ECLI:NL:RBASS:2007:BA4552

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
4 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830029-07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, belaging en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de rechtbank Assen op 4 mei 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging, belaging en wapenbezit. De zitting vond plaats op 20 april 2007, waarbij de verdachte werd bijgestaan door advocaat P.A.T. Kostwinder. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder bedreiging met zware mishandeling, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en belaging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het eerste tenlastegelegde feit, maar wel aan de feiten 2, 3 en 4. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van deze feiten voldoende onderbouwd door de gepresenteerde bewijsmiddelen.

De rechtbank overwoog dat de belaging via mobiele telefoon niet minder ernstig was dan andere vormen van belaging, zoals het voor het huis van het slachtoffer langsrijden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 192 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 255,28 te betalen aan de benadeelde partij, die bestond uit immateriële schade en reiskosten. De rechtbank stelde ook bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan agressietraining en toezicht door de reclassering.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was, ondanks de bevindingen van de psycholoog en psychiater die een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid hadden vastgesteld. De rechtbank hield rekening met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Assen, met mr. J.A.A.M. van Veen als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1984,
wonende te [woonplaats verdachte],
thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 april 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door P.A.T. Kostwinder, advocaat te Coevorden.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
12 maanden gevangenisstraf, met aftrek ex artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden: elektronisch toezicht met GPS, straatverbod en contactverbod en reclasseringstoezicht waaronder agressietraining/agressietherapie. Gedeeltelijke toewijzing van de civiele vordering (tevens op te leggen als schadevergoedingsmaatregel).
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2006
tot en met 14 januari 2007 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [naam slachtoffer], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet meermalen,
- die [naam slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of in de keel heeft geknepen en/of (daarbij) de mond en/of de neus heeft dichtgedrukt/afgesloten en/of
- met een gasdrukwapen, althans een dergelijk wapen in de richting van die
[naam slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2006
tot en met 14 januari 2007 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, (telkens)
opzettelijk mishandelend
- [naam slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel heeft dichtgedrukt
en/of in de keel heeft geknepen en/of (daarbij) de mond en/of de neus heeft
dichtgedrukt en/of afgesloten,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2006
tot en met 14 januari 2007 in de gemeente Emmen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- een geopende heggeschaar, althans een dergelijk voorwerp voor die [naam slachtoffer]
gestaan en/of (daarbij) deze [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Nu ga je dood" en/of "Zal ik je met dit ding knippen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- met die heggeschaar, een of meer knippende bewegingen gemaakt naar de
vingers van die [naam slachtoffer] en/of
- met een gasdrukwapen, althans een dergelijk wapen op die [naam slachtoffer] geschoten en/of dit wapen gericht op die [naam slachtoffer] en/of met dit wapen een spiegel kapot geschoten en/of daarbij dreigend de woorden toegevoegd "Kijk eens achter je. De volgende keer is dat je schedel", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "ik steek/maak je vader dood"
en/of "ik steek hun huis in brand", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 19 januari 2007
te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, een wapen van categorie I onder 7°,te
weten een gasdrukwapen, merk Walther, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor
wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde(n)
met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en)
voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2007 tot en met 24 januari 2007
in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval
die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te
jagen, immers heeft hij, verdachte,
- die [naam slachtoffer] (talrijke) sms berichten en/of emailberichten gezonden en/of
- die [naam slachtoffer] (veelvuldig) telefonisch benaderd en/of
- gereden en/of zich opgehouden in de straat/straten, waar die [naam slachtoffer]
verbleef/woonde;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De rechtbank is -overigens met de officier van justitie en de raadsman van verdachte- van oordeel dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is echter van oordeel dat zulks ook geldt ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde omdat de rechtbank met name niet bewezen acht dat [naam slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op 13 januari 2007 in de gemeente Emmen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met
met zware mishandeling, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend
- met een geopende heggenschaar voor die [naam slachtoffer] gestaan en daarbij deze [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Zal ik je met dit ding knippen" en
- een gasdrukwapen, gericht op die [naam slachtoffer] en met dit wapen een spiegel kapot geschoten en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Kijk eens achter je. De volgende keer is dat je schedel";
3.
hij in de periode van 1 november 2006 tot en met 19 januari 2007 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, een wapen van categorie I onder 7°, te
weten een gasdrukwapen, merk Walther, zijnde een voorwerp dat voor
wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde
met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 14 januari 2007 tot en met 24 januari 2007 in de gemeente Emmen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- die [naam slachtoffer] (talrijke) sms berichten en emailberichten gezonden en
- die [naam slachtoffer] (veelvuldig) telefonisch benaderd en
- gereden en zich opgehouden in de straat, waar die [naam slachtoffer] verbleef.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIES
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 2: bedreiging met zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie;
onder 4: belaging, strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De psycholoog, J.C.J. Fischer en de psychiater, R.M. Coutinho hebben in hun rapporten van respectievelijk 6 april 2007 en 16 april 2007 verdachte weliswaar in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar verklaard, maar ook geconcludeerd dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
Nu verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, gaat de rechtbank bij de strafoplegging dan ook uit van volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen
documentatieregister d.d. 22 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder
ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
Met betrekking tot de duur van het onvoorwaardelijke deel van na te noemen vrijheidsstraf overweegt de rechtbank dat de bewezen verklaarde belaging een korte periode beslaat waarbij de intensiteit van klagers gedragingen als relatief gering zijn te beschouwen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat zij niet gevoelig is voor het argument van de raadsman dat belaging via de mobiele telefoon als minder ernstig dient te worden aangemerkt dan belaging middels bijvoorbeeld het voortdurend voor het huis van de belaagde langsrijden.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij aannemelijk tot een bedrag van € 250,00 (immateriële schade) en een bedrag van € 5,28 (reiskosten), zijnde in totaal € 255,28. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot genoemd bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [naam slachtoffer] naar burgerlijk recht tot eerder genoemd bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer].
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 192 dagen waarvan een gedeelte groot 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat verdachte deel zal nemen aan een agressietraining/agressietherapie, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, 4 mei 2007.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 255,28 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 255,28 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. G. Kaaij en mr. H.T. van Voorst, rechters in tegenwoordigheid van E.W. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 mei 2007, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.