zaaknummer / rolnummer: 66536 / KG ZA 08-60
Vonnis in kort geding van 28 maart 2008
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.S. van Burg,
advocaat mr. T.H.T.T. Nguyen te Nijmegen,
de naamloze vennootschap
UNIGARANT N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. R.A.A. Geene,
advocaat mr. C.D.M. Blom te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Unigarant genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 11 maart 2008
- de mondelinge behandeling d.d. 20 maart 2008
- de pleitnota van [eiser]
- de aanvulling van eis
- de pleitnota van Unigarant
- de door partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Unigarant is een verzekeraar op het gebied van particuliere schadeverzekeringen. Unigarant verkoopt haar verzekeringen via de ANWB, assurantietussenpersonen, volmachten, de rijwielvakhandel, touroperators en reisbureaus. ANWB Beheer BV is de enige aandeelhouder van Unigarant.
2.2. [eiser] is op 15 juni 1997 bij Unigarant in dienst getreden in de functie van manager business unit ANWB. In 2001 ging hij daarnaast ook de functie van manager marketing vervullen. Met ingang van 2002 werd [eiser] tevens benoemd tot statutair directeur van Unigarant Financiële Diensten B.V. Halverwege 2005 heeft [eiser] de aansturing van de afdeling ICT van de voormalig directeur, [voormalig directeur van Unigarant] (hierna: [voormalig directeur van Unigarant]), overgenomen. In 2006 is [eiser] benoemd in de functie van manager marketing & verkoop.
2.3. Met ingang van 1 november 2007 is de heer [algemeen directeur van Unigarant] (hierna: [algemeen directeur van Unigarant]) de heer [voormalig directeur van Unigarant] opgevolgd als algemeen directeur.
2.4. Op 22 november 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [algemeen directeur van Unigarant] en [eiser]. [algemeen directeur van Unigarant] heeft [eiser] laten weten dat [algemeen directeur van Unigarant] een ander commercieel manager naast zich nodig had. [eiser] heeft [algemeen directeur van Unigarant] meegedeeld het daar niet mee eens te zijn.
2.5. Op 11 december 2007 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [algemeen directeur van Unigarant] en [eiser]. [algemeen directeur van Unigarant] heeft [eiser] gezegd voor hem op zoek te zijn naar een andere functie op directieniveau binnen Unigarant en hem voorgesteld zich meer op het PULSE-project te focussen. Met het PULSE-project wordt een reorganisatie van de backoffice van Unigarant beoogd, waarbij de software van Unigarant wordt vervangen.
2.6. Op 17 december 2007 heeft een directievergadering plaatsgevonden, waarin [algemeen directeur van Unigarant] [eiser] en de heer [directielid] heeft verzocht meer tijd te investeren in het PULSE-project. Zij kregen tot 7 januari 2008 de tijd om kenbaar te maken hoe zij aan het verzoek invulling zouden kunnen geven.
2.7. Op 7 januari 2008 heeft [eiser] gezegd het Pulse-project wel te willen doen onder voorwaarde van een vertrekregeling na 9 maanden.
2.8. Bij brief d.d. 17 januari 2008 heeft [algemeen directeur van Unigarant] [eiser] de gang van zaken en zijn standpunt meegedeeld en [eiser] een voorstel gedaan. Het voorstel houdt in een vergoeding van € 250.000,00 bij het succesvol afronden van het project Pulse, vast te leggen in een vaststellingsovereenkomst.
2.9. [eiser] heeft bij brief d.d. 23 januari 2008 op genoemde brief d.d. 17 januari 2008 gereageerd.
2.10. Bij brief d.d. 29 januari 2008 heeft [algemeen directeur van Unigarant] [eiser] bevestigd dat hij hem heeft verzocht als lid van de directie de eerder besproken rol in het Pulse-traject op zich te nemen en aan te geven wat dat voor zijn overige werkzaamheden betekent. Bij brief d.d. 7 februari 2008 heeft mr. T.H.T.T. Nguyen namens [eiser] hierop gereageerd en – onder meer - voorgesteld dat [eiser] zijn functie te laten behouden en een parttime projectleider voor het Pulse-project aan te trekken.
2.11. [algemeen directeur van Unigarant] heeft [eiser] telefonisch laten weten niet in te willen gaan op dit voorstel.
2.12. Bij brief d.d. 14 februari 2008 heeft [algemeen directeur van Unigarant] [eiser] bevestigd dat hij hem mondeling heeft geïnformeerd over het feit dat door Unigarant een ontslagprocedure is opgestart en dat hij is vrijgesteld van het verrichten van arbeid, met behoud van loon.
