STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1982,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgehad op 28 november 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- een geldboete van 500,-- euro subsidiair 10 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 13 november 2004 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Stationsweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat hij
roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
is geweest, aangezien hij ondermeer ter hoogte van een voor hem links aan die weg gelegen inrit naar links is afgeslagen, op een moment, dat de bestuurder van een hem over die weg tegemoetkomende bromfiets/scooter hem, verdachte, (zeer) dicht was genaderd ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en de tegemoetkomende scooter, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2004 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, als
bestuurder van een motorvoertuig (auto) op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Stationsweg, bij het afslaan naar links, teneinde een voor
hem links aan die weg gelegen inrit in te rijden, de bestuurder van een hem op
dezelfde weg tegemoetkomende bromfiets/scooter niet heeft laten voorgaan ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en de tegemoetkomende scooter, waarbij letsel aan die bestuurder van die bromfiets/scooter is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de politie dusdanig summier is geweest dat de rechtbank op grond van de beschikbare gegevens niet tot de conclusie kan komen dat er sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte dient dan ook van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 november 2004 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, als bestuurder van een motorvoertuig (auto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Stationsweg, bij het afslaan naar links, teneinde een voor hem links aan die weg gelegen inrit in te rijden, de bestuurder van een hem op dezelfde weg tegemoetkomende scooter niet heeft laten voorgaan ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en de tegemoetkomende scooter, waarbij letsel aan die bestuurder van die scooter is ontstaan.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 18, lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, strafbaar gesteld bij artikel 92 van genoemd Reglement.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 8 augustus 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met de positieve houding van verdachte direct na het ongeval en in een later stadium waarin hij contact met het slachtoffer heeft gelegd.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit, zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geldboete ten bedrage van 250,00 euro met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 5 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank bepaalt dat verdachte genoemde geldboete mag betalen in vijf éénmaandelijkse termijnen van 50,00 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. G. Kaaij, rechters in tegenwoordigheid van E.W. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 december 2006, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.