ECLI:NL:RBASS:2006:AZ0266

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830067-05
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijk leidinggeven aan verboden gedragingen in coffeeshop met softdrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 10 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar echtgenoot de enige bestuursleden was van de Coöperatieve Horecaexploitatievereniging Emmen U.A., die de coffeeshop The Fat Man exploiteerde. De tenlastelegging betrof het opzettelijk verkopen, afleveren en voorhanden hebben van grote hoeveelheden hennep en hasjiesj in de periode van 1 december 2000 tot en met 7 december 2004. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar echtgenoot feitelijk leidinggevenden waren en dat zij geen maatregelen hebben genomen om de verboden gedragingen te voorkomen, ondanks hun formele zeggenschap en dagelijkse aanwezigheid in de coffeeshop.

Tijdens de zitting op 26 september 2006 heeft de officier van justitie een geldboete van € 75.000,-- geëist. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde en heeft haar vrijgesproken van het meer of anders tenlastegelegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 60 uren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig bewijs was voor de aanwezigheid van grote hoeveelheden softdrugs in de coffeeshop, maar dat de verdachte en haar echtgenoot wel verantwoordelijk waren voor de aanwezigheid van de drugs die op 7 december 2004 in de coffeeshop zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de tenlastelegging in het kader van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht beoordeeld en de verdachte uiteindelijk strafbaar verklaard voor het feitelijk leidinggeven aan de verboden gedragingen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1969,
wonende [adres verdachte]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 26 september 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Veldman, advocaat te Peize.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank zal opleggen een geldboete ten bedrage van ?.75.000,--.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
de Coöperatieve Horecaexploitatievereniging Emmen U.A., al dan niet handelende onder de naam (Coffeeshop) The Fat Man, op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 december 2000 tot en met 7 december 2004 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of voorhanden gehad, (grote) hoeveelheden hennep (tenminste ongeveer 63 kilogram) en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd)(tenminste ongeveer 12 kilogram), in ieder geval meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot welk(e) feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
zij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 december 2000 tot en met 7 december 2004 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of voorhanden gehad, (grote) hoeveelheden hennep (tenminste ongeveer 63 kilogram) en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd)(tenminste ongeveer 12 kilogram), in ieder geval meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
de Coöperatieve Horecaexploitatievereniging Emmen U.A., handelende onder de naam (Coffeeshop) The Fat Man, op 7 december 2004 in de gemeente Emmen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft voorhanden gehad hennep
(ongeveer 15 kilogram) en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) ongeveer 2 kilogram, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, aan welke verboden gedragingen zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De raadsman heeft betoogd dat vrijspraak van het primair ten laste gelegde zou moeten volgen, omdat verdachte geen opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan verboden gedragingen in de coffeeshop, zodat er geen sprake is van functioneel daderschap. Volgens de raadsman was zijn cliënte niet op de hoogte van wat er in de coffeeshop gebeurde en zou de bedrijfsleider de zaak geheel zelfstandig hebben gerund en volledig verantwoordelijk zijn geweest voor de gang van zaken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte en haar echtgenoot waren in de periode waarop de tenlastelegging betrekking heeft de twee enige bestuursleden van de vereniging die de coffeeshop exploiteerde. Zij waren uit dien hoofde de leidinggevenden en bezaten formele zeggenschap over alles wat er gebeurde in de coffeeshop. Verdachte was ook vrijwel dagelijks in de coffeeshop aanwezig. Verdachte en haar echtgenoot kunnen worden aangemerkt als feitelijk leidinggevenden aan de verboden gedragingen, omdat zij door geen maatregelen te nemen ter voorkoming daarvan, hoewel zij hiertoe bevoegd en redelijkerwijze gehouden waren, de bewuste kans hebben aanvaard dat de verboden gedragingen zich voor zouden doen.
Voorts overweegt de rechtbank dat op basis van de beschikbare bewijsmiddelen verdachte en haar echtgenoot als feitelijk leidinggevenden slechts verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de aanwezigheid van de (grote) hoeveelheden soft drugs die op 7 december 2004 in het pand van de coffeeshop zijn aangetroffen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat van de drugs die in het pand van de bedrijfsleider zijn gevonden niet is komen vast te staan, dat die tot de voorraad van de coffeeshop moeten worden gerekend.
Evenmin deelt de rechtbank de visie van de officier dat er wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het in de periode waarop de tenlastelegging betrekking heeft, vaker is voorgekomen dat er in de coffeeshop grote hoeveelheden softdrugs aanwezig zijn geweest. Weliswaar is komen vast te staan dat er regelmatig of wellicht zelfs doorgaans meer voorraad aanwezig was dan de 500 gram die op grond van het gedoogbeleid was toegestaan, maar niet dat het ooit ging om een voorraad vergelijkbaar, of althans enigszins vergelijkbaar met die welke op 7 december 2004 is aangetroffen. De rechtbank tekent hierbij aan dat zij in het kader van de gebezigde tenlastelegging een partij van bijvoorbeeld 1 of 2 kg niet als een grote partij kan aanmerken.
KWALIFICATIE
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl zij feitelijke leiding heeft gegeven aan deze verboden gedraging.
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet juncto artikel 51 van het
Wetboek van Strafrecht;
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank omtrent de persoon van de verdachte is gebleken;
- het requisitoir van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van verdachte;
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit, zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren
een taakstraf bestaande uit 60 uren uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. G. Kaaij, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 oktober 2006, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.