STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1971,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 april 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J de Boer, advocaat te Coevorden.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 2 subsidiair en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* vrijspraak feit 1 en feit 2 primair;
* 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis;
* 2 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 16 september 2006 in de gemeente Coevorden met een ander
of anderen, op of aan de openbare weg, Pampertstraat, in elk geval op of aan
een openbare weg, althans in het openbaar, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen personen, (te weten [naam slachtoffer] en/of anderen) en/of goederen,
(te weten een gebouw, genaamd Het Teuthuus)
- welk geweld tegen goederen bestond uit slaan/bonzen en/of schoppen tegen de
deur en/of tegen de ramen van dat gebouw, en/of het gooien van een of meerdere
fietsen tegen dat gebouw, en/of
- welk geweld tegen personen bestond uit het duwen en/of slaan en/of stompen;
zij op of omstreeks 16 september 2006 in de gemeente Coevorden ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer], zijnde
een ambtenaar gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [naam slachtoffer] meermalen met kracht in het gezicht/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft
getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
zij op of omstreeks 16 september 2006 in de gemeente Coevorden opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, met kracht in het
gezicht/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
zij op of omstreeks 16 september 2006 in de gemeente Coevorden, tezamen en in
vereniging met anderen, althans alleen, toen aldaar in uniform geklede
dienstdoende politieambtenaren verdachte en/of zijn mededader(s), als verdacht
van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e)
feit(en) hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, althans vast hadden
teneinde verdachte en/of zijn mededader(s), ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau,
zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft/hebben verzet door
- te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die
ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden,
- meermalen met kracht tegen het lichaam van die opsporingsambtenaren te
trappen/te schoppen,
- meermalen met kracht in het gezicht/tegen het hoofd van die
opsporingsambtenaren te trappen;
waardoor een van die opsporingsambtenaren enig lichamelijk letsel (gekneusde
kaak) heeft opgelopen;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De verdachte dient van het 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het onder feit 2 primair verweten feit ziet op het medeplegen van de trap die medeverdachte [naam medeverdachte] tegen het hoofd van [naam slachtoffer] heeft gegeven. De rechtbank heeft in de stukken onvoldoende aanwijzingen gevonden waaruit het medeplegen zou kunnen worden afgeleid. [Naam medeverdachte] heeft in een soort van opwelling, toen hij zag dat verdachte naar zijn overtuiging werd belaagd, [naam slachtoffer] een trap tegen zijn hoofd gegeven met de gedachte verdachte te ontzetten.
De rechtbank acht in die omstandigheden geen sprake van medeplegen.
De rechtbank acht het derde feit niet bewezen omdat het ten laste gelegde delict niet past op de situatie die zich heeft voorgedaan.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 16 september 2006 in de gemeente Coevorden opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, met kracht tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen
documentatieregister d.d. 18 september 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet
eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld;
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte verbalisant [naam verbalisant] heeft mishandeld.
Het mishandelen van een opsporingsambtenaar is als een ernstig feit te kwalificeren.
De rechtbank ziet deze mishandeling in het licht van het feit dat het handelen van verdachte op dat moment er op gericht was, dat zij haar zoon mee naar huis wilde nemen.
In de situatie daarvoor was haar intentie om de agressie van haar zoon te stoppen.
Verdachte was daarbij hysterisch en heeft daarbij ontactisch gehandeld.
De rechtbank beschouwt de mishandeling als een incident gelet op het strafblad van verdachte en hetgeen verdachte op de zitting naar voren heeft gebracht. Ook laat de rechtbank meewegen dat verdachte in de consternatie het bewustzijn heeft verloren met als gevolg dat zij een korte tijd in het ziekenhuis heeft moeten verblijven.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een werkstraf van het hierna te vermelden aantal uren.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair en 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf bestaande uit 20 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 01 mei 2007, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.