ECLI:NL:RBASS:2007:BA7838
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M.H. Pauw
- Rechtspraak.nl
Opzegging arbeidsovereenkomst en geschil over kennelijke onredelijkheid
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Assen op 30 mei 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde]. De werknemer was sinds 3 december 2003 arbeidsongeschikt en had eerder in de functie van heftruckchauffeur gewerkt. Na een langdurige periode van ziekteverzuim heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst opgezegd, wat de werknemer betwistte. Hij stelde dat de opzegging kennelijk onredelijk was en vorderde herstel van de arbeidsovereenkomst en een schadevergoeding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever, na het verkrijgen van een ontslagvergunning van het CWI, de arbeidsovereenkomst op 1 november 2006 heeft opgezegd. De rechter oordeelde dat er geen andere passende functies binnen de organisatie beschikbaar waren voor de werknemer, en dat de opzegging niet kennelijk onredelijk was. De rechter benadrukte dat de werknemer niet had aangetoond dat er een causaal verband bestond tussen zijn klachten en de werkzaamheden bij de werkgever. Bovendien was de werkgever niet verplicht om een aanvullende vergoeding te betalen bij ontslag op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid.
De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de werknemer moest worden afgewezen, en dat hij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om voldoende bewijs te leveren voor hun claims in ontslagzaken, vooral als het gaat om de kennelijke onredelijkheid van de opzegging.