ECLI:NL:RBASS:2006:AZ2079

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
14 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/605410-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door grove schuld van bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 14 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een verkeersongeval op 24 oktober 2005 te Barger-Compascuum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat dit heeft geleid tot een aan zijn grove schuld te wijten verkeersongeval, waarbij een andere verkeersdeelnemer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie, mr. G.C. Bruins Slot, vorderde een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.

Tijdens de zitting op 31 oktober 2006 is de verdachte verschenen en zijn de tenlastelegging en de bewijsconstructie besproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte op het moment van het ongeval roekeloos en onvoorzichtig heeft gehandeld door met een te hoge snelheid een rood verkeerslicht te negeren, wat resulteerde in een aanrijding met een andere auto. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn genoemd, als redengevend voor de bewezenverklaring beschouwd.

De rechtbank heeft het bewezen verklaarde gekwalificeerd als een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij lichamelijk letsel aan een ander is toegebracht, en heeft de verdachte strafbaar verklaard. Bij de strafmotivering heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 70 dagen zal worden opgelegd. Tevens is de verdachte voor twaalf maanden de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1965,
wonende te [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 31 oktober 2006.
De verdachte is verschenen.
De officier van justitie mr. G.C. Bruins Slot acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 100 uur werkstraf subsidiair 50 dagen hechtenis en twaalf maanden voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen met een proeftijd van twee jaren.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 24 oktober 2005 te Barger-Compascuum, gemeente Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Verlengde Oosterdiep OZ zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl het nacht/duister/schemerig was,
met een te hoge en/of nagenoeg onverminderde snelheid, de kruising/het splitsingsvlak tussen de weg Verlengde Oosterdiep OZ en de weg Postweg, terwijl het aldaar aanwezige en/of voor die kruising/dat splitsingsvlak bestemde verkeerslicht, bestemd voor de rijbaan waarop verdachte reed, (reeds enige tijd) rood licht uitstraalde, op te rijden,
op een moment dat een over die Postweg rijdende en/of gezien verdachtes rijrichting, van links komende personenauto, hem, verdachte, op die kruising/dat splitsingsvlak dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde voertuig en/of die
personenauto, waardoor een ander, te weten de bestuurder van die personenauto, (genaamd [naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 24 oktober 2005 te Barger-Compascuum, gemeente Emmen, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
Verlengde Oosterdiep, terwijl het nacht/duister/schemerig was, met een te hoge en/of nagenoeg onverminderde snelheid, de kruising/het splitsingsvlak tussen de weg Verlengde Oosterdiep OZ en de weg Postweg, terwijl het aldaar aanwezige en/of voor die kruising/dat splitsingsvlak bestemde verkeerslicht, bestemd voor de rijstrook waarop verdachte reed, (reeds enige tijd) rood licht uitstraalde,is opgereden, op een moment dat een over die Postweg rijdende en/of gezien verdachtes rijrichting, van links komende personenauto, hem, verdachte, op die kruising/dat splitsingsvlak dicht was genaderd,
waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde voertuig en/of die personenauto, waarbij de bestuurder van die personenauto (genaamd [naam slachtoffer]) ernstig gewond is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 24 oktober 2005 te Barger-Compascuum, gemeente Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Verlengde Oosterdiep OZ zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend, terwijl het duister was, met een te hoge en nagenoeg onverminderde snelheid, de kruising/het splitsingsvlak tussen de weg Verlengde Oosterdiep OZ en de weg Postweg, terwijl het aldaar aanwezige en voor die kruising/dat splitsingsvlak bestemde verkeerslicht, bestemd voor de rijbaan waarop verdachte reed, reeds enige tijd rood licht uitstraalde, op te rijden, op een moment dat een over die Postweg rijdende en gezien verdachtes rijrichting, van links komende personenauto, hem, verdachte, op die kruising/dat splitsingsvlak dicht was genaderd, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde voertuig en die personenauto, waardoor een ander, te weten de bestuurder van die personenauto, (genaamd [naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel en zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen
documentatieregister d.d. 4 april 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter
zake van verkeersmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn grove schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Er is derhalve sprake van een grove verkeersfout met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, die is bedreigd met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie (artikel 175, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994) en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor ten hoogste vijf jaren (artikel 179, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994).
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten voor de straftoemeting bij grove overtredingen van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 met zwaar lichamelijk letsel in aanmerking genomen. Deze luiden: een gevangenisstraf van twee maanden en één jaar ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Artikel 9, tweede lid Sr geeft de rechter de vrijheid in plaats van een vrijheidsstraf een taakstraf op te leggen.
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen en, zoals hieronder nader zal worden overwogen, een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een taakstraf van 100 uur, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Daarom zal de rechtbank aan verdachte, naast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, een taakstraf van na te noemen aantal uren opleggen.
MOTIVERING ONTZEGGING VAN DE RIJBEVOEGDHEID
De rechtbank is van oordeel dat aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd omdat de verdachte, als verkeersdeelnemer, een aan zijn schuld te wijten ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Door de verdachte is aangevoerd dat een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid hem onevenredig zwaar zal treffen omdat hij zijn rijbewijs voor zijn beroepsuitoefening nodig heeft en hij in geval van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zijn werk niet zal kunnen verrichten.
In de gegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte onevenredig zwaar in zijn belangen zou worden getroffen door een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat zij zal volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te noemen duur.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit 140 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van twaalf maanden, maar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de hiervoor bepaalde proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 14 november 2006.-