ECLI:NL:RBASS:2006:AZ3276
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.L. Stuiver
- J.J. Schoemaker
- M.R.M. Beaumont
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering wegens wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt
In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 28 november 2006 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die door de officier van justitie was ingediend. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie stelde dat de verdachte een bedrag van 488.230,43 euro aan de Staat moest betalen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de vordering voor de periode van 1995 tot en met 2000 niet ontvankelijk was, omdat deze te laat was ingediend, namelijk ruim na de termijn van twee jaar na de uitspraak. De rechtbank heeft de vordering dus afgewezen voor deze periode.
De rechtbank heeft vervolgens de bewijsstukken beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot 1 november 2003 wederrechtelijk voordeel heeft genoten door het telen van hennep. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op 61.723 euro. Dit bedrag is berekend op basis van de omzet en inkoopprijs van de hennep, evenals de koerierskosten. De rechtbank heeft de berekening van de officier van justitie gevolgd, met uitzondering van enkele kosten die niet gespecificeerd waren.
De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer, onder leiding van voorzitter mr. H.L. Stuiver, en de rechters mr. J.J. Schoemaker en mr. M.R.M. Beaumont, in aanwezigheid van griffier D.C. Witvoet.