STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1957,
thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 4 juli 2006, 12 september 2006 en 28 november 2006.
De verdachte is telkens verschenen en bijgestaan door mr. E.J.P. Cats, advocaat te Emmen.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1 primair en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, toewijzing van de civiele vordering (tevens op te leggen als schadevergoedingsmaatregel), alsmede beslissingen met betrekking tot de in beslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 24 maart 2006 in de gemeente Coevorden opzettelijk, met
voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg,
die [naam slachtoffer] vanaf Emmen gevolgd naar Coevorden en/of aldaar, bij het
(trein)station, op die [naam slachtoffer] gewacht en/of (vervolgens) toen die [naam slachtoffer] in zijn, verdachtes richting kwam, de weg versperd en/of die [naam slachtoffer] vastgepakt en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] meermalen, met kracht, met een mes, althans een scherp voorwerp in de nek en/of rug, althans het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 24 maart 2006 in de gemeente Coevorden opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer] vanaf Emmen gevolgd naar Coevorden en/of aldaar, bij het (trein)station, op die [naam slachtoffer] gewacht en/of (vervolgens) toen die [naam slachtoffer] in zijn, verdachtes richting kwam, de weg versperd en/of die [naam slachtoffer] vastgepakt en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] meermalen, met kracht, met een mes, althans een scherp voorwerp in de nek en/of rug, althans het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
hij op of omstreeks 24 maart 2006 in de gemeente Emmen en/of Coevorden, althans
het arrondissement Assen, voorhanden heeft gehad een revolver, merk Rohm, zijnde een vuurwapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III en/of een of meer busjes met daarin een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of
traanverwekkende stof, zijnde wapen(s) in de zin van de Wet Wapens en Munitie
van categorie II en/of vierentwintig (24) patronen, kaliber 4 mm, zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
BIJZONDERE BEWIJSOVERWEGINGEN
De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat -kort gezegd- verdachte van te voren niet het plan had om [naam slachtoffer] van het leven te beroven zodat niet van moord kan worden gesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte spreekt op het station in Emmen met [naam slachtoffer]. Hij wil dat zij naar het maatschappelijk werk gaat en dat ze niet gaat dealen. [naam slachtoffer] doet niet wat verdachte wil en gaat per trein naar Coevorden. Verdachte is kwaad en rijdt met hoge snelheid naar Coevorden. Bij het station in Coevorden parkeert hij zijn auto op een gebruikelijke wijze, pakt een mes uit de auto naar hij zegt om haar te dreigen zichzelf de keel door te snijden, hetgeen de rechtbank bevreemdt omdat dit, gelet op eerdere ervaringen, waarschijnlijk toch geen effect zou hebben. Hij loopt naar de automaten waar hij volgens getuigen rustig en kalm staat te wachten. Op dit moment is er naar het oordeel van de rechtbank een duidelijk moment van bezinning. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad is het voor voorbedachte raad voldoende dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis/gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat die gelegenheid slechts gedurende korte tijd zou hebben bestaan, doet daaraan niet af.
Als verdachte [naam slachtoffer] treft volgt er een woordenwisseling en steekt hij met het mes meermalen op [naam slachtoffer] in. Hierna loopt hij weg. Op dat moment weet verdachte niet of [naam slachtoffer] dood is. Na wederom een moment van beraad, zoals hiervoor genoemd, loopt verdachte terug naar [naam slachtoffer] en steekt haar met het mes in haar rug. Zelfs indien van het eerdere moment van bezinning geen sprake zou zijn geweest dan kan bij deze laatste messteek daarvan wel gesproken worden. Naar het oordeel van de rechtbank is hier dan ook sprake van moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 maart 2006 in de gemeente Coevorden opzettelijk, met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg, die [naam slachtoffer] vanaf Emmen gevolgd naar Coevorden en aldaar, bij het treinstation, op die [naam slachtoffer] gewacht en vervolgens toen die [naam slachtoffer] in zijn, verdachtes richting kwam, die [naam slachtoffer] vastgepakt en die [naam slachtoffer] meermalen, met kracht, met een mes, in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
hij op 24 maart 2006 in de gemeente Emmen en Coevorden, voorhanden heeft gehad een revolver, merk Rohm, zijnde een vuurwapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III en busjes met daarin een weerloosmakende stof, zijnde wapens in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II en vierentwintig (24) patronen, kaliber 4 mm, zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
sub 1 primair: moord, strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht;
sub 2: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar
gesteld bij artikel 55 van genoemde Wet.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
-een rapport d.d. 27 april 2006, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater;
-een rapport d.d. 6 juni 2006, opgemaakt door drs. I.E.I.M. van Eynde, klinisch psycholoog-psychotherapeut;
-een rapport d.d. 15 november 2006, opgemaakt door drs. C. Sipma, Gz-psycholoog en
-een rapport d.d. 23 november 2006, opgemaakt door S.U. Leeuwestein, forensisch psychiater.
