ECLI:NL:RBASS:2007:BB8350

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
20 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830185-07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en bedreiging met geweld in de relatie tussen verdachte en slachtoffer

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Assen op 20 november 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting, bedreiging met geweld, mishandeling en stalking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 januari 2003 en 30 juni 2006 zijn ex-echtgenote, aangeduid als [naam slachtoffer], heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt, waarbij de verklaringen van de getuigen de verklaringen van de aangeefster ondersteunden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en bedreiging met een mes op 29 mei 2007, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling en stalking, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de impact van de feiten op het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2500,-- aan de benadeelde partij als voorschot voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1962,
thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 november 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen.
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt behandeling bij de AFPN en een agressie regulatietraining, en tevens als bijzondere voorwaarde een contactverbod met mevrouw [naam slachtoffer].
* Beslissing ten aanzien van de benadeelde partij.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 juni 2006 te Assen, althans in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en/of haar hoofd naar zijn penis/kruis heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer] van haar rug op haar buik heeft gedraaid en/of (daarna) haar om haar middel heeft gepakt en haar omhoog heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer] tegen haar hoofd en/of lichaam en/of armen en/of benen heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [naam slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- de benen van die [naam slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of
- de handen van die [naam slachtoffer] (boven haar hoofd) heeft vastgehouden en/of
- die (binnendrings)handeling(en) heeft verricht, terwijl hij wist, althans moest vermoeden, dat die [naam slachtoffer] hem die handeling(en) toestond uit angst om door verdachte te worden mishandeld en/of
- die (binnendrings)handeling(en) heeft verricht ondanks het door die
[naam slachtoffer] geboden verbaal verzet
en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 4 juni 2007 te Assen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend (zijn echtgenote) [naam slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of een deur tegen het lichaam heeft gegooid/geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
verdachte op of omstreeks 29 mei 2007, te Assen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar opzettelijk dreigend (meermalen) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen de keel/hals van die [naam slachtoffer] heeft gezet, althans dat mes/voorwerp dicht bij die keel/hals heeft gehouden;
4.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 18 juli 2007 te Assen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- meermalen telefonisch en/of via sms contact gezocht met die [naam slachtoffer] en/of
- zich meermalen opgehouden in de onmiddellijke omgeving van de door die
[naam slachtoffer] bewoonde woning en/of
- zich met geweld de toegang verschaft tot de door die [naam slachtoffer] bewoonde
woning
met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen (opnieuw) een relatie met verdachte
aan te gaan en/of om haar vrees aan te jagen;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het onder 2 en 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2 (mishandeling van echtgenote)
De rechtbank begrijpt het tenlastegelegde onder 2 aldus dat bedoeld is mishandelingen ten laste te leggen die zich hebben afgespeeld buiten de context van de onder 1 tenlastegelegde verkrachtingen.
De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat verdachte nimmer de bedoeling heeft gehad om zijn ex-echtgenote met de deur te raken. Hij heeft de deur dicht gegooid, maar wist niet dat [naam slachtoffer] bij die deur stond.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte wist dat [naam slachtoffer] zich vlak bij de bewuste deur bevond op het moment dat verdachte deze deur dicht smeet.
Nu verdachte heeft ontkent dat hij zijn vrouw ooit heeft geslagen of gestompt, en er naast de aangifte van [naam slachtoffer] geen bewijs voorhanden is van losstaande mishandelingen buiten hetgeen onder feit 1 bewezen geacht wordt, dient voor dit deel van de tenlastelegging vrijspraak te volgen. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [naam slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld.
Feit 4 (stalking)
De rechtbank stelt vast dat verdachte omstreeks eind mei en begin juni 2007 vele sms-berichten heeft verstuurd naar aangeefster [naam aangeefster]. De rechtbank overweegt dat verdachte hierdoor niet wederrechtelijk en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Van het maken van inbreuk is pas sprake indien het slachtoffer de storing in de persoonlijke levenssfeer niet wenst en de verdachte dergelijke handelingen desondanks verricht. Uit niets blijkt dat aangeefster aangegeven heeft dat zij niet gediend was van de berichten. Daarnaast is van belang dat verdachte de sms berichten met name heeft verstuurd in de periode vlak na het beëindigen van de relatie tussen verdachte en aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van deze omstandigheden niet gesproken kan worden van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zoals de wetgever dat voor ogen heeft gehad bij het opstellen van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte ook van dit feit vrijspreken.
