RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830248-07
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 21 december 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1970,
wonende te [adres verdachte],
thans verblijvende in P.I. [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 december 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren.
De officier van justitie mr. H.H. Louwes, acht hetgeen onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5, onder 6 subsidiair en onder 7 primair aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor
stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
* de tenuitvoerlegging van 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis
van de politierechter te Assen van 11 april 2007.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 12 september 2007 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen (een) spijkerbroek(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kledingzaak [naam kledingzaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2. hij op of omstreeks 10 september 2007 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen (een) spijkerbroek(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kledingzaak [naam kledingzaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3. hij op of omstreeks 29 augustus 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen (een) poloshirt(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4. hij op of omstreeks 11 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen (een) trui(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5. hij op of omstreeks 05 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen (een) T-shirt(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6. hij op of omstreeks 09 juli 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen (een) T-shirt(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 09 juli 2007 te Assen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) weg te nemen (een) T-shirt(s), geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, een hoeveelheid T-shirts van een buiten de winkel van die rechtehebbende(n) staand kledingrek heeft gegraaid/gepakt en/of (vervolgens) heeft geprobeerd daarmee weg te fietsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7. hij op of omstreeks 09 juli 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen (een) slang(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 09 juli 2007 te Assen opzettelijk (een) slang(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5, onder 6 primair en onder 7 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 12 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen spijkerbroeken, toebehorende aan kledingzaak [naam benadeelde];
2. hij op 10 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbenden heeft weggenomen spijkerbroeken,
toebehorende aan kledingzaak [naam benadeelde];
3. hij op 29 augustus 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen poloshirts, toebehorende aan [naam benadeelde];
4. hij op 11 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen truien, toebehorende aan [naam benadeelde];
5. hij op 05 september 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen T-shirts,
toebehorende aan [naam benadeelde];
6. hij op 09 juli 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen T-shirts, toebehorende aan [naam benadeelde];
7. hij op 09 juli 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen slangen, toebehorende aan [naam benadeelde].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5, onder 6 primair en onder 7 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 6: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 7: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie omtrent verdachte en op het rapport van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 7 december 2007. Uit de inhoud van deze stukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank heeft dat eveneens vastgesteld en voorts is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in haar eis volgen.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de onderhavige maatregel, maar alles overwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen beschermd te worden te prevaleren. De rechtbank is voorts van oordeel dat de algemene veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel eist.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Dat nu nog geen concreet verblijfs/behandelplan voorligt behoeft aan de oplegging van de maatregel niet in de weg te staan. Het reclasseringsrapport vermeldt welke mogelijke onderdelen deel kunnen uitmaken van het hulpverleningsplan en verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven ook baat te hebben bij het volgen van bepaalde trainingen/cursussen. Wel dient een behandelplan zo spoedig mogelijk te worden opgesteld. [naam medewerker] van VNN Drenthe stelt in zijn voorlichtingsrapport dat, zodra de ISD-maatregel onherroepelijk wordt, met de trajectbegeleiders van de betrokken inrichting een detentieplan zal worden opgesteld, waarin opgenomen wordt welke interventies aangeboden gaan worden. De rechtbank zal bepalen dat uiterlijk na zes maanden een tussentijdse evaluatiezitting plaatsheeft om te bezien of de voortgang van de interventies met voldoende voortvarendheid geschiedt om de tenuitvoerlegging van de maatregel te kunnen voortzetten.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.810233-06
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter te Assen d.d.11 april 2007, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14f, 14g, 14h, 38m, 38n en 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5, onder 6 primair en onder 7 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5, onder 6 primair en onder 7 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
De rechtbank bepaalt dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatshebben omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk één maand vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.810233-06
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 11 april 2007 van de politierechter te Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. N.R. Boonstra en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 december 2007, zijnde mr. H.K. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.