ECLI:NL:RBASS:2007:BA2124

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
3 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/606177-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.J. Schoemaker
  • M.C. Fuhler
  • A.M.E. van der Sluijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige leerling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Assen op 3 april 2007, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige leerling. De zaak kwam aan het licht na een melding van de aangeefster, die door haar vriendin werd gesteund. De verdachte, een leerkracht, werd beschuldigd van het proberen te bewegen van de aangeefster tot ontuchtige handelingen door middel van e-mails en suggestieve opmerkingen. Tijdens de zitting op 20 maart 2007 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.H. Bokhorst.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en haar vriendin niet voldoende bewijs boden voor de tenlastelegging. De rechtbank merkte op dat de communicatie tussen de verdachte en de aangeefster onprofessioneel was, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk ontuchtige handelingen heeft geprobeerd te bewerkstelligen. De rechtbank vond de bewoordingen van de aangeefster te vaag en onvoldoende onderbouwd om de verdachte te veroordelen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de aangeefster heeft geprobeerd te bewegen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad door eventuele fouten in de tenlastelegging. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. Van der Sluijs die buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1970,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 maart 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode 25 april 2006 tot en met 8 mei 2006 in de gemeente Coevorden en/of de gemeente Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum betrokkene], zijnde een persoon waarvan verdachte weet of moet vermoeden dat zij de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, door giften of beloften van geld of goed of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, bestaande uit het naakt voor hem gaan staan, althans het zich (geheel) te ontkleden ,met dat opzet, terwijl verdachte een leerkracht is van die [naam betrokkene] (waarbij die [naam betrokkene] meerdere malen is gezakt voor een toets/proefwerk)
- op of omstreeks 25 april 2006 tegen haar te zeggen: "wat ik nu ga doen mag eigenlijk niet. Ik laat jullie morgen een herkansing doen, daar moet je je bek over houden, want anders kan ik mijn baan verliezen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- op of omstreeks 27 april 2006 aan haar een email heeft gestuurd onder meer inhoudende: "Maar: Is het je echt veel waard?? Dus je hebt er ALLES voor over?....wante dat moet bijna wel!!"
- op of omstreeks 28 april 2006, tegen haar heeft gezegd: "je kan zo de antwoorden overschrijven, want ik heb de antwoorden. Maar als ik dat doe, dan is dat fraude plegen, dus ik moet iets hebben waardoor jij je mond gaat houden. Ik weet wel iets, schrik niet, het enigste wat ik kan bedenken is naakt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waarbij verdachte aan haar een van zijn (privé) emailadressen heeft overhandigd,
- op of omstreeks 1 mei 2006 een email aan haar heeft gestuurd onder meer inhoudende: "ik vind het niet leuk virjdag dat ik je zo moet vragen maar het is voor mij ook zo'n risico he? He laat je reactie eventjes weten in ieder geval...ok? wet ik welke van de twee ik moet verscheuren;-)"
- op of omstreeks 6 mei 2006 een email aan haar heeft gestuurd inhoudende: "en ik wil weten wat je hebt besloten. doe je het wel of niet? Ik kan me voorstellen dat het lastig is en ik ken je eerste reactie al... het is alleen dat ik je wel de kans wil geven!! Ik weet dat je moeite hebt met de stof en veel erger met de vragen! Ik vind het van mijn kant al lastig genoeg om dit te doen en voor te stellen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aangeefster te brengen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Weliswaar geeft verdachte toe dat het e-mail-verkeer tussen hem en aangeefster onprofessioneel te noemen is, hieruit valt niet het bewijs te putten voor de tenlastegelegde opzet op het bewegen van ontuchtige handelingen.
De wijze van communiceren en het taalgebruik kan niet los gezien worden van wat onder jongeren gebruikelijk is in deze tijd. Weliswaar wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de verklaring van haar vriendin, die haar kort na het gebeuren heeft gesproken, maar aangeefster spreekt in vage termen over de handelingen die verdachte zou hebben gesuggereerd: "het enigste wat ik kan bedenken is naakt".
Verdachte ontkent dat hij in ruil voor een goed cijfer de suggestie heeft gedaan dat aangeefster naakt moest (wat ook de feitelijke betekenis hiervan is) of andere ontuchtige handelingen zou moeten plegen. De nadere omschrijving daarvan in de tenlastelegging, te weten het naakt voor hem gaan staan, althans het zich (geheel) te ontkleden, is een invulling van die handelingen die niet door bewijsmiddelen wordt gestaafd.
De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. M.C. Fuhler en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 03 april 2007, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.