RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.606579-06
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 21 december 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1968,
wonende te [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 december 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
De officier van justitie, mr. S. Kromdijk, acht hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken. Zij acht hetgeen aan de verdachte subsidiair aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede behandelingen via AFPN en/of VNN kan inhouden. Verder vorderde zij nog de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 12 november 2006 te Havelte, gemeente Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft opgewacht en/of (vervolgens)
- een wapen (een enkelloopskogelgeweer, merk Norinko) op [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft gericht en/of (vervolgens)
- het wapen heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 12 november 2006 te Havelte, gemeente Meppel, [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen (een M-16, merk Norinko) op [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft gericht, althans deze [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] een vuurwapen heeft voorgehouden, althans heeft getoond;
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging moord die hem primair ten laste is gelegd.
Wel acht de rechtbank verdachte schuldig aan bedreiging. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Vaststaat dat verdachte met een geweer in de hand achter de eettafel zat op het moment dat de aangevers [naam aangevers] de woonkamer betraden. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank ervan overtuigd geraakt dat de klik die aangevers hebben gehoord het geluid is geweest van de trekker die werd overgehaald. Eveneens is het voor de rechtbank duidelijk geworden dat er geen patroon in de kamer zat toen verdachte de trekker overhaalde, zodat met het wapen op dat moment niet kon worden geschoten. Wel zaten er drie kogels in het magazijn. De wapenexpert die ter terechtzitting de werking van het wapen nader heeft toegelicht, heeft verklaard dat deze situatie bereikt kan worden door het wapen eerst "door de laden"en vervolgens pas het magazijn aan te brengen. Deze expert heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat verdachte geen handelingen heeft verricht om wel een kogel in de kamer te krijgen. Dergelijke handelingen zouden hebben geleid tot beschadiging van de huls van de bovenste kogel in het magazijn, terwijl de aangetroffen hulzen onbeschadigd waren.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat verdachte het geweer gericht heeft gehad op de aangevers op het moment dat hij de trekker overhaalde. [naam aangever] is de enige die dit heeft verklaard, zijn verklaring wordt niet ondersteund door [naam andere aangever] en tegengesproken door verdachte. Er is ook niet gebleken van enig motief van verdachte om [naam aangevers] van het leven te willen beroven.
Het is veeleer met de persoonlijkheidsstructuur van verdachte in overeenstemming te brengen dat hij een dreigende verlatingssituatie heeft willen doen keren door [naam aangever] onder zware druk te zetten, dat hij heeft willen dreigen met zelfmoord en daarvoor deze keer geen halve maatregelen, maar een semi-automatisch geweer in petto had.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 12 november 2006 te Havelte, gemeente Meppel, [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen (een M-16, merk Norinko) op [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft gericht, althans deze [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] een vuurwapen heeft voorgehouden, althans heeft getoond;
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon
van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte;
- de inhoud van een psychologisch rapport van 22 mei 2007, opgemaakt door drs. J.C.J.
Fischer, GZ-psycholoog, en een psychiatrisch rapport van 5 juli 2007, opgemaakt door
drs. R.M. Coutinho, psychiater.
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 30 november 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van een zeer ernstige bedreiging, immers aangeefster [naam aangeefster] en verdachte hadden op 12 november 2006 een ernstig meningsverschil gehad, waarbij de gemoederen hoog waren opgelopen. Onderweg naar haar huis in [woonplaats aangeefster] werd ze gebeld door de partner van de verdachte met de mededeling dat verdachte onderweg was naar [woonplaats aangeefster] en dat hij erg opgefokt was. Thuis gekomen treffen aangeefster [naam aangeefster] en aangever [naam aangever] de verdachte aan met een semi-automatisch kogelgeweer. Op het moment dat zij de kamer binnenkomen horen aangeefster en aangever het klikken van het overhalen van de trekker. Het hoeft dan verder ook geen betoog dat [namen aangevers] beiden hebben gevreesd voor hun leven. De rechtbank zal daarom als passende bestraffing de straf opleggen die door de officier van justitie is geëist.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen bij onderzoek naar het feit waarvan hij verdacht werd bij de verdachte zijn aangetroffen en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 36d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede zal inhouden dat de verdachte de behandelingen via het AFPN en/of VNN zal blijven volgen, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen, te weten een wapen, kleur zwart, merk Ranger, in zwarte wapenkoffer, een wapen, kleur zwart, merk Norinko, 96 stuks munitie en een patroonhouder, kleur zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. M.R.M. Beaumont, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 december 2007, zijnde mr. M.R.M. Beaumont buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.