STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1988,
wonende te [woonplaats verdachte],
thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gehad op 10 april 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
De officier van justitie mr. M.A.A. van Capelle acht hetgeen onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden zal opleggen met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 31 december 2006 te Assen tussen (ongeveer) 21.45 en 02.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning stond aan/nabij de [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit die woning weg te nemen enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op de aan die woning aangebouwde garage is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in of omstreeks de periode van 27 december 2006 tot en met 28 december 2006 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [adres] heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd.
De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 31 december 2006 te Assen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat aan de [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit die woning weg te nemen enig goed van zijn gading, toebehorende aan [naam benadeelde], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, op de aan die woning aangebouwde garage is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in de periode van 27 december 2006 tot en met 28 december 2006 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [naam benadeelde], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert niet op de verzwarende omstandigheden van artikel 311 sub 1 onder 3e, nu in het daar tenlastegelegde niet is opgenomen de tekst "door iemand die zich aldaar buiten de wil of buiten weten van de rechthebbende bevindt".
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
1. poging tot diefstal in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot die woning heeft getracht te verschaffen door middel van braak of inkliming,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met de artikelen 45 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, en
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met de artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank omtrent de persoon van de verdachte is gebleken;
- het requisitoir van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van verdachte;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 1 maart 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank vindt in dit geval gelet op voormelde feiten omstandigheden het door de officier van justitie gevorderde, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden een passende bestraffing van de verdachte.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. N.R. Boonstra en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 24 april 2007, zijnde mr. A.M.E. van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-