ECLI:NL:RBASS:2007:BB8181

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830019-07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens noodweer na steekincident in Hoogeveen

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 13 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 13 januari 2007 in Hoogeveen wild met een mes gezwaaid en daarbij het slachtoffer verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde uit angst en radeloosheid, voortkomend uit een aanranding door het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, omdat hij handelde in een noodweersituatie. De officier van justitie had vijftien maanden gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde. De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen, maar verklaarde de verdachte niet strafbaar en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. Tevens werd de bewaring van het in beslag genomen mes gelast, en de teruggave van de in beslag genomen kleding aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1988,
wonende te [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op dinsdag 30 oktober 2007.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen.
De officier van justitie, mr. S. Kromdijk, acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: vijftien maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest en teruggave van de in beslag genomen kleding aan de rechthebbende.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 13 januari 2007 te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of rug en/of been, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 13 januari 2007 te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek en/of het been en/of de rug, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DDDDe rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte zijn slachtoffer opzettelijk, zowel in klassieke als in voorwaardelijke zin, van het leven heeft willen beroven.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 13 januari 2007 te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een mes in de nek en het been en de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
BEWIJSVERWEER
De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat de getuigenverklaringen van [namen bewuste getuigen], allen vrienden van het slachtoffer, inconsistent, tegenstrijdig met andere verklaringen, ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn. De verklaringen dienen derhalve voor het bewijs dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, te worden uitgesloten. Ook de aanvullende verklaring van het slachtoffer acht de raadsman inconsistent, tegenstrijdig met andere verklaringen, ongeloofwaardig en onbetrouwbaar. Ook deze verklaring dient derhalve voor het bewijs dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, te worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:
uit de verklaring van [naam slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [namen getuigen] blijkt dat zij elkaar goed kennen. De getuigen kennen [naam slachtoffer] in ieder geval zo goed dat zij allemaal in het ziekenhuis zijn geweest toen [naam slachtoffer] daar voor zijn opgelopen verwondingen werd behandeld. [naam getuige] verklaart dat hij op zaterdagmorgen, 13 januari 2007, bij [naam slachtoffer] thuis is geweest. Ze hebben nog uitgebreid gesproken over het voorval (dossierpagina 71).
Uit de processen-verbaal van verhoor blijkt dat [naam verdachte], [namen getuigen] pas in de loop van zaterdagmiddag of op zondag zijn gehoord.
De gewraakte getuigenverklaringen wijken op een wezenlijk punt af van de verklaring van [naam andere getuige]. Zij verklaart dat [naam slachtoffer] de verdachte tot drie keer toe aanviel. Ook de verdachte en [naam medeverdachte] verklaren dit. [naam slachtoffer] en de gewraakte getuigen echter wijzen allen uitsluitend de verdachte als de agressor aan.
Onder deze omstandigheden, waar [naam slachtoffer] en de gewraakte getuigen bevriend zijn en in de gelegenheid zijn geweest hun verklaringen tegenover de politie op wezenlijke punten op elkaar af te stemmen, overweegt de rechtbank dan ook dat de stelling van de raadsman dat aan de objectiviteit van de aanvullende verklaring van [naam slachtoffer] en de getuigen-verklaringen van [namen getuigen] op redelijke gronden mag worden getwijfeld, niet onaannemelijk is.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de aanvullende verklaring van [naam slachtoffer] en de bewuste getuigenverklaringen voor de bewijsvoering uit te sluiten.
De rechtbank zal echter niet nader op dit verzoek ingaan omdat zij de aanvullende verklaring van [naam slachtoffer] en de gewraakte getuigenverklaringen voor het bewijs dat de verdachte het hem subsidiair tenlastegelegde heeft begaan niet nodig heeft.
BEWIJSMOTIVERING
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde bewezen op grond van de verklaringen van aangever [naam slachtoffer], de medische verklaring die omtrent de bij [naam slachtoffer] aangetroffen verwondingen is opgemaakt, de verklaring van [naam medeverdachte] bij de politie en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
[naam slachtoffer] verklaart op dossierpagina 40 en volgende dat hij op 12 januari 2007 omstreeks 23:30 uur met zijn vriend [naam vriend] is weggegaan. Omstreeks 03:15 uur - het is inmiddels 13 januari 2007 - zijn zij in café La Diva te Hoogeveen. Een voetbalvriend, [naam voetbalvriend], is een beetje aan het dollen met een jongen. Hij krijgt de indruk dat ze ruzie hebben. Hij loopt er heen om de ruzie te sussen. Terwijl hij hiermee bezig is ontstaat een woordenwisseling tussen [naam slachtoffer] en een andere jongen. Hij ziet dat deze jongen een mes in zijn rechterhand heeft. Hij voelt een soort van klap op zijn linkerbeen. Hij probeert het gezwaai met het mes af te weren. Op een gegeven moment voelt hij iets branden in zijn nek. Zijn linkerbeen bloedt hevig. In het ziekenhuis blijkt dat in zijn nek een snijwond zit. Hij hoort dat hij ook in zijn linkerschouder is geraakt. Het is een behoorlijk diepe wond op de rug. De wond in zijn been is een soort winkelhaak.
Een medische verklaring, opgemaakt door de arts-assistent [naam arts-assistent], verbonden aan ziekenhuis Bethesda te Hoogeveen, houdt onder meer in dat [naam slachtoffer] drie steekwonden heeft: in de nek, in de linkerzijde van de rug en in het linkerbeen.
