ECLI:NL:RBASS:2007:BB8150

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/606612-07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een honkbalknuppel en noodweer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Assen op 13 november 2007, stond de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 oktober 2006 in Klazienaveen, waar de verdachte werd beschuldigd van het meermalen slaan van het slachtoffer met een honkbalknuppel. De officier van justitie eiste een werkstraf van 120 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 50 dagen. De rechtbank oordeelde dat het slachtoffer in overwegende mate schuld droeg aan de escalatie van de situatie, aangezien hij met een honkbalknuppel naar de woning van de verdachte was gegaan om een confrontatie aan te gaan. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte de aanranding had afgewend door de honkbalknuppel van zijn belager af te pakken. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een noodweersituatie en dat de verdachte niet excessief had gehandeld. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar werd hij wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair tenlastegelegde, namelijk poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, en wees de vorderingen van de benadeelde partijen af.

Uitspraak

Parketnummer: 19/606612-06
Uitspraak d.d.: 13 november 2007
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 1973 te [geboorteplaats verdachte],
wonende te [adres verdachte],
postadres: [postadres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op dinsdag 30 oktober 2007.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
De officier van justitie, mr. G. Souër, acht hetgeen onder 1. meer subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en afwijzing van de civiele vorderingen van [namen benadeelde partijen].
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2006 te Klazienaveen, gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet hem meermalen met een honkbalknuppel, althans met een hard (langwerpig) voorwerp, tegen hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2006 te Klazienaveen, gemeente Emmen, aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gescheurde oorschelp en/of een barstwond op het (achter)hoofd), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met een honkbalknuppel, althans met een hard (langwerpig) voorwerp, tegen hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2006 te Klazienaveen, gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem meermalen met een honkbalknuppel, althans met een hard (langwerpig) voorwerp, tegen hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen, en/of geschopt/getrapt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2006 te Klazienaveen, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), heeft vastgepakt en/of geknepen en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het onder 1. primair, 1. subsidiair en onder 2. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BEWIJSMIDDELEN
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsmiddelen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 29 oktober 2006 te Klazienaveen, gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem meermalen met een honkbalknuppel tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1. meer subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De raadsvrouw van verdachte heeft onder meer betoogd dat verdachte met betrekking tot het onder 1. tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat overduidelijk sprake is van een verdediging van eigen lijf en sprake is van een noodweersituatie, die een rechtvaardigingsgrond voor het handelen van verdachte met zich brengt en daarmee tot uitsluiting van de strafbaarheid zou moeten leiden.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat op enig moment weliswaar sprake is geweest van een dreigende ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes persoon, maar dat verdachte die aanranding heeft weten af te wenden door de honkbalknuppel van zijn belager af te pakken. Van een noodweersituatie in de zin van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding is dan ook geen sprake geweest.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat van excessief noodweer, voorzover al mogelijk bij het ontbreken van een noodweersituatie op enig moment, evenmin sprake is geweest. Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij op het moment van de dreigende aanranding vrij rustig was. Van een overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, die het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die door de (dreigende) aanranding is veroorzaakt, is daarom evenmin sprake.
De rechtbank acht de verdachte derhalve strafbaar, omdat van enige andere straf- of schulduitsluitings-grond niet is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 27 september 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
In de aan verdachte op te leggen straf , die conform de eis van de officier van justitie is, laat de rechtbank doorklinken dat het slachtoffer in overwegende mate schuld draagt aan de escalatie door in de nachtelijke uren met zijn echtgenote en zwager - en met medeneming van een honkbalknuppel - naar de woning van verdachte te gaan en de confrontatie met verdachte aan te gaan door hem met die honkbalknuppel te willen slaan.
De rechtbank acht namelijk aannemelijk geworden dat het slachtoffer of één van zijn familieleden de honkbalknuppel heeft meegenomen. De rechtbank leidt dit af uit het feit dat noch verdachte, noch diens echtgenote, noch diens stiefzoon desgevraagd de honkbalknuppel als hun eigendom herkennen, de verdachte op enig moment werd geconfronteerd met een dreigende aanranding mèt deze honkbalknuppel en de echtgenote van het slachtoffer de honkbalknuppel met zich meenam in de taxi, zoals de echtgenote van verdachte verklaart (dossierpagina 65 van het proces-verbaal van verhoor). De politie trof de knuppel aan in de taxi toen deze bij het Scheperziekenhuis stond (dossierpagina 48 van het proces-verbaal van bevindingen).
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht de vordering van [naam benadeelde partij] ongegrond nu hij, zoals hierboven is overwogen, in overwegende mate schuld draagt aan de escalatie in de nacht van 28 op 29 oktober 2006. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair en onder 2. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen onder 1. meer subsidiair aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
* een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, waarvan een gedeelte, groot 100 uren of 50 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde partij] en [naam benadeelde partij] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. M.A.F. Veenstra, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 13 november 2007. Mr. Veenstra is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.