BEWIJSOVERWEGINGEN FEIT 1 (verkrachting)
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verklaringen van [naam betrokkene] en [naam betrokkene] niet als ondersteunende bewijsmiddelen kunnen dienen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat [naam betrokkene] een vriendin is van aangeefster en dat haar verklaring met name gebaseerd is op hetgeen zij van aangeefster gehoord heeft, en niet uit eigen bevinding. Datzelfde geldt, aldus de raadsman, ten aanzien van de verklaring van [naam andere betrokkene]. Zij is de eerste ex-echtgenote van verdachte en zij is geïnformeerd door aangeefster. De raadsman heeft tot vrijspraak geconcludeerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Getuige [naam getuige] verklaart niet uitsluitend op basis van wat haar verteld is door aangeefster. Getuige [naam getuige] verklaart op pagina 34 van het dossier namelijk dat zij op een morgen aangeefster zag zitten in de woonkamer. Zij schrok van de gelaatsuitdrukking en intonatie van aangeefster. Bovendien zag zij dat aangeefster blauwe plekken had op een van haar armen, op haar schouder, bovenbeen en in de omgeving van haar sleutelbeen. Zij hoorde aangeefster zeggen: "[naam verdachte] moest weer zijn zin hebben. Dat heeft [naam verdachte] gedaan".
Ten aanzien van de getuige [naam andere getuige] overweegt de rechtbank dat zij allereerst verklaart over haar eigen ervaringen met verdachte. Daarnaast verklaart zij, op pagina 42 van het dossier, het volgende: "[naam slachtoffer] vertelde mij dat [naam verdachte] altijd sex wilde met haar, ook als ze ongesteld was. Dat was met mij net zo. [naam slachtoffer] was zijn slaaf net als ik destijds was." De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam getuige] wel degelijk voor het bewijs gebezigd kan worden, nu zij tevens verklaart over haar eigen ervaringen met verdachte, en deze overeenkomen met de ervaringen van aangeefster.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Voor de bewezenverklaring van feit 1 acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang:
De verklaring van aangeefster [naam aangeefster] op pagina 91-94 van het dossier, afgelegd op 27 juni 2007, die - zakelijk weergegeven - op het volgende neerkomt:
[naam getuige] woonde in de periode van januari 2004 tot mei 2004 bij aangeefster en verdachte in huis. Aangeefster verklaart over een voorval in die periode. Verdachte wou sex. Aangeefster vertelde dat zij dat niet wilde. Verdachte sloeg haar met zijn vuisten op haar lichaam, op de armen, rug, hoofd en benen. Zij voelde pijn. Hij stak zijn penis in haar vagina. Zij heeft 1 keer sex met verdachte gehad nadat zij door hem geslagen was. Om te voorkomen dat aangeefster meer klappen kreeg heeft zij tegen haar zin in sex met verdachte gehad. Verdachte hield haar polsen vast. Zij lag te huilen terwijl hij haar neukte.
[naam getuige] heeft wel eens blauwe plekken gezien bij aangeefster. Aangeefster vertelde [naam getuige] dat ze onder dwang van [naam verdachte] sex met hem moest hebben.
De verklaring van [naam getuige] op pagina 33-34 van het dossier, afgelegd op 15 juni 2007, die - zakelijk weergegeven - op het volgende neerkomt:
[naam getuige] heeft een tijdje bij aangeefster [naam aangeefster] en verdachte ingewoond. In de bewezen verklaarde periode kwam zij een keer in de woonkamer. Zij zag tot haar verbazing aangeefster zitten. Zij schrok van de gelaatsuitdrukking en de intonatie van aangeefster. [naam getuige] zag blauwe plekken op aangeefsters arm, schouder, bovenbeen en rond haar sleutelbeen. Dat had [naam verdachte] gedaan, aldus aangeefster. Aangeefster zei tevens "[naam verdachte] moest weer zijn zin hebben". Zij had zich onder dwang overgegeven.
De verklaring van [naam getuige] op pagina 40-42 van het dossier, afgelegd op 29 juni 2007, die - zakelijk weergegeven - op het volgende neerkomt:
[naam getuige] is de ex-echtgenote van verdachte. Als verdachte op sex gebied zijn zin niet kreeg dan sloeg hij haar. Aangeefster [naam aangeefster] heeft [naam getuige] verteld dat verdachte altijd sex wilde, ook als aangeefster ongesteld was. Net als [naam getuige] voelde aangeefster zich de slaaf van verdachte.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen zal de rechtbank één verkrachting in de periode van 1 januari 2003 tot mei 2004 bewezen verklaren.
BEWIJSOVERWEGINGEN FEIT 3 (bedreiging)
De raadsman van verdachte heeft onder meer als zijn uitdrukkelijk standpunt aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van dit feit. Nu er slechts twee verklaringen voorhanden zijn die elkaar tegenspreken, namelijk die van aangeefster [naam aangeefster] en die van verdachte, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zo stelt de raadsman. Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat aangeefster samen met [naam getuige] en [naam getuige] een complot tegen hem gesmeed heeft. Daarnaast heeft de raadsman nog aangevoerd dat verdachte geen mes in zijn handen kon hebben gehad, aangezien hij bij het verlaten van de woning zijn handen vol had met een spelcomputer en spellen.
