ECLI:NL:RBASS:2006:AZ1691

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
7 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830117-06
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.E. Münzebrock
  • J.J. Schoemaker
  • H. de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige in autobus

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 7 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.M. Bierens, en het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 24 oktober 2006. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 11 maart 2006 in een autobus, waar de verdachte met het slachtoffer, een meisje van twaalf jaar, buiten echt ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had kunnen weten dat het slachtoffer jonger was dan zestien jaren, aangezien hij enige tijd met haar had gesproken en haar leeftijd had kunnen inschatten. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte verwijtbaar had gehandeld.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank kwalificeerde de bewezenverklaring als het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de zestien jaar, zoals strafbaar gesteld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren en achtte de verdachte strafbaar.

Bij de strafmotivering hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en stelde bijzondere voorwaarden aan de verdachte. Daarnaast werd een taakstraf opgelegd, bestaande uit 120 uren werkstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde werkstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1986,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 oktober 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
De officier van justitie mr. G.C. Bruins-Slot acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* vrijspraak primair ten laste gelegde;
* 120 uren werkstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis;
* 1 maand gevangenisstraf, voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren, met bijzondere voorwaarden.
1. TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 11 maart 2006, in een autobus, rijdend op het traject Nieuw-Amsterdam naar Coevorden, althans in de gemeente Emmen en/of in de gemeente Coevorden, met [naam slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte een of meer van zijn, verdachte's, vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer] gedaan/geduwd en/of de vagina, althans de schaamstreek van die [naam slachtoffer] betast;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 11 maart 2006, in een autobus, rijdend op het traject Nieuw-Amsterdam naar Coevorden, althans in de gemeente Emmen en/of in de gemeente Coevorden, met [naam slachtoffer],
- van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en/of
- die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de vagina, althans de schaamstreek van die [naam slachtoffer] en/of het duwen/brengen van een van zijn, verdachte's vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer];
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Tengevolge van een kennelijke omissie ontbreken in het subsidiair ten laste gelegde in de zevende regel de woorden "buiten echt". Nu deze woorden wel in het primair ten laste gelegde zijn opgenomen leest de rechtbank bedoelde woorden alsnog in. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
3. BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
4. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 maart 2006, in een autobus, rijdend op het traject Nieuw-Amsterdam naar Coevorden, met [naam slachtoffer],
- die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de schaamstreek van die [naam slachtoffer];
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
5. KWALIFICATIE
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
6. STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
7. STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- dat niet is gebleken dat verdachte eerder terzake misdrijven is veroordeeld;
- de rapportage van de reclassering.
Na een schoolfeest in Nieuw-Amsterdam gaat verdachte met zijn vrienden in de bus terug naar Coevorden. Verdachte neemt plaats op de achterbank en komt in gesprek met het slachtoffer [naam slachtoffer] die voor hem zit. [naam slachtoffer] komt op een gegeven moment bij verdachte zitten en er wordt gezoend tussen [naam slachtoffer] en verdachte. Ook vinden direct daarna openlijk de handelingen plaats zoals die in de bewezenverklaring zijn omschreven. Deze gebeurtenissen worden door vrienden van verdachte gefilmd, ook anderen hebben een en ander waargenomen en rondverteld. Verdachte heeft dit aan zichzelf te wijten en tegelijk het slachtoffer overgeleverd aan de omgeving. Voorts dient niet onvermeld te blijven dat zowel verdachte als [naam slachtoffer] alcohol hadden gedronken.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte (hoewel de wet geen schuld vereist ten aanzien van de leeftijd ) kunnen weten dat [naam slachtoffer] jonger was dan zestien jaren. Hij heeft immers enige tijd met haar gesproken en had toen kunnen inschatten wat haar leeftijd zou kunnen zijn. Door dat na te laten heeft verdachte verwijtbaar gehandeld
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is met daaraan gekoppeld na te noemen bijzondere voorwaarde.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf, bestaande uit de werkstraf en een tweetal leerstraffen op zijn plaats.
8. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
9. BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van EEN MAAND geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen en/of de Verslavingszorg Noord Nederland, afdeling reclassering, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede kan inhouden dat veroordeelde zich onder behandeling van de AFPN zal laten stellen, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Een taakstraf bestaande uit een combinatie van
- 58 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid en
- 62 uren leerstraf, zijnde het volgen van twee leerprojecten, inhoudende een individuele sociale vaardigheidstraining van 22 uren en een dader-slachtoffer programma van 40 uren,
met bevel dat, voor het geval de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 29 dagen zal worden toegepast en dat, voor het geval de verdachte de leerstraffen niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van respectievelijk 11 en 20 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. H. de Wit, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 07 november 2006.