ECLI:NL:RBASS:2007:BA6700

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/605691-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak na onvoldoende bewijs van dwang of bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Assen, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer. De zitting vond plaats op 22 mei 2007, waarbij de verdachte werd bijgestaan door advocaat mr. H.C. Lunter. De officier van justitie, mr. G.C. Bruins Slot, eiste een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met reclasseringstoezicht.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van geweld of bedreiging. De rechtbank baseerde haar oordeel op het feit dat het slachtoffer, na de handelingen van de verdachte, herhaaldelijk weerstand bood aan zijn verzoeken. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat het slachtoffer niet in een bedreigende situatie verkeerde en in staat was om haar wil kenbaar te maken.

De rechtbank merkte op dat het slachtoffer pas maanden na de incidenten aangifte deed, wat ook bijdroeg aan de twijfels over de geloofwaardigheid van de beschuldigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot de ontuchtige handelingen. De uitspraak werd gedaan op 5 juni 2007 door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de rechters J.E. Münzebrock, A. Rombouts-Nieuwstraten en N.R. Boonstra.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1957,
wonende te [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op dinsdag 22 mei 2007.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.C. Lunter, advocaat te Assen.
De officier van justitie, mr. G.C. Bruins Slot, acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 240 uur taakstraf, bestaande uit een werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis, en zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, inhoudende behandeling door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland of een andere instelling.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 08 december 2005 te Assen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het door die [naam slachtoffer] laten vastpakken van verdachtes penis en/of
- het zich door die [naam slachtoffer] laten aftrekken
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte
- die [naam slachtoffer] van achteren onverhoeds bij een schouder en/of haar middel heeft vastgepakt en/of
- een hand van die [naam slachtoffer] onverhoeds naar verdachtes penis heeft gebracht en/of
- de hand van die [naam slachtoffer], waarmee zij verdachtes penis vasthield, heeft beetgepakt en daarmee op- en neergaande bewegingen heeft gemaakt en/of
- is doorgegeaan met de door hem verrichte handelingen, ondanks het door die
[naam slachtoffer] geboden lichamelijk en/of verbaal verzet;
- gebruik heeft gemaakt van zijn psychische en/of fysieke overwicht op die [naam slachtoffer] en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 08 december 2005 te Assen, met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het door die [naam slachtoffer] laten vastpakken van verdachtes penis en/of
- het zich door die [naam slachtoffer] laten aftrekken;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De rechtbank acht met betrekking tot het primair tenlastegelegde feit bewezen en is er ook van overtuigd dat verdachte in de keuken [naam slachtoffer] om haar middel heeft gepakt en haar in de woonkamer ertoe heeft gebracht zijn penis in haar hand te nemen en hem af te trekken. Van geweld of bedreiging met geweld is geen sprake geweest. De rechtbank is er echter niet van overtuigd dat verdachte een voor [naam slachtoffer] bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waarin zij geen weerstand kon bieden aan verdachtes wensen en haar door zijn geestelijk of lichamelijk overwicht tot deze handelingen heeft gedwongen.
De rechtbank leidt dit af uit de omstandigheid dat [naam slachtoffer], nadat verdachte was klaargekomen, één- en andermaal èn met succes weerstand bood aan het (dwingende) verlangen van verdachte zijn sperma op te eten. Verdachte deed daarop de rits van zijn broek dicht en ging kwaad weg.
Indien [naam slachtoffer] in het geheel niet gediend was geweest van verdachtes toenaderingen zou zij, naar het oordeel van de rechtbank, ook hieraan en met dezelfde vastberadenheid weerstand hebben geboden.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam slachtoffer] door geweld, bedreiging met geweld of door andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen.
Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende:
verdachte wordt verweten dat hij met [naam slachtoffer] ontuchtige handelingen heeft gepleegd terwijl hij wist dat [naam slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Volgens [naam betrokkene], werkleider op de afdeling foodpack bij Alescon te Assen, is [naam slachtoffer] een vrouw met een redelijk niveau. Hij denkt dat zij binnen het bedrijf wel in de toplaag functioneert en ze is goed in staat om haar eigen zegje te doen. Daar bedoelt hij mee dat ze wel haar mening durft te geven en ook wel kan aangeven wat haar grenzen zijn. [naam andere betrokkene], werkzaam bij de Stichting Sprank en begeleidster van [naam slachtoffer], omschrijft haar als een type dat heel goed weet wat ze wil en dat ook wel duidelijk kan aangeven.
De beschrijving die [namen betrokkenen] van de persoon van [naam slachtoffer] geven ziet de rechtbank bevestigd in de gebeurtenissen op die achtste december 2005. [naam slachtoffer] bleek immers wel degelijk in staat haar wil kenbaar te maken of weerstand bieden aan de verlangens van verdachte.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank dit onderdeel van het tenlastegelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken.
Overigens merkt de rechtbank op dat [naam slachtoffer] niet dadelijk aangifte heeft gedaan. Pas op 4 april 2006 gaat zij hiertoe over; niet omdat zij het gebeurde op dat moment zo ernstig vindt, maar omdat verdachte haar dwars zit bij het uitvoeren van haar werkzaamheden en haar een roddelaarster noemt.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte zowel primair als subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. N.R. Boonstra, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 5 juni 2007.