ECLI:NL:RBASS:2007:BA0408

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
20 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.621253-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met blijvende gevolgen voor slachtoffer

Op 20 maart 2007 heeft de Rechtbank Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 juli 2006 in Meppel een zware mishandeling heeft gepleegd. Het slachtoffer, een 35-jarige man, werd zonder duidelijke aanleiding met grote kracht tegen het hoofd gestompt door de verdachte in de deuropening van een shoarmazaak. De klap resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een hersenkneuzing, schedelbreuk en blijvende schade aan de persoonlijkheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk mishandelend heeft gehandeld, maar sprak hem vrij van de primair tenlastegelegde zware lichamelijke letsel, omdat het opzet niet bewezen kon worden.

De officier van justitie had twaalf maanden gevangenisstraf geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en volledige toewijzing van de civiele vordering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van twaalf maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 11.424,53 aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de blijvende gevolgen voor het slachtoffer, wat leidde tot de beslissing om een forse straf op te leggen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1970,
wonende te [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op de terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 22 december 2006 en op de terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 6 maart 2007.
De verdachte is verschenen ter terechtzitting van 6 maart 2007.
De officier van justitie mr. G.C. Bruins Slot acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: twaalf maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, integrale toewijzing van de civiele vordering, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
verdachte op of omstreeks 9 juli 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met gebalde vuist) in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
verdachte op of omstreeks 9 juli 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, althans waardoor deze werd gewond en/of pijn ondervond.
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachtes opzet erop was gericht [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte op 9 juli 2006 te Meppel opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft,
strafbaar gesteld bij artikel 300, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
de aard en de ernst van het gepleegde feit;
de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
de eis van de officier van justitie;
de door de verdachte ter terechtzitting gevoerde verdediging;
de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 november 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van mishandeling is veroordeeld.
In de vroege ochtend van 9 juli 2006 stompt verdachte in de deuropening van shoarmazaak "Amigo" aan het Prinsenplein te Meppel de 35-jarige [naam slachtoffer] zonder duidelijk aanwijsbare reden met grote kracht tegen het hoofd. De getuige [naam getuige] verklaart op pag. 26 van het politieproces-verbaal: "ik zag dat de man met zeer veel kracht sloeg. Ik zag dat hij met gebalde rechtervuist vanachter zijn schouders weg een grote zwaai met zijn hele lichaam maakte. Ik zag een boel kracht. Er zat geen enkele beheersing in. (...) De man stond in een soort van gevechtshouding."
De uitwerking van de vuistslag is verwoestend. [naam getuige] verklaart: "[naam slachtoffer] ging direct gestrekt. Hij ging als een plank recht achterover. Ik zag dat hij nog een keer knipperde met zijn ogen en hij trok met zijn mondhoek. Hierna was hij weg. Er lag direct een plas bloed op de straat. Ik dacht dat hij dood zou gaan. Ik hoorde namelijk ook een gekraak toen hij op de grond terechtkwam. Het leek wel of de schedel uit elkaar zou barsten."
[naam slachtoffer] loopt als gevolg van de klap een ernstige hersenkneuzing, een bloeduitstorting in de voorste hersenen, een barstwond in het achterhoofd en een schedelbreuk op. Hij heeft een week of zes in het ziekenhuis gelegen en is toen opgenomen in revalidatie-centrum "De Vogellanden" te Zwolle. Zijn karakter is door een beschadiging in de voorste hersenen, waar onder meer de persoonlijkheid zetelt, voorgoed veranderd. Hij zal nooit meer de oude worden.
De rechtbank is op grond van de omstandigheden waaronder de mishandeling is begaan - een schoolvoorbeeld van zinloos geweld -, het door de mishandeling ontstane zware hoofd- en hersenletsel en de blijvende gevolgen daarvan voor het slachtoffer van oordeel dat een forse, deels voorwaardelijke, vrijheidsstraf op zijn plaats is.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot het subsidiair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [naam slachtoffer] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan een gedeelte groot zes maanden voorwaardelijk.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 11.424,53 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 11.424,53 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 198 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. M.A.F. Veenstra en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 20 maart 2007. Mr. Van der Sluijs is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-