STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1952,
wonende te [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 maart 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen onder 1, onder 2 primair, onder 3, onder 4 en onder 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede een psychiatrische behandeling zal inhouden;
- een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van €. 36.799,96, en het opleggen van een schadevergoedings-maatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van €. 58.500,--, met niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige, en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij;
- de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij ABN-Amro Bank NV.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. zij in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 21 januari 2006, te Havelterberg, althans in de gemeente Meppel, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam benadeelde] heeft bewogen tot het aangaan van een krediet-overeenkomst (ter hoogte van een bedrag van 35.000 Euro bij Friesland Bank), althans een schuld en/of tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (en wetende dat zij niet in staat was/zou zijn tot het voldoen van de bij genoemd krediet/die schuld behorende verplichting(en)), die [naam benadeelde], (met wie verdachte toen een vriendschappelijk relatie onderhield,)
- geïnformeerd over haar (benarde) financiële situatie en/of
- die [naam benadeelde] heeft gevraagd haar, verdachte, te helpen door ten behoeve van haar, verdachte, een lening af te sluiten en/of
- die [naam benadeelde] heeft toegezegd dat zij, verdachte, de verschuldigde rente zou betalen en/of (op termijn) de lening zou overnemen,
waardoor die [naam benadeelde] werd bewogen tot het aangaan van de bovenomschreven krediet-overeenkomst, althans schuld en/of (vervolgens) tot het (aan verdachte) beschikbaar stellen van het uit de krediet-overeenkomst voortvloeiende geldbedrag;
2. zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 14 januari 2004 tot en met 24 maart 2004, te Steenwijk en/of te Wolvega, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat (aan de Oosterstraat en/of Kornputsingel te Steenwijk en/of de Sportlaan in Wolvega) heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen geld (telkens) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 14 januari 2004 tot en met 24 maart 2004, te Darp, althans in de gemeente Westerveld en/of Steenwijk en/of te Wolvega, (telkens) opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk geld verdachte (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, zich (telkens) wederrechtelijk heeft toegeëigend;
3. zij in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot en met 11 juli 2003, te Havelterberg, gemeente Meppel, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam benadeelde] heeft bewogen tot het aangaan van een krediet-overeenkomst, althans een schuld en/of tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (en wetende dat zij niet in staat was/zou zijn tot het voldoen van de bij genoemd krediet/die schuld behorende verplichting(en) en tot terugbetaling van
het verstrekte geld), die [naam benadeelde], (met wie verdachte toen een vriendschappelijk relatie onderhield,)
- heeft geïnformeerd over haar (benarde) financiële situatie en/of
- die [naam benadeelde] heeft gevraagd haar, verdachte, te helpen door een lening af te sluiten en/of geld te verstrekken en/of
- die [naam benadeelde] heeft toegezegd dat zij, verdachte, de verschuldigde rente zou betalen en/of in termijnen het verstrekte geldbedrag zou aflossen,
waardoor die [naam benadeelde] werd bewogen tot het aangaan van de bovenomschreven krediet-overeenkomst, althans schuld en/of (vervolgens) tot het (aan verdachte) beschikbaar stellen van het uit de krediet-overeenkomst voortvloeiende geldbedrag, althans een geldbedrag;
4. zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 6 september 2002 tot en met 22 november 2005, te Steenwijk, althans in de gemeente Steenwijkerland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam (te weten [valse naam]) en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de ABN-AMRO heeft bewogen tot het aangaan van een aantal, althans een krediet-overeenkomst(en) en/of (telkens) de afgifte een hoeveelheid geld, in elk geval van (telkens) enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) voorgedaan als rechtmatige houder en/of gemachtigde met betrekking tot de bankrekening met nummer 52.00.11.287 (te weten [valse naam]) en/of in voornoemd kader bescheiden overgelegd (te weten het paspoort, dagafschriften van de Rabobank en/of inkomstenverklaringen van die [valse naam]) en/of (een) (valse) handtekening(en) geplaatst, waardoor de ABN-AMRO (telekns) werd bewogen tot het verstrekken van een krediet en/of (telkens) een hoeveelheid geld;
5. zij in of omstreeks de periode van 17 februari 2005 tot en met 22 november 2005, te Steenwijk, althans in de gemeente Steenwijkerland,, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (een) krediet-overeenkomst met de ABN-AMRO, gesteld ten name van [naam rekeninghouder] als houder van een bankrekening met nummer [rekeningnummer], zijnde (telkens) (een) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst door (telkens) opzettelijk valselijk die krediet-overeenkomst te ondertekenen met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van de houder van die bankrekening, zulks (telkens) met het oogmerk om aldus valselijk over het op genoemde bankrekening opgenomen krediet en/of het in het kader van de krediet-overeenkomst(en) op te nemen geld te kunnen beschikken;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De verdachte dient van het onder 2 primair en subsidiair en onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 zowel primair als subsidiair tenlastegelegde niet bewezen dat verdachte in de daarin genoemde periode zich telkens geldbedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank betrekt hierbij dat aangeefster verdachte haar bankpasje heeft meegegeven om geld van haar rekening ten behoeve van de verdachte af te kunnen halen. Aangeefster wist niet hoeveel geld de verdachte wilde lenen en wist evenmin hoe vaak zij geld van haar bankrekening wilde afhalen. Aangeefster heeft hierin geen beperking aangebracht, niet in de omvang van het bedrag en evenmin in de frequentie van het gebruik van de bankpas. Over de wijze van terugbetalen werden evenmin afspraken gemaakt. Verdachte kon op deze wijze 23 x €1.000,00, 2 x € 500,00 en 1 x € 750,00 van de bankrekening pinnen. Hoewel de rechtbank het handelen van de verdachte onder de gegeven omstandigheden laakbaar acht omdat verdachte misbruik maakte van het vertrouwen van aangeefster, meent de rechtbank dat hier geen sprake kan zijn van diefstal of verduistering in strafrechtelijke zin.