2.13. Bij e-mail d.d. 14 februari 2008 heeft mr. Nguyen [algemeen directeur van Unigarant] meegedeeld dat [eiser] zich niet kan verenigen met het besluit en zich beschikbaar houdt voor het verrichten van arbeid. Eveneens bij e-mail d.d. 14 februari 2008 heeft [eiser] [manager van P & O], gevraagd hoe de overdracht van zaken en de communicatie naar buiten dient te verlopen.
2.14. Unigarant heeft op 14 februari 2008 de medewerkers van Unigarant en ANWB op de hoogte gesteld van het besluit tot op non-actiefstelling.
2.15. Partijen hebben nadien nog geprobeerd een regeling te treffen, maar zijn daarin niet geslaagd.
2.16. Unigarant heeft op 18 maart 2008 een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2008 ingediend bij de kantonrechter. Dit verzoekschrift zal op 1 april 2008 worden behandeld.
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter Unigarant bij vonnis zal veroordelen:
1. om [eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis tot te laten tot het verrichten van de bedongen arbeid in de functie van manager marketing & verkoop;
2. om de interne berichtgeving en de berichtgeving naar de ANWB toe binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, in overleg met [eiser], te rectificeren, zodanig dat uit de rectificatie blijkt dat [eiser] zijn bedongen werkzaamheden in de functie van manager marketing & verkoop weer volledig zal hervatten;
3. tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat Unigarant niet voldoet aan het gevorderde onder 1. en 2;
4. in de kosten van dit geding,
één en ander, voorzover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren.
3.2. [eiser] heeft bij akte aanvulling van eis verzocht aanvullend te bepalen dat de onder 3.1. sub 2 bedoelde tekst moet luiden als in de akte vermeld.
3.3. Unigarant voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In dit kort geding is vooral aan de orde de vraag of [eiser] (weer) moet worden toegelaten tot het verrichten van de arbeid in de functie van manager marketing & verkoop. [eiser] betwist dat Unigarant een redelijke of zwaarwegende grond heeft om [eiser] op non-actief te stellen. Unigarant voert aan dat [eiser] niet bereid is 60% van zijn tijd - zoals door hem genoemd in de brief van 7 februari 2008 - in het Pulse–project te steken. De noodzakelijk te varen koers binnen de directie van Unigarant wordt volgens Unigarant niet gedragen door [eiser]. Unigarant stelt dat er een onherstelbare breuk is opgetreden.
4.2. Wat er ook zij van de door Unigarant genoemde redenen voor het op non-actief stellen van [eiser], feit is dat de behandeling van het door Unigarant ingediende ontbindingsverzoek voorligt. Het verzoekschrift wordt door de kantonrechter al op 1 april 2008 behandeld en naar verwachting zal de kantonrechter op korte termijn uitspraak doen. Bij de behandeling van het verzoekschrift zal tewerkstelling aan de orde komen, nu Unigarant aanbiedt de arbeidsovereenkomst te laten eindigen met ingang van 1 oktober 2008 onder de voorwaarde van vrijstelling van de arbeid. Onder deze omstandigheden heeft [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende belang bij een voorlopige voorziening.
4.3. Dat [eiser] - zoals hij stelt - een spoedeisend belang heeft om toegang te krijgen tot informatie die zich op zijn werkplek bevindt (relevante documenten en informatie in zijn e-mailbox en elektronische agenda), teneinde zich adequaat tegen het ontbindingsverzoek te kunnen verweren, leidt niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de afwijzing van de onderhavige vordering onverlet laat dat de eisen van goed werkgeverschap Unigarant verplichten om [eiser] in de gelegenheid te stellen om die op zijn werkplek aanwezige gegevens te vergaren.
4.4. Uit het voorgaande blijkt dat de vordering tot het toelaten van de bedongen arbeid zal worden afgewezen. Daaruit vloeit voort dat het sub. 2 gevorderde – rectificatie van berichtgeving – en het sub 3. gevorderde evenmin toewijsbaar is.
4.5. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van de zaak aanleiding de kosten van deze procedure te compenseren als in het dictum te vermelden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
1. Wijst de vorderingen af.
2. Compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Rossum, voorzieningenrechter, bijgestaan door
mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2008 door mr. P.J. Duinkerken, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier voornoemd. ?