[naam medeverdachte] verklaart op dossierpagina 101 en volgende dat hij afgelopen nacht van vrijdag op zaterdag aan het stappen is geweest in Hoogeveen. Hij is daar met onder meer [naam verdachte], zijn buurjongen. Ze zijn de hele avond in het Swingcafé geweest. Als het café dicht gaat gaan ze naar huis. Buiten wacht hij op [naam verdachte]. [naam verdachte] komt naar buiten. Er komt een jongen aanlopen. Hij heeft gehoord dat hij [naam slachtoffer] heet. Er ontstaat een vechtpartij tussen [naam verdachte] en die jongen. Hij hoort [naam verdachte] aan hem vragen: geef mij die mes maar. Hij geeft [naam verdachte] zijn mes. Hij ziet dat [naam verdachte] het mes in zijn rechterhand vast heeft. Hij maakt stekende bewegingen als die jongen aan komt lopen. [naam verdachte] steekt met twee of drie zwaaiende bewegingen in de richting van die jongen. Later ziet hij dat die jongen een wond in zijn been heeft.
De verdachte verklaart ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
ik was in de nacht van 12 op 13 januari 2007 in het Swingcafé te Hoogeveen samen met mijn buurjongen [naam medeverdachte]. Toen het café wilde sluiten zijn we naar buiten gegaan. Ik zag dat [naam medeverdachte] en een jongen woorden met elkaar hadden. Ik wilde die ruzie sussen. Terwijl ik daarmee bezig was kwam er een andere jongen op mij af. Hij was opgefokt en agressief. Hij begon mij te slaan. [naam medeverdachte] stond een meter bij mij vandaan. Hij gaf mij zijn mes. Ik pakte het aan. Ik begon wild met het mes te zwaaien. De jongen kwam echter weer op mij af.
KWALIFICATIE
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat verdachte, gegeven de agressie van het slachtoffer en de bedreigende, penibele situatie, heeft gehandeld uit pure zelfverdediging. Er was, aldus de raadsman, evident sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding gericht tegen verdachtes lijf, waardoor hij niet anders kan dan zich verdedigen op de manier als hij heeft gedaan. Een andere oplossing was er, gelet op de hachelijke situatie waarin hij zich ter plekke bevond, niet. De raadsman beroept zich daarom namens verdachte op de strafuitsluitingsgrond noodweer dan wel noodweerexces. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt het volgende:
uit het onderzoek ter terechtzitting en de beschikbare bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte heeft getracht een beginnende ruzie tussen [naam betrokkene] en [naam medeverdachte] te beëindigen. Als [naam slachtoffer] er bij komt ontstaat er ruzie tussen [naam slachtoffer] en de verdachte. [naam slachtoffer] valt de verdachte tot drie maal toe aan en mishandelt hem daarbij telkens. Na de tweede aanval roept verdachte tegen [naam medeverdachte] hem diens mes te geven. Verdachte wil [naam slachtoffer] met het mes op afstand houden en hem ertoe bewegen zijn agressie jegens hem te stoppen. [naam medeverdachte] geeft zijn mes daarop aan verdachte.
Verdachte zwaait wild met het mes in het rond. Niettemin valt [naam slachtoffer] de verdachte opnieuw aan. Verdachte was, zo verklaart hij ter terechtzitting, wild en benauwd.
[naam slachtoffer] wordt tot driemaal toe gestoken met het mes: in zijn nek, zijn rug en zijn been.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk geworden dat verdachte zich niet aan de bedreigende situatie kon onttrekken door weg te lopen. Naar het oordeel van de rechtbank was daarom sprake van een noodweersituatie. Verdachte had zich te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn persoon. Hij had al vele klappen gehad en de vrees dat hij door de veel forsere [naam slachtoffer] nog erger zou worden mishandeld was alleszins gerechtvaardigd. [naam slachtoffer] is blijkens de foto's in het proces-verbaal (dossierpagina's 58 en 59) immers een zeer forsgebouwde man.
Verdachte heeft wild met het mes in het rond gezwaaid en [naam slachtoffer] verwond. Hij heeft daarbij de eisen van een gepaste verdediging en een gerechtvaardigd verdedigingsmiddel (proportionaliteit en subsidiariteit) die bij een noodzakelijke verdediging in acht moeten worden genomen uit het oog verloren maar de rechtbank acht verdachte niet schuldig aan deze overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging omdat verdachte heeft gehandeld uit angst of radeloosheid, die het onmiddellijk gevolg is geweest van de aanranding van zijn persoon door [naam slachtoffer].
De rechtbank zal de verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT HET IN BESLAG GENOMEN MES
Op 14 januari 2007 is onder de moeder van verdachte een zwart knipmes in beslag genomen. Het is het mes waarmee [naam slachtoffer] is gestoken.
Het voorhanden hebben of dragen van dit mes is niet verboden bij de Wet wapens en munitie. Het is dus niet van zodanige aard dat het ongecontroleerd bezit ervan in strijd is met de wet. Voorts is niet gebleken dat het van zodanige aard is dat het ongecontroleerd bezit ervan in strijd is met het algemeen belang. Het mes kan daarom niet worden onttrokken aan het verkeer.
Verbeurdverklaring van het in beslag genomen mes is evenmin mogelijk. Verbeurdverklaring immers is een bijkomende straf en kan slechts worden uitgesproken bij veroordeling ter zake van een strafbaar feit. Bij ontslag van alle rechtsvervolging kan daarom geen verbeurdverklaring worden opgelegd (HR 25 januari 2005, NBSr 2005/51).
De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen mes gelasten.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het navolgende in beslag genomen voorwerp: een zwart knipmes.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen: een donkerblauwe broek, een zwart T-shirt, een donkerbruine trui en een zwarte jas.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. M.A.F. Veenstra, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 13 november 2007. Mr. Rombouts-Nieuwstraten en mr. Veenstra zijn buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.