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen dat de verdachte aangever door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels heeft bewogen tot het aangaan van een krediet-overeenkomst, althans een schuld en/of de afgifte van geld. De rechtbank overweegt hierbij dat de in de tenlastelegging genoemde oplichtingshandelingen ten tijde van het aangaan van de schuld en/of afgifte van het geld niet valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid waren. Ook hier acht de rechtbank het handelen van de verdachte verwerpelijk doordat ook hier misbruik is gemaakt van het vertrouwen van een vriend/goede kennis, maar meent dat hier geen sprake is van oplichting in strafrechtelijke zin.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. zij in de periode van 1 april 2004 tot en met 8 juli 2004, te Havelterberg, met het
oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [naam benadeelde] heeft bewogen tot het aangaan van een krediet-overeenkomst ter hoogte van een bedrag van 35.000 Euro bij Friesland Bank, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid en wetende dat zij niet in staat was/zou zijn tot het voldoen van de bij genoemd krediet behorende verplichtingen, die [naam benadeelde], met wie verdachte toen een vriendschappelijk relatie onderhield, toegezegd dat zij, verdachte, de verschuldigde rente zou betalen en op termijn de lening zou overnemen, waardoor die [naam benadeelde] werd bewogen tot het aangaan van de bovenomschreven krediet-overeenkomst;
4. zij op 10 augustus 2005 te Steenwijk met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam (te weten [valse naam]) de ABN-AMRO heeft bewogen tot het aangaan van een krediet-overeenkomst geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechtmatige houder met betrekking tot de bankrekening met nummer [rekeningnummer] (te weten [valse naam]) en in voornoemd kader bescheiden overgelegd (te weten het (kopie) paspoort, dagafschriften van de Rabobank en inkomstenverklaringen van die [valse naam]) en een valse handtekening geplaatst, waardoor de ABN-AMRO werd bewogen tot het verstrekken van een krediet;
5. zij op 10 augustus 2005 te Steenwijk een krediet-overeenkomst met de ABN-AMRO, gesteld ten name van [naam rekeninghouder] als houder van een bankrekening met nummer [rekeningnummer], zijnde een geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt door opzettelijk valselijk die krediet-overeenkomst te ondertekenen met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van de houder van die bankrekening, zulks met het oogmerk om aldus over het op genoemde bankrekening opgenomen krediet te kunnen beschikken;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 4 en onder 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1:
Oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4 en onder 5:
Eendaadse samenloop van Oplichting en Valsheid in geschrift,
strafbaar gesteld bij artikel 326 respectievelijk 225 van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen
documentatieregister d.d. 22 april 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld;
De rechtbank vindt in dit geval gelet op voormelde feiten en omstandigheden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd en een werkstraf voor de duur van 200 uren een passende bestraffing van de verdachte.
Verdachte heeft het vertrouwen van de benadeelde, met wie zij een vriendschappelijke relatie onderhield, ernstig geschaad door geleende geldbedragen c.q. beschikbaar gestelde kredieten niet of slechts zeer gedeeltelijk aan te wenden voor het daartoe bestemde doel, maar aan te wenden ter leniging van haar gokbehoefte.
Bovendien wist verdachte dat zij toen reeds een bedrag van ongeveer f.100.000,-- aan de heer [naam benadeelde] verschuldigd was, dat zij de door haar gedane beloften aan de benadeelde [naam benadeelde] niet na zou kunnen komen. Desondanks wist zij een groot geldbedrag van mevrouw [naam benadeelde] afhandig te maken.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit onder 1 en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor wat betreft de gevorderde achterstallige rente oordeelt de rechtbank dat dat deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor een behandeling in het strafgeding, omdat niet duidelijk is vanaf wanneer rentebetalingen door de verdachte zijn gestaakt. De benadeelde partij zal voor dat deel niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij zal haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit onder 1 acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
BENADEELDE PARTIJ ABN-AMRO Bank N.V.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van ABN-AMRO Bank NV niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor een behandeling in het strafgeding, omdat niet aannemelijk is geworden dat het gevorderde benadelingsbedrag rechtstreeks aan de bank verschuldigd is krachtens de onderhavige kredietovereenkomst van 10 augustus 2005. Bovendien is het de rechtbank niet duidelijk geworden of de benadeelde partij zich heeft doen vertegenwoordigen in deze procedure door een daartoe gerechtigde gemachtigde.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair en onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert, zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 4 en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
een taakstraf bestaande uit 200 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 35.000,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], een bedrag van € 35.000,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 235 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [naam benadeelde partij] en ABN-AMRO Bank N.V. niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat die benadeelde partijen hun respectievelijke vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De rechtbank bepaalt verder dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. M.C. Fuhler en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 03 april 2007, zijnde mr. A.M.E. van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.