ECLI:NL:RBASS:2006:AZ5589

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/810185-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.J. Schoemaker
  • J.M.M. van Woensel
  • G. Kaaij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van deelname aan criminele organisatie en hennepteelt

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd bijgestaan door mr. J.B. Pieters, vond het onderzoek ter terechtzitting plaats op 15 december 2006. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 5 september 2006 te Erica, gemeente Emmen. De officier van justitie, mr. J. Hoekman, vorderde een gevangenisstraf van achttien maanden, stellende dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met de teelt en verkoop van hennep, evenals het voorhanden hebben van wapens.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering niet voldoende was om de deelneming van de verdachte aan de criminele organisatie te bevestigen. De verklaringen van getuigen en medeverdachten waren niet overtuigend genoeg om de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de elementen die werden gepresenteerd, zoals de rol van de verdachte in het ophalen van afval en zijn contacten met medeverdachten, op zichzelf niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Dit vonnis werd uitgesproken op 29 december 2006 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Assen, met mr. Kaaij buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1967,
wonende te [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 december 2006.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1. en 2. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
gevangenisstraf voor de tijd van achttien maanden.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode 01 augustus 2005 tot en met 5 september 2006 te Erica, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of [naam medeverdachte] en/of [naam medeverdachte] en/of [naam betrokkene] en/of [naam betrokkene] en/of [naam betrokkene] en/of [naam betrokkene] en/of [naam betrokkene] en/of een of meer anderen en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het op beroeps- en/of bedrijfsmatige wijze van telen en/of bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren van een grote hoeveelheid hennep, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijsten I en/of II,
- het voorhanden hebben van wapens en/of munitie als bedoeld in de in artikel
2 van de Wet wapens en munitie opgenomen categoriën II en/of III;
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 01 augustus 2005 tot en met 5 september 2006 te Erica, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of een bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres pand]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal tenminste) ongeveer 27.360 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het onder 1. en 2. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
[naam getuige] verklaart omtrent de rol van verdachte dat laatstgenoemde in 2005 met zijn busje afval heeft opgehaald en afgevoerd. Volgens [naam getuige] ging het daarbij niet om hennepafval. [naam andere getuige] verklaart verdachte één keer in de kas te hebben gezien. Hij sloot toen een schakelkast aan.
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte hem een vuurwapen heeft geleverd. Verdachte heeft dit een- en andermaal ontkend. De verklaring van [naam medeverdachte] op dit punt wordt niet ondersteund door nader bewijs. [naam medeverdachte] verklaart voorts dat verdachte tot de harde kern behoort. Hij zou "in het complot" zitten. Hoe [naam medeverdachte] aan die wetenschap is gekomen, blijft, ook in de visie van de officier van justitie, onduidelijk. Dit maakt [naam medeverdachte] verklaring dat verdachte hem het vuurwapen heeft geleverd, niet aannemelijker.
De relatie tussen verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] tenslotte bestaat hierin dat verdachte een auto van [naam medeverdachte] huurt, in een pand woont van de Vlaardingse Beleggingsmaatschappij en dat zijn contact bij die maatschappij een zwager van [naam medeverdachte] is.
Al deze elementen zijn op zichzelf beschouwd niet voldoende om de deelneming van de verdachte aan de criminele organisatie bewezen te achten. De schiere omvang van de kwekerij en het feit dat er mensen van ver werkten, zoals de officier van justitie in zijn requisitoir heeft gesteld, maakt dit niet anders.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 2. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. J.M.M. van Woensel en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 december 2006, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.