ECLI:NL:RBASS:2007:BA8943

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
19 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
62681 / HA RK 07-65
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 19 juni 2007 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Skala, had de wraking aangevraagd omdat zij meende dat de rechter, [de rechter], niet onpartijdig was. Dit verzoek volgde op een eerdere zitting in augustus 2006, waar verzoekster vond dat haar advocaat niet de ruimte kreeg om zijn pleidooi volledig te voeren. De rechter had opgemerkt: 'ik ken u', wat verzoekster als een aanwijzing voor partijdigheid interpreteerde. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster en haar advocaat gehoord, maar kwam tot de conclusie dat de rechter in haar regiefunctie handelde en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat de enkele omstandigheid dat een rechter eerder betrokken is geweest bij een zaak niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van partijdigheid. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 62681 / HA RK 07-65
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 19 juni 2007
in de zaak van
[VERZOEKSTER],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
procureur mr. A.A. Vogelsang,
advocaat mr. R. Skala te Haren,
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van wraking d.d. 19 juni 2007, waaruit blijkt dat verzoekster [de rechter], rechter in deze rechtbank, wenst te wraken;
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 19 juni 2007.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Het standpunt van verzoekster
Ter zitting van de tweede meervoudige kamer d.d. 19 juni 2007 heeft mr. Skala namens verzoekster – kort samengevat – aangevoerd dat hij bij de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] in augustus 2006 onder leiding van [de rechter] zijn pleidooi moest beperken, waarbij [de rechter] opmerkte: “ik ken u” en dat aan het eind van de zitting onmiddellijk uitspraak is gedaan zonder acht te slaan op de overgelegde pleitaantekeningen. Naar aanleiding van deze gebeurtenis heeft mr. Skala een klacht ingediend bij de president, die is afgewezen. Mr. Skala aangegeven dat hij niet wil dat [de rechter] deze zaak ter zitting zou behandelen omdat hem door [de rechter] de mond zou zijn gesnoerd. [de rechter] is volgens hem niet onpartijdig in deze zaak. Daarbij komt dat zij teveel in negatieve zin van de voorgeschiedenis op de hoogte is. Hiermee wordt met name de feitelijke behandeling te zitting bedoeld.
Ter zitting van de wrakingskamer d.d. 19 juni 2007 heeft mr. Skala zijn standpunt nader toegelicht.
2. Het standpunt van [de rechter]
Uit het proces-verbaal van de zitting d.d. 19 juni 2007 blijkt dat [de rechter] heeft verklaard niet te berusten in het verzoek. Zij heeft de wrakingskamer laten weten dat zij er geen prijs op stelt te worden gehoord, dan wel schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek.
3. Het standpunt van het Leger des Heils, jeugdzorg en reclassering
Mr. M. Kramer heeft zich namens het Leger des Heils verzet tegen de wraking. Zij heeft aangevoerd dat uit het proces-verbaal van de zitting d.d. 25 juli 2006 blijkt dat mr. Skala wel degelijk zijn standpunt naar voren heeft kunnen brengen en erop gewezen dat de beslissing van [de rechter] tot ondertoezichtstelling in hoger beroep is bekrachtigd.
4. Het standpunt van de overige procespartijen
De overige procespartijen (De Raad voor de Kinderbescherming en [de pleegouders]) hebben niet zelfstandig een standpunt ingenomen.
5. De beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
De enkele omstandigheid dat een rechter al eerder bemoeienis heeft gehad met een zaak, is onvoldoende om, objectief gezien, de vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen. (HR 15 februari 2002, NJ 2002, nr. 197).
5.2. De door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 1 weergegeven leveren naar het oordeel van de rechtbank niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de gewraakte rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekende partij de schijn van partijdigheid gewekt.
5.3. De door verzoekster aangevoerde redenen voor het verzoek tot wraking zijn pro saldo dezelfde als die in verband met de klacht bij de president van deze rechtbank zijn aangevoerd. De president heeft de gang van zaken ter zitting d.d. 25 juli 2006 beoordeeld en de klacht afgewezen. Gelet hierop dient de rechtbank het ervoor te houden en houdt zij het ervoor dat hetgeen [de rechter] ter zitting gedaan en gezegd heeft past in de regiefunctie van de rechter. Zeker als een advocaat enige tijd te laat ter zitting verschijnt, is het gerechtvaardigd de spreektijd te beperken.
Uit hetgeen mr. Skala heeft verklaard, blijkt ook niet dat mr. Skala de voor de beslissing van belang zijnde zaken uit zijn pleitaantekeningen niet naar voren heeft kunnen brengen.
6. Slotsom
Het door verzoekster gestelde kan niet leiden tot de verzochte wraking. De wrakingskamer van de rechtbank zal het wrakingsverzoek afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekster, [de rechter], de Raad voor de Kinderbescherming, het Leger des Heils, jeugdzorg en reclassering, [de pleegouders].
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, mr. H. Wolthuis en mr. M.E. van Rossum , bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2007 en door mr. P.J. Duinkerken en de griffier ondertekend.