De rechtbank kan zich niet met dit standpunt verenigen en overweegt hiertoe als volgt. Allereerst wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de verklaringen van [naam getuige] en [naam getuige]. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat aangeefster samen met [naam getuige] en [naam getuige] een complot heeft gesmeed tegen verdachte. De rechtbank ziet niet welk belang [naam getuige] hierbij zou hebben, temeer nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat [naam getuige] en aangeefster elkaar in elf jaar tijd nooit hebben gesproken en dat zij elkaar niet mochten.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het feit dat verdachte een spelcomputer en (mogelijk) enkele spellen de woning uit droeg nog niet hoeft te betekenen dat hij geen mes in zijn handen kan hebben gehad. Bovendien heeft aangeefster niet verklaard dat verdachte het mes mee de woning uit nam. Haar verklaring sluit niet uit dat verdachte het mes heeft weggelegd na de bedreiging en voor het pakken van de spelcomputer.
Ten aanzien van het bewijs overweegt de rechtbank voorts dat er op 29 mei 2007 sprake moet zijn geweest van opbouwende irritatie bij verdachte. De rechtbank betrekt hierbij het verloop van de 12 sms berichten die in de loop van de dag door verdachte verstuurd zijn naar aangeefster, alsmede de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte waarin hij aangeeft dat hij die dag zes of zeven blikjes bier had gedronken en dat hij helemaal van slag was. In het licht van deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster.
Voor de bewezenverklaring van feit 3 acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang:
De verklaring van aangeefster [naam aangeefster] op pagina 21- 22 van het dossier, afgelegd op 5 juni 2007, die - zakelijk weergegeven - op het volgende neerkomt:
Op 29 mei 2007 was verdachte bij aangeefster in de woning in Assen. Hij keek agressief. Aangeefster werd daar bang van. Hij opende een keukenlade en pakte een mes van circa 30 centimeter. Aangeefster stond op minder dan een meter afstand. Verdachte drukte het mes met de scherpe zijde tegen de keel van aangeefster. Zij was vreselijk bang.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 06 november 2007, die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt:
Op 29 mei 2007 was ik in de woning van [naam slachtoffer].
De verklaring van [naam getuige] op pagina 36-37 van het dossier, afgelegd op 15 juni 2007, die - zakelijk weergegeven - op het volgende neerkomt:
[naam getuige] heeft op 30 mei 2007 van aangeefster [naam aangeefster] gehoord dat verdachte een mes op de keel van deze [naam aangeefster] heeft gezet.
De verklaring van [naam getuige] op pagina 40-42 van het dossier, afgelegd op 29 juni 2007, die - zakelijk weergegeven - op het volgende neerkomt:
[naam slachtoffer] heeft 2 of 3 weken voor het afleggen van deze verklaring aan [naam getuige] verteld dat ze bedreigd was door verdachte. Verdachte heeft een mes uit een keukenla gepakt en [naam slachtoffer] daarmee bedreigd.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
verdachte in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 mei 2004 te Assen, door geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- die [naam slachtoffer] tegen haar hoofd en lichaam en armen en benen heeft geslagen en
- de handen van die [naam slachtoffer] heeft vastgehouden;
3.
verdachte op 29 mei 2007, te Assen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar opzettelijk dreigend een mes tegen de keel/hals van die [naam slachtoffer] heeft gezet;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIES
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 26 juli 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank houdt ten aanzien van de strafoplegging rekening met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting. De richtlijn ten aanzien van verkrachting is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank is zich bewust van de impact en het gevoel van onveiligheid die de bewezen verklaarde feiten kunnen hebben op het slachtoffer, zeker nu deze feiten zich afgespeeld hebben binnen de beslotenheid van het eigen huis. Daarnaast speelt voor de rechtbank een rol dat verdachte geen spijt heeft betuigd. De rechtbank acht gezien de ernst van de feiten en de persoon van verdachte een behandeling bij het AFPN van verdachte op zijn plaats.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur geboden is.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht feit 2, waaruit de materiële schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering en zij kan dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit onder 1 en de immateriële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag bij wijze van voorschot voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering. Voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 4 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden waarvan een gedeelte groot 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, ook als dat inhoudt het volgen van behandeling bij de AFPN of een soortgelijke instelling, en ook als dat inhoudt het deelnemen aan een agressie regulatietraining, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 2500,-- bij wijze van voorschot en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 2500,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 42 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. W.P. Claus, rechters in tegenwoordigheid van mr. S.M. von Bartheld, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 november 2007.