STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1944,
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in het huis van bewaring [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 december 2006.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1. primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
achttien maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een algeheel contactverbod met [naam slachtoffer] en voorts toewijzing van de civiele vordering tot een bedrag van 1361,--, tevens in de vorm van een schadevergoedings-maatregel met een dwanghechtenis van 27 dagen.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 18 september 2006 in de gemeente Emmen, (telkens) met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte een of meermalen
- (met kracht) zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht/ bewogen/gehouden, en/of
- de (ontblote) borsten en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] betast en/of
gestreeld;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 18 september 2006 in de gemeente Emmen, (telkens) met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten/strelen van de (ontblote) borsten en/of het lichaam;
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 10 juli 2006 in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte
- die [naam slachtoffer] (bijna) dagelijks, althans vele keren opgezocht bij/in haar
woning en/of
- aangebeld/aangeklopt bij die woning en/of
is hij, verdachte
- die woning binnengedrongen/binnengekomen en/of heeft hij zich in die woning
opgehouden;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De verdachte dient van het onder 1. primair en subsidiair en onder 2. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 9 oktober 1991, Stb. 519, houdt omtrent de voorgestelde uitbreiding van het toepassingsgebied van art. 243 Sr met het oog op het bieden van bescherming aan geestelijk gehandicapten onder de titel "psychische stoornis" onder meer het volgende in: onder onmacht wordt alleen verstaan lichamelijke onmacht.
In het oorspronkelijke ontwerp van de artikelen 243 en 247 was ook krankzinnigheid opgenomen doch op grond van medisch advies er weer uit geschrapt. De Commissie-Melai adviseerde om de in de artikelen 243 en 247 gegeven bescherming van fysiek weerlozen uit te breiden tot personen wier psychische aandoening zo ernstig is dat een seksuele benadering geheel buiten hen om zal gaan.
Tijdens de parlementaire behandeling van voornoemd wetsvoorstel is met het oog op de voorgestelde aanvulling van de art. 243 en 247 Sr de verhouding tussen het vrijheidsbeginsel en het beschermingsbeginsel bij geestelijk gehandicapten aan de orde gesteld.
In de voorgestelde aanvulling van artikelen 243 en 247 is dit geschied door de omschrijving van degene die beschermd wordt n.l.:
degene die aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn of haar geestvermogens lijdt dat zij of hij niet of onvolkomen in staat is haar of zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Degene die, ondanks de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel in staat is te bepalen of hij of zij de seksuele handelingen wenst, behoeft geen bescherming.
Voor een veroordeling in een geval als het onderhavige is dus, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat komt vast te staan dat het slachtoffer leed aan een psychische stoornis en dat het daardoor niet of onvolkomen in staat was zijn wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Uit het psychologisch rapport van 14 december 2006 dat door J. Buschman, GZ psycholoog te Groningen, omtrent de persoonlijkheid van [naam slachtoffer] is opgemaakt komt naar voren dat zij in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken.
Op vraag 3. antwoordt Buschman dat [naam slachtoffer] helder is in haar uitspraken betreffende wat zij van verdachte niet heeft gewild. Zij kan op haar niveau en op haar manier goed aangeven wat zij wel en wat zij niet van verdachte heeft geaccepteerd en waarom, aldus Buschman in zijn rapport. Hij concludeert dat betrokkene binnen de mogelijkheden die zij heeft op een adequate wijze haar eigen wil heeft bepaald over de onwenselijkheid van wat haar seksueel is overkomen.
Ook uit de verklaringen van [naam slachtoffer] zelf volgt dat zij wel degelijk in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Zij verklaart immers:
"Dan kwam hij aan de deur en dan wilde hij weer praten. Dan vroeg Ton zullen we naar bed gaan (...) Dan zei ik toe maar voor deze keer, omdat jij het bent" En op de vraag van de verbalisanten hoe vaak zij dan seks hadden: "Gewoon af en toe als het zo uit kwam. Als ik ook zin had. Geen gedonder en geen geweld. Het moet wel leuk blijven" (pag. 40 van het proces-verbaal).
Daarenboven zal het opzet van de dader de geestestoestand moeten omvatten (vgl. HR 10 juni 1997, NJ 1997, 600).
Uit de bewijsmiddelen kan de bedoelde wetenschap van de verdachte, welke term aldaar en in de tenlastelegging kennelijk in overeenkomstige zin is gebezigd als in de art. 243 en 247 Sr, niet worden afgeleid. Met name kan uit diens verklaring op pag. 84 van het proces-verbaal dat zij, [naam slachtoffer], niet de snuggerste is maar lang niet gek is, niet volgen dat zijn opzet er op was gericht dat het slachtoffer niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Het vorenstaande dient ertoe te leiden dat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem onder 1. is tenlastegelegd omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 2. tenlastegelegde acht de rechtbank, evenals de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] met het oogmerk om haar te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. Ook ten aanzien van dit feit dient daarom vrijspraak te volgen.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
Nu de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair en subsidiair en onder 2. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, 19 december 2006.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. J.M.M. van Woensel en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken bij vervroeging ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 december 2006, zijnde mr. Van Woensel en mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.