ECLI:NL:RBASS:2008:BD3270

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
23 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830268/07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele dwang en ontuchtige handelingen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 29 september 2007 in de gemeente Emmen zou hebben geprobeerd een slachtoffer te dwingen tot seksuele handelingen, heeft de Rechtbank Assen op 23 mei 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van het slachtoffer tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het verrichten van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank constateerde dat de verklaringen van beide partijen voor een groot deel overeenkwamen, maar dat het slachtoffer had verklaard dat de handelingen tegen haar wil waren uitgevoerd, terwijl de verdachte dit ontkende.

De rechtbank heeft ook een verklaring van een getuige in overweging genomen, die had gezien dat de verdachte en het slachtoffer eerder die avond vrijwillig contact hadden gehad. Dit leidde tot de vraag of dit vrijwillige contact op enig moment was overgegaan in onvrijwillig contact, en of de verdachte zich hiervan bewust had moeten zijn. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op enig moment had moeten begrijpen dat hij te ver was gegaan in zijn contact met het slachtoffer. Daarom kon niet bewezen worden dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer had gedwongen tot de seksuele handelingen.

Op basis van deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank benadrukte dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. Dit vonnis werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van de rechtbank, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830268-07
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 23 mei 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats en -land] op [geboortedatum] 1986,
wonende [adres] te [land].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 9 mei 2008.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 29 september 2007 in de gemeente Emmen door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen
zijn penis en/of een of meer vingers in haar vagina geduwd en/of gehouden en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- haar bij de armen heeft vastgepakt en/of
- haar heeft meegetrokken/meegenomen naar een afgelegen plaats en/of
- haar tegen een een boom heeft geduwd/gezet en/of
- tegen haar (ene arm) aan is gaan staan en/of (daarbij) haar (andere)
arm/pols/hand heeft vastgepakt, en/of
- onverhoeds meermalen zijn vingers en/of penis in haar vagina heeft gebracht
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 29 september 2007 in de gemeente Emmen, door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het wrijven/strelen over haar (ontblote) borsten en/of haar (ontblote) billen
- het wrijven/strelen van haar (ontblote) vagina
- het (tong)zoenen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- haar bij de armen heeft vastgepakt en/of
- haar heeft meegetrokken/meegenomen naar een afgelegen plaats en/of
- haar tegen een een boom heeft geduwd/gezet en/of
- tegen haar (ene arm) aan is gaan staan en/of (daarbij) haar (andere)
arm/pols/hand heeft vastgepakt, en/of
- onverhoeds met zijn vingers haar (ontblote) lichaam heeft aangeraakt
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van 2463,60 euro, tevens oplegging van een schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag, bij gebreke van betaling te vervangen door 49 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot betalen niet opheft.
Vrijspraak
De verdachte dient van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen het delictsbestanddeel "dwingen" in de tenlastelegging. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan van dwingen slechts sprake zijn bij opzettelijk veroorzaken dat het slachtoffer de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Dwingen omvat het opzet de wil van het slachtoffer te breken, de wil om niet toe te geven aan het oogmerk van de dader. Dat houdt in dat de dader er weet van heeft wat het slachtoffer niet wil.
De Rechtbank moet in de onderhavige zaak beoordelen of de tenlastegelegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tegen de wil van [slachtoffer]. Dit oordeel moet zij in de eerste plaats baseren op de verklaringen van verdachte en van [slachtoffer]. De rechtbank constateert dat de beide verklaringen voor een groot deel overeenkomen waar het betreft de feitelijke handelingen. De rechtbank constateert verder dat [slachtoffer] heeft verklaard dat de handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden, terwijl de verdachte het onvrijwillig karakter daarvan ontkent. De rechtbank merkt daarbij op dat zich in het dossier een verklaring van de getuige [getuige] bevindt waaruit blijkt dat zij heeft gezien dat verdachte en [slachtoffer] eerder die avond hebben gezoend in de botsauto's, dat zij hebben staan sjansen achter de botsauto's en dat zij vervolgens samen zijn weggelopen. Deze verklaring ondersteunt de verklaring van verdachte dat in ieder geval op enig moment sprake was van vrijwillig contact tussen verdachte en [slachtoffer]. De vraag die thans voorligt is of dit vrijwillige contact op enig moment is overgegaan in onvrijwillig contact, dat dit kenbaar was of had moeten zijn voor verdachte en dat hij daaraan gehoor had moeten geven. Gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat het verdachte duidelijk moet zijn geworden dat hij op enig moment te ver is gegaan in zijn contact met [slachtoffer] en dat hij ondanks die wetenschap is doorgegaan. De rechtbank zegt hiermee niet dat de handelingen zoals omschreven niet hebben plaatsgevonden, noch dat deze mogelijk tegen de wil van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden, maar dat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet had om [slachtoffer] te dwingen om tegen haar wil de seksuele handelingen te ondergaan.
Om deze reden kan de rechtbank niet anders dan verdachte vrijspreken.
De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door J.E. Münzebrock, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 mei 2008, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.