Hoewel alle rapporten tot verschillende diagnoses komen hebben deze een aantal kernpunten gemeen. In het laatstgenoemd rapport, zijnde het meest recent en ter terechtzitting door de heer Leeuwestein toegelicht komen de gemeenschappelijke bevindingen van de deskundigen het duidelijkst naar voren. Dit rapport bevat de conclusie - zakelijk weergegeven -:
"Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis. Betrokkene heeft de neiging depressief te reageren en er is tevens sprake van alcoholabusus. Hoewel er geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, vertoont zijn persoonlijkheid wel narcistische trekken. Betrokkene heeft onder invloed van alcohol het ten laste gelegde gepleegd in een situatie dat hij zich machteloos en gekrenkt voelde. Ten tijde van het ten laste gelegde was hij reeds geruime tijd depressief. De ziekelijke stoornis beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Er bestond een oorzakelijk verband tussen zijn psychische stoornis en het delict, waarvan hij verdacht wordt; zijn depressie beïnvloedde zijn functioneren in negatieve zin en belemmerde hem het constructief oplossen van zijn problemen. Daarnaast werd zijn psychische toestand in negatieve zin bepaald door de wijze waarop hij toch al met problemen placht om te gaan, te weten ontwijken in plaats van oplossen en vergetelheid zoeken in alcohol waardoor betrokkene zich in een neerwaartse spiraal bevond. Bij betrokkene ontstonden gevoelens van hulpeloosheid en machteloosheid. Hij dreigde de greep op zijn leven te verliezen. Zijn compensatoire reddersfantasieën vermochten zijn depressiviteit en autodestructief gedrag niet op te heffen. De nacht voorafgaande aan het plegen van het delict, waarvan hij verdacht wordt, dronk hij grote hoeveelheden alcohol waardoor zijn vermogen tot het beheersen van zijn agressieve impulsen ondermijnd werden. De devaluatie van hem door het slachtoffer luxeerde bij betrokkene, bij een verminderde weerstand, ongebreidelde agressie (narcistische woede) die betrokkene niet meer kon controleren en uiteindelijk tot de fatale gebeurtenis leidde. Een en ander doet onderzoeker concluderen dat betrokkene in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht moet worden voor het ten laste gelegde, indien bewezen".
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met de conclusies van alle deskundigen die in onderhavige zaak rapportage hebben opgemaakt en maakt die tot de hare. Hierbij heeft de rechtbank de door de deskundige J.A.W.M. Weijzen ter terechtzitting gegeven uitleg betrokken.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in (licht) verminderde mate.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 maart 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld;
- het rapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 27 november 2006.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank nog het volgende.
Gelet op de aard van de stoornis van verdachte in deze bijzondere constellatie en de door de deskundigen als gering in te schatten recidivekans, acht de rechtbank het niet passend terbeschikkingstelling op te leggen, waarbij de rechtbank in ogenschouw neemt dat de wet niet toelaat een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen bij een langere vrijheidsstraf dan drie jaar.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langer dan drie jaren geboden is. De rechtbank zal echter qua duur van de straf substantieel afwijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd omdat zij, hoe gruwelijk het onder 1 bewezen verklaarde feit ook is, aanzienlijk gewicht toekent aan de relationele en emotionele omstandigheden die vooraf zijn gegaan en aanleiding hebben gegeven tot de uiteindelijke daad van de verdachte. Verdachte is in zijn streven [naam slachtoffer] te helpen van de drugs af te komen, steeds meer afhankelijk van haar geworden en kon zich niet meer aan haar onttrekken. [naam slachtoffer] maakte functioneel gebruik casu quo misbruik van hem. Hoewel juridisch sprake is van moord is geen sprake van een berekende en min of meer langdurige voorbereiding. De rollen die het slachtoffer en de dader daarin hebben gespeeld alsmede de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, zijn voor de rechtbank redenen de duur van de gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf aanzienlijk te matigen.
MOTIVERING VAN DE MAATREGEL ONTTREKKING AAN HET VERKEER
De rechtbank acht de in beslag genomen 3 hashpijpen, 1 gripzakje weed en 1 gripzakje hashish vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit sub 1 primair en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. De in beslag genomen revolver, kleur zwart, RG 4mm, 25 patronen, 4mm en 2 pepperspray protect acht de rechtbank eveneens vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen verklaarde feit sub 2 is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag niet weersproken en voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige, te weten een bedrag van euro 243,12 in verband met begeleiding/coach administratie, zal de vordering worden afgewezen nu deze kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot het sub 1 primair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens de nabestaanden van het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de nabestaanden van het slachtoffer.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de
verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van ACHT jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
3 hashpijpen, 1 gripzakje weed, 1 gripzakje hashish, 1 revolver, kleur zwart, RG 4mm, 25 patronen, 4 mm en 2 pepperspray Protect.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
1 GSM, 2 sokken, 2 schoenen OUTDOOR, 1 shirt IDENTIC, 1 vest VAN VAAN fleece, 1 jas, kleur zwart/wit JET SET houthakker, 1 riem, 1 tas, kleur zwart UMBRO, 1 doosje met 5 pakjes pijpfilters en 2 ventielen navulgas, 1 schaal, kleur wit, 1 gasfles, 1 brander, kleur koper, 1 fluwelen tas met schoonmaakartikelen, pijp en 3 lepeltjes, 1 mondstuk hashpijp, 1 weedkruimelaar, 1 zakmes, 2 gripzakjes, 1 glazen pijp, 1 aansteker, kleur zwart, 1 koperen pot, 1 aansteker, kleur groen, 1 glazen pijpen kopje, 1 blik met scheermesje ROTERDON, 1 NS 2e klas treinkaart DX868799 enkele reis Emmen-Coevorden dd 24 maart 2006 en 1 SIM-kaart, kleur rood serienummer 10051365541154.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van euro 3.067,42 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst het overig gevorderde af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [naam nabestaande van het slachtoffer], een bedrag van euro 3.067,42 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 61 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de nabestaanden van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. G. Kaaij, rechters in tegenwoordigheid van E.W. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 december 2006, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.