenering. Aangeefster [naam slachtoffer] maakt duidelijk onderscheid tussen het binnendringen met de vingers en het binnendringen met de penis. Verdachte zegt alleen één keer met een vinger binnen te zijn geweest. Verdachte voert aan dat geen sperma is aangetroffen en dat hij lichamelijk niet in staat zou zijn tot penetratie omdat hij zijn penis niet hard zou kunnen krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde omstandigheden geen voorwaarde om tot penetratie te komen. Verdachte heeft verklaard dat hij wel geprobeerd heeft met de penis binnen te dringen. Voorts is uit onderzoek van het NFI gebleken dat celmateriaal van aangeefster [naam slachtoffer] is aangetroffen op de voorhuid en op de eikel van verdachte. Dat geen biologisch sporenonderzoek in de vagina van aangeefster [naam slachtoffer] is verricht doet aan voornoemde bevindingen niet af. Verdachte heeft aangeefster [naam slachtoffer] gedwongen haar broek en ondergoed uit te trekken, vervolgens heeft hij ook zijn eigen broek en onderbroek uitgetrokken en is hij op haar gaan liggen. Voornoemde omstandigheden rijmen naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet met verdachtes verklaring dat hij niet opgewonden was en alleen een beetje wilde 'strelen'. De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] op dit punt niet te geloven. Gelet op alle voormelde verklaringen en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd komt de rechtbank tot het oordeel dat ook het binnendringen met de penis wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 04 oktober 2007 in de gemeenten Borger-Odoorn en Stadskanaal, opzettelijk een persoon, genaamd [naam slachtoffer], wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte
- haar te of nabij Exloo, gemeente Borger-Odoorn, terwijl zij daar fietste, doen stilstaan en haar bij de arm vastgepakt en haar van de fiets getrokken,
- haar aldaar, na een worsteling gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem bestuurde auto en haar een mes op haar keel gezet en haar (mede) zo gedwongen op die achterbank te blijven,
- het portier van de auto, welke was voorzien van kindersloten, gesloten en (vervolgens) de portieren op slot gedaan,
- (vervolgens) met haar weggereden naar Musselkanaal, gemeente Stadskanaal,
- (uiteindelijk) met haar van Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, naar Exloo,
gemeente Borger-Odoorn, gereden;
en haar aldus belet in vrijheid haars weegs te gaan;
2.
hij op 04 oktober 2007 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis en vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en gehouden, en
- zijn tong in haar mond gebracht,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- haar te of nabij Exloo, gemeente Borger-Odoorn, van de fiets heeft getrokken,
- haar aldaar, na een worsteling heeft gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem bestuurde auto, en haar een mes op de keel heeft gezet, en haar (mede) zo heeft gedwongen op die achterbank te blijven en (vervolgens) met haar is weggereden naar Musselkanaal, gemeente Stadskanaal,
- haar heeft gesommeerd voor in de auto te komen zitten en (vervolgens) (gedeeltelijk) haar kleding uit te trekken en (vervolgens) haar benen tegen het dashboard aan te zetten,
- met onbloot onderlichaam op haar is gaan liggen,
en (aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden,
strafbaar gesteld bij artikel 282, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage d.d. 24 juni 2008, opgemaakt door J.M.J.F. Offermans, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht. Voornoemde deskundigen hebben onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven - dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, maar dat deze feiten - indien bewezen - hem in volledige mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Ter terechtzitting is door de raadsvrouwe van verdachte betoogd, dat de beide aan verdachte tenlastegelegde feiten in zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling in de zin van art. 56 lid 1 Sr, zodat in dit geval slechts één strafbepaling dient te worden toegepast.
Van een voortgezette handeling in de zin van art. 56 lid 1 Sr is volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad sprake wanneer de bewezen verklaarde feiten van gelijke aard zijn en deze feiten de uiting zijn van een en hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit.
De rechtbank is van oordeel dat voormelde onder 1 en onder 2 primair bewezen verklaarde feiten van ongelijksoortige aard zijn en derhalve geen voorgezette handeling zijn in de zin van art. 56, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Voorts kan niet gezegd worden dat voornoemde feiten de uiting zijn van éénzelfde wilsbesluit. Dientengevolge is geen sprake van een voortgezette handeling.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouwe van de verdachte; alsmede het Duitse strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte in Duitsland eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de gepleegde feiten merkt de rechtbank in het bijzonder het volgende op.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting op de wijze zoals is bewezen verklaard. Daarbij heeft verdachte een volstrekt weerloos slachtoffer, een meisje van 14 jaar, onderweg van school naar huis, op grove wijze van haar fiets gesleurd, gedreigd met een mes, meegenomen in de auto naar een afgelegen plek en haar vervolgens seksueel misbruikt. Het slachtoffer, [naam slachtoffer], stond doodsangsten uit, zo blijkt uit haar verklaring en aangifte, en zo blijkt ook uit de verklaringen van verdachte zelf. Verdachte wist dat [naam slachtoffer] bang was want zij schreeuwde, zij verzette zich, zij bonkte op de ramen van de auto, zij smeekte hem om haar niet te doden of pijn te doen en zij huilde. Verdachte verklaart zelf dat hij zag dat zij een 'panische angst' had. Dit alles heeft hem er niet van weerhouden zijn eigen lustgevoelens te volgen en haar te verkrachten.
