ECLI:NL:RBASS:2007:BA1368

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
22 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830217-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M.C. Fuhler
  • A. Rombouts-Nieuwstraten
  • J.J. Schoemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift inzake DNA-onderzoek na onjuiste ondertekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 22 maart 2007 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat was ingediend door reclamant, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden voor diefstal met geweldpleging. Het bezwaarschrift was ingediend door mr. Hans Anker, de raadsman van reclamant, maar de handtekening op het bezwaarschrift was gezet door zijn broer, mr. W. Anker. De rechtbank oordeelde dat deze handtekening niet voldeed aan de vereisten, aangezien mr. W. Anker niet de raadsman van reclamant was en er geen schriftelijke volmacht was overgelegd die hem daartoe machtigde. Hierdoor kon reclamant niet worden ontvangen in zijn bezwaarschrift.

De rechtbank overwoog verder dat, zelfs als het bezwaarschrift geldig was ingediend, er geen rechtsgeldige afname van DNA-materiaal had plaatsgevonden. De verklaring van afname, opgemaakt op 7 februari 2007, vermeldde niet welk DNA-materiaal was afgenomen en was niet ondertekend door de getuige die het materiaal had afgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat het ingediende bezwaarschrift niet ontvankelijk was, omdat de grond aan het bezwaarschrift ontbrak.

De rechtbank verklaarde reclamant niet ontvankelijk in het ingediende bezwaarschrift, wat betekent dat het bezwaarschrift niet in behandeling kon worden genomen. Deze beslissing werd genomen door de derde meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de griffier R.C. Sprong aanwezig was. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele stappen bij het indienen van bezwaarschriften, vooral in het kader van DNA-onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Raadkamernummer: 07/75
Parketnummer: 19.830217-06
BESLISSING van de derde meervoudige kamer in de zaak tegen:
[naam reclamant],
geboren te [geboorteplaats reclamant],
verblijvende in [plaats van detentie reclamant],
reclamant.
1. Gang van zaken
1.1. Reclamant werd bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 2 januari 2007 terzake van onder meer diefstal met geweldpleging veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden.
1.2. Na een daartoe door de officier van justitie d.d. 24 januari 2007 gegeven bevel is bij reclamant op 7 februari 2007 celmateriaal afgenomen ten behoeve van een DNA-onderzoek ter bepaling van diens DNA-profiel, ter opname in een landelijke DNA-databank en ter vergelijking van dat profiel met reeds in de databank aanwezige profielen.
1.3. Namens reclamant is op 21 februari 2007 een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (verder te noemen: de Wet) ingediend.
1.4.Ter zitting van de raadkamer van 1 februari 2007 zijn gehoord:
- mr. Hans Anker, advocaat te Leeuwarden, raadsman van reclamant en uitdrukkelijk gemachtigde;
- de officier van justitie.
Reclamant heeft een verklaring ondertekend dat hij er van af ziet om ter zitting
in raadkamer te verschijnen.
1.5.De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken.
2. Motivering
2.1.Op het indienen van het bezwaarschrift zijn de voorschriften van de artikelen 449 - 452 Sv van overeenkomstige toepassing. Het bezwaarschrift had daarom bij akte, op te maken door de griffier van deze rechtbank, moeten worden ingediend.
De raadsman heeft het advocatenkantoor van [naam advocatenkantoor] te Assen verzocht het bezwaarschrift overeenkomstig de wettelijke voorschriften in te dienen maar dit kantoor heeft daarvan afgezien, na overleg met een medewerker van de griffie van deze rechtbank die mededeelde dat het in Assen niet gebruikelijk is een bezwaarschrift als het onderhavige door middel van een op te maken akte in te dienen.
De rechtbank zal daarom geen consequenties verbinden aan de formeel onjuiste indiening van het bezwaarschrift.
2.2.De voorschriften van de artikelen 449 - 452 Sv houden voorts in dat een bezwaarschrift, behalve door belanghebbende, ook nàmens de belanghebbende kan worden ingediend door een advocaat of een schriftelijk gevolmachtigde.
Het bezwaarschrift is ingediend door mr. Hans Anker, advocaat te Leeuwarden. Hij is blijkens de inhoud van het bezwaarschrift door reclamant bepaaldelijk gevolmachtigd om het bezwaarschrift als diens raadsman op te stellen en in te dienen.
Ter zitting in raadkamer heeft de raadsman van reclamant, door de voorzitter daartoe uitgenodigd, bevestigd dat de handtekening onder het bezwaarschrift niet zijn handtekening is maar die van zijn broer en kantoorgenoot, mr. W. Anker, die, aldus de raadsman ter zitting, het bezwaarschrift bij zijn klaarblijkelijke afwezigheid kennelijk heeft ondertekend.
Nu reclamant zijn raadsman mr. Hans Anker bepaaldelijk heeft gevolmachtigd het bezwaarschrift op te stellen en in te dienen had laatstgenoemde het bezwaarschrift ook moeten ondertekenen. De handtekening van diens broer, mr. W. Anker, volstaat niet. Mr. W. Anker was immers niet de raadsman van reclamant, terwijl evenmin, uit hetgeen de raadsman ter zitting heeft aangevoerd, is gebleken dat de raadsman zijn broer in het kader van confraternele hulp heeft verzocht het bezwaarschrift namens hem te ondertekenen (zie HR 22 maart 1988, NJ 1988, 849).
Nu de rechtbank in de stukken bovendien geen door reclamant aan mr. W. Anker verleende schriftelijke volmacht heeft aangetroffen, noch deze ter zitting is overgelegd, moet het er voor worden gehouden dat mr. W. Anker evenmin door reclamant schriftelijk gevolmachtigd was om het bezwaarschrift in te dienen.
De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat reclamant niet kan worden ontvangen in zijn ingediende bezwaarschrift.
2.3.Overigens zou de rechtbank bij een inhoudelijke behandeling van het bezwaarschrift ook tot niet-ontvankelijk verklaring van reclamant in zijn bezwaarschrift zijn gekomen omdat van een rechtsgeldige afname geen sprake is geweest. De verklaring van afname DNA-materiaal, opgemaakt op 7 februari 2007 en ondertekend door de badmeester [naam badmeester], die het DNA-materiaal heeft afgenomen, vermeldt immers niet welk DNA-materiaal is afgenomen. Bovendien heeft de getuige [naam getuige] de verklaring niet ondertekend.
Het moet er derhalve voor worden gehouden dat formeel geen DNA-materiaal is afgenomen, waarmee de grond aan het ingediende bezwaarschrift komt te ontvallen.
2.4. De rechtbank overweegt voorts, wellicht ten overvloede, dat uit het vorenstaande volgt dat uit het op 7 februari 2007 afgenomen celmateriaal van reclamant geen DNA-profiel mag worden bepaald en/of dat een reeds bepaald DNA-profiel van reclamant op grond van het op 7 februari 2007 afgenomen celmateriaal niet mag worden opgenomen in de landelijke DNA-databank.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart reclamant niet ontvankelijk in het ingediende bezwaarschrift.
Gegeven door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. J.J. Schoemaker, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raadkamer op donderdag 22 maart 2007.