Verdachte heeft, aldus handelend, zijn slachtoffer haar onbezorgde kinderjaren ontnomen. Haar leven en dat van haar ouders zal lange tijd, zo niet het leven lang, getekend blijven door de afschuwelijke ervaring die zij die dag heeft moeten ondergaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid, dat slachtoffers van dit soort delicten vaak langdurig te lijden hebben van de tengevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroorzaakte emotionele schade. Dat [naam slachtoffer]schade heeft opgelopen blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 28 mei 2008 zoals door de vader van [naam slachtoffer] opgemaakt.
Daarnaast zijn door de door verdachte gepleegde feiten in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen veroorzaakt.
De rechtbank acht het gedrag van verdachte zeer verwerpelijk en rekent hem dit zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op voornoemde rapportage d.d. 24 juni 2008, van J.M.J.F. Offermans, psychiater en P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog en rekening gehouden met de conclusie van voornoemde deskundigen te weten dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden gehouden voor de door hem gepleegde feiten.
Uit het onderzoek komt verdachte naar voren als een rigide en starre man, bij wie sprake is van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven (NAO) met narcistische en antisociale trekken. Verdachte scoort hoog op de psychopathieschaal, maar niet zodanig dat er van psychopathie gesproken kan worden. Er is geen sprake van verslavingsproblematiek. Het onderzoek bood onvoldoende aanknopingspunten om bij verdachte te kunnen spreken van pedofilie (van het niet-exclusieve type). De seksuele handelingen met kinderen lijken veeleer het gevolg van de frustraties - seksueel en niet-seksueel - die hij oploopt in het contact met volwassenen en poogt af te reageren, waarbij hij ook nog in belangrijke mate geleid wordt door het lustprincipe en betrekkelijk weinig remmingen heeft vanuit het geweten.
Uit het onderzoek komt verdachte vooral naar voren als een zeer egocentrische man met geringe empathische vermogens en een hoog opgeklopt zelfbeeld. Verdachte heeft weinig inzicht gegeven in de motieven van zijn gedrag ten tijde van het tenlastegelegde. Het betrof hier slechts zeer ten dele onwil of zijn procespositie, veeleer leek hij onvermogend om tot inzicht in zijn gedrag te komen. Er is bij verdachte nauwelijks besef van ziekte. Hij kan zijn problemen hooguit 'vertalen' in lichamelijke klachten, die op theatrale wijze gepresenteerd worden; over psychische problemen is hij in hoge mate bagatelliserend en externaliserend.
Onderzoekers achten een advies met betrekking tot begeleiding en/of behandeling van verdachte niet geïndiceerd.
Verdachte is in Duitsland eerder veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, waaronder meermalen voor verkrachting en poging verkrachting, waarvoor hij is veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen. De thans gepleegde feiten zijn zeer ernstig van aard, verdachte was louter gericht op een op zichzelf gerichte behoeftebevrediging en er kan gesproken worden van een (zeer) geschokte rechtsorde, waardoor aan een zekere mate van vergelding niet kan worden ontkomen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit passend en geboden en zal derhalve dienovereenkomstig beslissen.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Nu met betrekking tot de in beslag genomen personenauto, merk Mazda, kenteken [kenteken auto], geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, zal de rechtbank de bewaring van die auto ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
BENADEELDE PARTIJ : [naam slachtoffer]
Door [naam slachtoffer] is een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend ter hoogte van € 507,07 alsmede een vordering immateriële schade ter hoogte van € 2500,00 (totaal € 3007,07).
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1 en onder 2 primair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [naam slachtoffer] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer].
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 57, van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 JAAR (tien jaar).
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het navolgende in beslag genomen voorwerp:
- een personenauto merk Mazda, kenteken [kenteken auto].
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- een GSM telefoon, merk Nokia, type 3510i
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] van de som van € 3007,07 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 3007,07 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. C.M.M. Oostdam en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 juli 2008, zijnde mr. H.K. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.